Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN

Het Roomsche of Papale stelsel

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. te B. vraagt of er nog andere kerkstelsels zijn dan het Independentische stelsel, waarover in de vorige Saambinder werd geschreven, en welke dat dan zijn.
J. zal bedoelen stelsels van kerkregeering. Wij onderscheiden:

1. het Roomsche of Papale;
2. het Luthersche of Territoriale;
3. het Independentische;
4. het Collegiale;
5. het Gereformeerde of Presbytriale stelsel.
Van elk een kort woord.

Dit stelsel van kerkregeering gaat uit van de eenheid der zichtbare wereld-kerk. Rome maakt en kent alleen de zichtbare kerk. Zij maakt die los van alle nationale grenzen en kent slechts één groot heilsinstituut. Een uitwendige eenheid, die alle onderscheid van taal nationale schakeering opheft, door de invoering van één kerkelijke taal, n.l. het Latijn en door het aanstellen van één regeerder, n.l. den paus
Dit voert noodzakelijk tot het scheppen van twee standen: geestelijken en leeken.
Geen leden, maar leeken kent Rome, want de gemeene leden der kerk zijn dan onmondig verklaard. Van een ambt der geloovigen is bij Rome geen sprake. Bij de geestelijken berust alle gezag. Zij vertegenwoordigen de kerk, geheel en al. Door dit onmondig verklaren van de leden wil Rome alleen de eenheid van de (zichtbare) kerk handhaven. Immers toch niet den leek, maar wel de geestelijkheid kan men buiten het nationaal en huiselijk verband plaatsen, vooral door invoering van den ongehuwden staat.
De geestelijken vormen een afzonderlijken stand, die uitsluitend voor de kerk leeft en de wereldkerk in het leven roept. Het gevolg hiervan is, dat Rome de macht der kerk legt in handen van den paus.
Het kostte in den beginne den paus een zwaren strijd, alle macht aan zich te trekken, maar de consequentie van het aanvaarde, valsche beginsel deed hem zegevieren. Het Concilie van Trente vroeg om de pauselijke bekrachtiging zijner besluiten en legde elk priester den eed van gehoorzaamheid aan den paus op, als aan den stedehouder van Christus.
Bij een verzameling van bisschoppen uit alle landen, kwam steeds nog weder nationale onderscheiding uit; alleen in den eenen paus valt alle onderscheid weg. De eenheid der wereldkerk noopt tot het absolute, pauselijke gezag. Maar dan moet de heerschappij zich ook verheffen boven alle monarchie. Deze bepaalt zich immers tot een land en volk? Het gezag des pausen vordert de heerschappij over alle vorsten en overheden. Zoo eigent zich de paus twee zwaarden toe: het geestelijk en het wereldlijk zwaard, en vestigt het Roomsche stelsel de opperheerschappij van de kerk over den Staat.
Dit Roomsche stelsel is en blijft voor elk land een gevaar. De gehoorzaamheid aan den paus staat boven die van den vorst.
Een volgend maal D.V. iets over het Luthersche stelsel.

B. te R. vraagt naar de beteekenis van de tijden genoemd in Hand. 3:19:
„Betert u dan en bekeert u, opdat uw zonden mogen uitgewischt worden, wanneer de tijden der verkoeling zullen gekomen zijn, van het aangezicht des Heeren".
Nadat aan den kreupel-geborene het groote wonder der genezing is geschied, in den naam van den Heere Jezus, predikt Petrus de schuld van het volk, begaan in de verwerping en kruisiging van Christus en Diens opstanding uit den dood. Die prediking dringt de Apostel aan met de noodzakelijkheid van bekeering, terwijl het nog het heden der genade is.
De tijden der verkoeling zijn alzoo tijden van verademing. Zij staan tegen de hitte van Gods toorn, die in benauwdheid en verdrukking en in het eeuwig oordeel branden zal. Men leze b.v. Ps. 34:17, Ps. 21:10. In meer dan een opzicht brandde des Heeren toornig aangezicht. De verwoesting van Jeruzalem stond voor de deur. Al is alreede de bijl aan den wortel van den boom gelegd. De tijden van verkoeling, zouden met het op die naderende verwoesting zien op het uitstel dat de Heere nog gaf. De Heere Jezus sprak van die tijden als van „hun dag", zeggende: „Och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uwen dag, hetgeen tot uw vrede dient". Zoo past het woord van Petrus ook op onze bange tijden, en voor ieder mensch persoonlijk op den tijd zijner bekeering.
Petrus brengt die tijden van verkoeling in verband met de komst des Heeren, zeggend in vers 20: „En Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, Die u tevoren gepredikt is". Hij is gekomen in het vleesch; Hij zal komen op de wolken des hemels. De dag der eeuwige verlossing zal dan aanbreken; uit alle benauwdheid en verdrukking en strijd zullen dan Gods kinderen worden verlost. De tijden der verkoeling zijn gekomen. Die tijden dus zien op de wederkomst van Christus ten oordeel.

