Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke zegeningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke zegeningen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Ik zal ze wederbrengen uit Egypteland en Ik zal ze vergaderen uit Assyrië en Ik zal ze in het land van Gilead en Libanon brengen, maar het zal niet genoeg wezen. Zach. 10 : 10.

De profeet verklaart thans, waardoor het mogelijk zijn zal, dat Israël’s overblijfsel zal vermenigvuldigen zóó, dat dit volk onder de Heidenen als een. goed zaad zal gestrooid worden. De Heere zal ze wederbrengen uit Egypte en vergaderen uit Assyrië.
Egypte was het land van Israëls dienstbaarheid; het land der schaduwen des doods. Farao legde het op den ondergang van het volk aan. Niet alleen werd Jacobs nageslacht met harde dienstbaarheid beladen, maar toen desniettegenstaande het volk toch vermeerderde, werd bevel gegeven, dat alle knechtskens, den Israëliet geboren, verdronken moesten worden in den Nijl. De bijl was aan den wortel van Israëls volksbestaan gelegd. Welhaast zou dat volk niet meer zijn. Maar toen stond de Heere op. Hij verloste Zijn volk door het bloed des Lams. Teekenen noch oordeelen vermochten het hart van Farao te breken. Maar het bloed, dat gestreken werd aan den bovendorpel en aan de posten van de woningen der Israëlieten deed het volk uitgaan met haast en maakte het vrij. De fundamenten der aarde werden bloot gelegd; de wateren der zee stonden als twee muren, en het volk trok door de Roode Zee, waarin Farao met zijn heir verdronk. In één woord gezegd, de verlossing uit Egypte was Gods genadewerk, gewrocht om het bloed des Lams. Israël zelf stond zijn verlossing tegen; was er blind voor, dat God die in Mozes bereidde. Toen deze den Israëliet beschermde en wreekte dengene wien overlast geschiedde en den Egyptenaar versloeg, en meende dat zijn broederen zouden verstaan, dat God door Zijn hand hun verlossing geven zou, hebben zij het niet verstaan. (Hand. 7: 25). Niet aan zichzelf had Israël de verlossing te danken. Zij was geheel en al het werk Gods, naar Zijn eeuwig welbehagen volbracht in Christus Jezus. Zij was het werk van Hem, Die naar Zijn uitverkorenen omziet, als deze naar Hem niet omzien; van Hem, Die Zijn volk redt van het verderf en trekt met koorden van goedertierenheid.
En zoo nu was ook de vergadering uit Assyrië. Naar dat land waren de Tien stammen weggevoerd. Aan die Tien stammen echter wordt door den profeet niet alleen gedacht. Onder Assyrië is niet bloot het land van Assur te verstaan, doch al wat Jacobs huis ter gevangenis diende. Ook Babel dus. Daaruit had de getrouwe Verbonds-God Zijn volk opgevoerd door de hand van Cores, Zijn knecht en door Zerubbabel en Jozua. Ook bij die verlossing stond het volk het terugkeeren naar Juda tegen. Een deel bleef in Babel achter. De rust die verkregen was; de huizen die aldaar gebouwd waren bekoorden meer dan het land, dat door den vijand verwoest was. Blind voor de gunste Gods; koud voor de liefde Gods; onverschillig voor de trouwe Gods, bleef het verstokte volk achter in Babel. Hui, hui! vliedt toch uit het Noorderland! Zoo riep de Heere het Gods genade miskennende volk toe. Ook het vergaderen uit Assyrië was het werk Gods. De Heere verwekte Cores, Zijn knecht; om Zijn werk te doen ter vergadering van de verstrooide stammen Israëls. De Heere opende de gevangenis; Hij verzoende de schuld en dreef de wederspannigen uit. Hij zal naar den trouw van Zijn verbond met Zijn volk handelen. Ook al viel het vleeschelijk Israël Weg, de Heere zal het geestelijk zaad behouden. Of meent gij, dat de Profeet het behoud van het uitwendig Israël op het oog heeft? Zouden de dagen zijn voorzegd, dat het natuurlijk geslacht van Jacob wederkomen zal uit alle landen, waarheen zij verdreven zijn en wonen in het land Kanaäns? Zal het „land der belofte” bevrijd worden eens nog van de moordende overheersching van den Turk? Bij den Heere zijn alle dingen mogelijk. Het overblijfsel van Israël is er, ook naar het vleesch, tot op den huidigen dag. Maar wat ook geschieden moge, zelfs al zou een Joden-natie worden gesticht met een eigen koning en in een eigen land, nooit en nimmer zal ’t Israël der schaduwen weder opstaan; nooit en nimmer zal meer een koning zitten op den troon van David, die de heerschappij van Christus afschaduwen zal. Het typische; het ceremonieele is voorbij; het voorhangsel is gescheurd van boven tot beneden en zal nimmermeer geheeld worden. Geen tempel meer; geen Priesterdienst; als onder den ouden dag; maar dan ook geen schaduwachtig volk meer met een schaduwachtig Koning in een schaduwachtig land. En al verkreeg Israël een eigen volksbestaan, dan nog ware het krachtens dat bestaan niet meer dan eenige andere natie. De beloften Gods aangaande het wederbrengen en vergaderen van Israëls stammen hebben dan ook een veel diepere beteekenis, dan het saambrengen der Joden uit alle landen der wereld. Die beloften zien op de geestelijke verlossing der uitverkorenen en zijn de onderpanden van Gods trouw aan de Zijnen.
