Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een eenige dag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een eenige dag.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis; maar het zal een eenige dag zijn, die den Heere bekend zal zijn; het zal noch dag noch nacht zijn; enz.
Zach 14 : 6-7.
In de voorgaande verzen heeft de profeet de verlossing der kerke uit hare wettische banden voorzegd. De Olijfberg zal scheuren en met de verwoesting van Jeruzalem zal de Kerk komen tot de Heidenen. Het voorhangsel voor het Heilige der Heiligen scheurde met den dood van Christus van boven tot beneden. God Zelf scheurde het. Aan de bediening des Ouden Verbonds werd een einde gemaakt. De middelmuur des afscheidsels is verbroken en uit alle geslacht en volk en taal en natie neemt de Heere de Zijnen. Met den dag des Nieuwen Testaments is een betere tijd voor Gods Kerk aangebroken. Uit de donkerheid der schaduwen is het licht opgegaan. De wet is van haar vloek ontwapend en de zondaar met God verzoend. Op het volbrachte werk van Christus rust de inwoning van den Heiligen Geest in de harten Zijner uitverkorenen. Hij heeft woning bij hen gemaakt.
Deze bedeeling nu is de laatste welke de Heere Zijne kerk beschikt heeft. Paulus zegt, dat wij zijn in de laatste dagen (Hebr. 1 : 1). Petrus spreekt van de laatste tijden, waarin Christus geopenbaard is en Johannes vermaant in zijn eersten Zendbrief: „Kinderkens, het is de laatste ure".
Van deze laatste bediening des Heiligen Geestes nu spreekt Zacharia in de verzen 6 en 7. Het zal een eenige dag zijn. En die eenige dag, die met de komst van Christus in het vleesch aanving en met Zijn wederkomst op de wolken eindigen zal, die dag zal wisselingen voor Gods volk mede brengen; wisselingen van licht en duister. Maar het zal Gods volk niet gansch duister worden en aan het einde, als de vijand brullen zal als de beeren, dan zal het licht wezen, ja in het eeuwige licht zal deze dag voor des Heeren volk eindigen. Ziedaar de beteekenis van Zacharia's woord in de verzen 6 en 7.
De dag des Nieuwen Verbonds is kostelijk. De bediening der genade is ontdaan van den bolster der wet. Toen de Heere op Sinaï het Verbond der Genade in Israëls volksbestaan legde, verscheen de eeuwige Jehovah Zijn volk op den berg onder donderen en bliksemslagen en zoo vreeselijk was het gezicht, dat Mozes, de man Gods, zeer beefde. De vloek der wet deed haar kracht gevoelen en zij bleef onvoldaan bij al het bloed van stieren en bokken dat vergoten werd. Geheel de bediening des Ouden Verbonds, hoewel de genade van rechtvaardigmaking, heiligmaking en verlossing genoegzaam tot zaligheid van Gods kinderen daarin geopenbaard werd, geheel die bediening bleef onder den last van de onvoldane en vloekende wet.
Maar die vloek is door Christus weggenomen, toen Hij een vloek geworden is voor Zijn uitverkorenen. Hij heeft volkomen volbracht, wat in Gods gerechtigheid geëischt werd en op grond dier voldoening heeft Hij onze menschelijke natuur, ziel en lichaam, ingebracht in den hemel, en zit Hij aan de rechterhand des Vaders. En gelijk nu het Hoofd der uitverkoren en met Zijn bloed gekochte kerk in den hemel zit in de volle gunst en gemeenschap des Vaders, alzoo schenkt Hij Zijn volk op aarde, met de vrijmaking van de verschrikkingen der wet, de bediening der verzoening en des vredes. De dag is gekomen, dat de schaduwen vloden. Een bediening is gegeven, waarin het licht van den dag is opgegaan.