D. te R. vraagt of in de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten de veronderstelde wedergeboorte geleerd wordt of niet? Hfdst. I:17.
Wel neen! Lees maar.
Het bedoelde Artikel luidt als volgt:
Nademaal wij van den wille Gods uit Zijn Woord moeten oordeelen, hetwelk getuigt, dat de kinderen der geloovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, in hetwelk zij met hun ouders begrepen zijn, zoo moeten de godzalige ouders niet twijfelen aan de verkiezing en de zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindschheid uit dit leven wegneemt. Gen. 17:7, Hand. 2:39, 1 Oor. 7:14.

Beteekent nu dit artikel dat elk kind, dat jong sterft, hoofd voor hoofd zalig is? Het is de strekking van dit artikel niet, dit te stellen. Wat dan?
Om de uitspraak der groote Dordtsche Synode wel te verstaan, bedenke men allereerst, dat de strijd gevoerd werd tegende Remonstranten. Deze leerden de souvereine verkiezing Gods, naar Zijn welbehagen. Zij spraken van een verkiezing om voorgezien geloof en goede werken. En op dien valschen grond besloot de Remonstrantsche predikant Grevinchove: „Geen jongen kinderen komt de verkiezing toe, overmits zij geen voorgezien geloof hebben". Van de kinderen is noch verkiezing, noch verwerping, zoo heette het.
Tegen deze stelling in betrekking de kinderen kwamen de Dordtsche Godgeleerden eenparig op, zoowel de Buitenlandsche , als de Nederlandsche. Zij stelden vast, dat er een verkiezing van jonge kinderen was en wezen de beschuldiging af, alsof de Gereformeerde leer een zoo onbarmhartige leer was, dat zij de jonge kinderen maar verdoemde. Integendeel, de Godzalige ouders, zoo sprak Dordt, moeten niet twijfelen aan de verkiezing en zaligheid hunner kinderen, welke God in hun kindschheid uit dit leven wegneemt. Zoowel als volwassenen, zijn ook kinderkens uitverkoren. Duidelijk om maar één der vele getuigen bij te brengen, spraken de broederen van Utrecht:
„Indien daar geen verkiezing is van jonge kinderen, zoo is voor dezelve ook geen belofte der zaligheid, noch zaligheid. Want de zaligheid en de belofte er van, is nergens anders uit, dan uit de verkiezing tot zaligheid. Nu, aan de jonge kinderen behoort de belofte: Ik ben God en uws zaads God. Ulieden en uwen kinderen is de belofte gedaan. Uw kinderen zijn heilig. En hun behoort ook de zaligheid. Laat ze tot Mij komen, want het Rijk der hemelen behoort hun toe. Derhalve, enz.
Indien de verkiezing behoort tot de jonge kinderen, zoo behoort ook tot de jonge kinderen de verwerping; zulks bewijst de verwerping van Ezau, zijnde een jong kind, ja nog niet geboren. Welk voorbeeld de Apostel voorbrengt om daarmede de algemeene leer der verwerping Gods te bewijzen, nemende zijn gevolg van een bijzonder voorbeeld tot bewijs van de waarheid derzelve in het algemeen; gelijkerwijs hij ook de leer van de verkiezing Gods bevestigt met het voorbeeld van Jacob, mede zijnde nog een jong kind, en alsnog niet geboren".
Des gelijks spraken die van Overijssel: „De verkiezing en verwerping heeft ook plaats in de jonge kinderen".
Er is dus, zoo stelden de Hervormers duidelijk en klaar op grond van Gods Woord beide een verkiezing en verwerping van jonge kinderen. Dat stelden zij tegen de Remonstranten in de Synode die het Artikel opstelde, boven genoemd. Maar een veronderstelde wedergeboorte is in dit artikel niet geleerd, noch dat elk jong stervend kind zalig is. Wie er meer van lezen wil, zie de Acta der Nationale Synoden van Dordrecht 1618—1619.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 juni 1932

De Saambinder | 4 Pagina's

VRAGEN

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 juni 1932

De Saambinder | 4 Pagina's