Zijn uitverkoren volk wordt wedergebracht uit Egypte. Daar woont het van nature, opgeschreven voor den dood. Met alle menschen zijn ook de uitverkorenen kinderen des toorns van nature. Ook zij wandelen op den weg ten eeuwige verderve. Verlossing is voor hen alleen teweeggebracht door het Lam, dat geslacht is van de grondlegging der wereld. Dat Lam, naar Gods raad geslacht in het eeuwig Verbond in de eeuwigheid gesloten, heeft Zijn bloed gestort op Golgotha. Daardoor is de wet van haar vloek ontwapend en de uitverkoren zondaar met God verzoend. Het bloed van het Lam Gods alleen neemt de zonden der wereld weg. Geen werk, hoe groot en wonderlijk ook buiten de verlossing in Christus, kan ons vrijmaken van den dood. O, hoe zeer is te vreezen, dat duizenden en nog eens duizenden op een zandgrond bouwen, die eens bezwijken kan. Onze beste werken zijn als een wegwerpelijk kleed en onze gerechtigheden voeren ons henenweg als een wind. En ook een gevoelige consciëntie, een bewogen gemoed biedt geen vastheid voor de zaligheid. Ook Orpa schreide en de dag der eeuwigheid zal verklaren hoevelen met tranen in het oog zich van God en Zijn volk hebben afgewend en van hen eeuwig zullen gescheiden zijn in de plaats die brand van vuur en sulfer. Het bloed des Lams moet aan onze zielen gestreken worden. Alleen daardoor komt Gods volk vrij. Wij hebben een Borg voor onze zielen noodig. O, dat wij het elkander toch voorhouden, dat elk mensch buiten Christus eeuwig omkomt. Dat is het wonder van Gods genade. Hij vergadert Zijn volk door het bloed des Lams. Daarin ziet Hij Zijn kerk aan als zij nog dood is in de zonde en de misdaden. In dat bloed begiftigt Hij dat volk met Zijnen Geest, Die levend maakt en met al de weldaden van het Verbond der Genade. Hij overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel; Hij maakt het leven in Egypte onmogelijk, anders zou dat volk nooit om verlossing roepen; Hij leidt dat blinde en dwaze volk, dat zijn verlossing zelf tegen staat, tot Christus en doet Hem kennen tot zaligheid. Ja, Hij geeft een pad door de zee en een weg in de woestijn. Dat alles is Gods werk. Niet een van Gods uitverkorenen blijft er vreemdeling van. Onze vaderen getuigen van dat werk en onze nageslachten zullen het ervaren. Hoezeer Gods volk in de donkerste tijden ook verstrooid wordt, en welk een donkerheid ook over het werk van Gods handen komen moge, de Heere zal Zijn volk en erfdeel niet begeven. Hij blijft de Getrouwe en Onveranderlijke. Hij voerde uit Egypte en vergaderde uit Assyrië. Alzoo zal Hij doen, de wentelende eeuwen door. Zelfs de ontrouw van Zijn volk zal Zijn trouw niet te niet doen. Dat is de groote belofte Gods aan Zijn volk. Hij zal Zijne Kerk onderhouden en geen klauw zal achterblijven. Hij zal de onderdrukkers verdoen, Die tot Johannes sprak: „Vrees niet. Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef; en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen! En Ik heb de sleutelen der hel en des doods”. Hij de Overwinnaar van dood en hel zal de gegevenen des Vaders samenbrengen en er zal een gebaande weg wezen van Egypte naar Assyrië, dat de Assyriërs in Egypte en de Egyptenaren in Assyrië komen zullen, en de Egyptenaars zullen met de Assyriërs den Heere dienen. (Jes. 19). Gods uitverkorenen zullen komen uit alle geslachten en talen en natiën. De Heidenen zullen Israël worden toegevoegd niet naar het vleesch, gelijk het wettisch volk het wilde, maar naar den geest. Het zal één Herder zijn, en één kudde. Daarop heeft Zacharia het oog, als hij zegt:
En Ik zal ze in het land Gilead en Libanons brengen, maar het zal niet genoeg wezen.
Gilead ontving zijn naam van Jacob door de Verbondssluiting met Laban. (Gen. 31). Later werd de naam gegeven aan het geheele land, dat eertijds den Amorieten toebehoorde. Dit land werd aan Ruben, Gad en den halven stam van Manasse gegeven. Het was een vruchtbaar gedeelte van het land der belofte, en kon dus vele inwoners voeden. De Libanon lag in het Noorden van Kanaän, en het land van Libanon was beroemd om zijn vruchtbaarheid en schoonheid. De Heere belooft dus door Zacharia het beste ter woning van het wedergebrachte volk. In die vruchtbare streken zal het kunnen vermenigvuldigen. Het zal een gezegende tijd zijn voor Gods volk. De geestelijke zegeningen zullen worden uitgestort. Water zal de Heere gieten op den dorstige en stroomen op het droge. Voor Gods Kerk zijn vruchtbare tijden geweest. Gods Woord spreekt ons van de dagen, dat de Heilige Geest is uitgestort en velen werden toegedaan tot de gemeente, die zalig wordt. Ook de dienst der Apostelen droeg rijkelijk vrucht. Het zaad stoelde uit! het bracht voort dertig en zestig en honderdvoudig. O, wat zijn onze dagen toch dor en vruchteloos. Wij zouden wel moeten klagen met Jesaja: Wie heeft onze prediking geloofd en aan wien is de arm des Heeren geopenbaard. Hoe zelden komt het werk der waarachjtige bekeering helder en klaar tot uiting. Hoe weinig is er bij Gods volk doorbrekende kracht. Velen zijn als een onwijs kind en blijven in de kindergeboorte staan. Dat Gods koninkrijk kwame! Dat belooft de Heere in rijke mate door Zijn knecht. Hij zal ze in het land van Gilead en Libanon brengen. Ja het zal hun niet genoeg wezen.
Ziet dat woord op de miskenning van Gods weldaden? Neen, daarop ziet het niet.
Die miskenning is er dikwijls wel bij Gods volk; dat kleinachten van Gods daden; dat ongeloovig verwerpen er van. Daardoor brengt Gods volk over zich groote donkerheid, gelijk in Zacharias te zien is, die stom werd.
Maar op die miskenning ziet dit woord des Heeren niet. Het heeft betrekking op de groote vermenigvuldiging van Gods volk. Als een kudde in het midden van haar zullen zij van menschen deunen (Micha 2). Het vruchtbare land van Gilead en Libanon zal nog te klein zijn om allen te dragen. Gij zult benauwd worden van inwoners en uw kinderen waarvan gij beroofd waart, zullen zeggen voor uw ooren, de plaats is mij te nauw, wijk voor mij, dat ik wonen mag. Och, dat de Heere Zijn Kerk bezocht, die nu van kinderen beroofd is. Och, dat de rijke beloften voor onze oogen in vervulling mochten gaan en velen van Noord en Zuid en Oost en West werden toegedaan tot de Gemeente, die zalig wordt. Gods volk herleve. „Laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van ouds” . Zoo moge het worden het zal hun niet genoeg wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1933

De Saambinder | 4 Pagina's

Geestelijke zegeningen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1933

De Saambinder | 4 Pagina's