O, dat Gods volk door het geloof in het licht dier bediening wandelen mocht! Want toch hoe rijk de bediening zelve ook is, alleen voorzooverre wij door het geloof haar mogen kennen en de ontsloten weldaden toeëigenen en aannemen, hebben wij er het profijt en de heilsvreugde van. En zoomin nu de drukkende bedeeling van het Oud Verbond de geloovigen van dien dag verhinderen kon te komen tot de gerechtigheid in Christus en te getuigen van de rechtvaardigmaking in Zijn bloed, zoomin ook komt elk van Gods kinderen onder het Nieuw Verbond tot de vrijheid in Christus Jezus. De wettische gebondenheid hunner zielen is dikwerf groot en daarmede gaat gepaard een klein achten van Christus en Diens verlossing. Dit verhindert ons tot Hem te komen en het leven te hebben in Zijn Naam. Och, dat de hemelen scheurden! Komt, bedrukte zielen en aanschouwt de Zonne der gerechtigheid; de blinkende Morgenster. De dag is opgegaan; de dag van verzoening en verlossing. Het zal een eenige dag zijn. Ook voor u. De Heere geve u in de ruimte te wandelen en in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht. O, Dat de kerk met haar schoonheid prale. Haar is een beter lot bereid, dan dat zij in dienstbaarheid nederligge tusschen twee rijen van steenen. Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneewwit als op Zalmon. Staat dan in de vrijheid, met welke Christus u vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen. Toch schijnt ook in deze laatste bediening het licht der zaligheid niet in haar vollen glans. Deze eenige dag telt wisselende uren. „En het zal te dien dage geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijke licht en de dikke duisternis; maar het zal een eenige dag zijn, die den Heere bekend zal zijn; het zal noch dag, noch nacht zijn".
Het kostelijke, helder licht zal dus niet voortdurend schijnen, noch in vollen verblindenden glans. Dat zal eenmaal zijn in eeuwige heerlijkheid. Dan zal geen nacht meer zijn. Eens zal Gods volk zon noch maan meer van noode hebben.
Johannes zag het heilige Jeruzalem met hare twaalf poorten „En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de Almachtige God is haar tempel en het Lam. En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in haar zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft ze verlicht, en het Lam is hare kaars. En de volkeren, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen (Openb. 21 : 22-24). Dat zal eens volkomen en ongestoord het deel van Gods volk zijn. Maar in dit leven schijnt het licht nog in die volkomen glans niet. Het blijft hier voor Gods volk een ten deele kennen. Maar het zal voor des Heeren uitverkorenen ook nooit dikke duisternis zijn. In dikke duisternis verkeert elk mensch reeds hier van nature en eens zal de lamp des onbekeerden worden uitgeblazen in de dikke duisternis, waar weening zijn zal en knersing der tanden.
O, mocht de Heere het op onze harten binden. Wij reizen de eeuwigheid te gemoet. Alle schijnsel van het licht, dat het welverdiende oordeel nog uitstelt, en met Gods goedheid ons nog kroont, zal eenmaal ophouden. En het zal eeuwig nacht zijn onder de branding van Gods toorn. Dat zal het deel der goddeloozen zijn. En wat zegt, nu de Schrift? Dat de mensch van nature niet alleen in eeuwige duisternis komen zal, maar dat hij reeds duisternis is. Hij leeft zonder God en zonder Christus; blind; geestelijk dood. In welke wetenschappen hij zich ook oefenen moge; hoezeer hij ook roemt op de verlichting van zijn eeuw; hij is duisternis. God noemt ons licht; onzen godsdienst; onze gerechtigheid duisternis. Het ware licht van kennisse Gods en zelfkennis ontbreekt. Wij wandelen in duisternis en stooten ons aan de schemerende bergen. Wij mochten zoo ons zelf leeren kennen door genade, opdat wij ons niet bedriegen, meenende te zien, terwijl wij blind zijn. Zacharia geeft in deze woorden de diepe kloof aan, die er ligt tusschen Gods volk en de wereld. Dat volk is verlicht door den Heiligen Geest, en het zal nooit weder geheel duisternis worden. Het zal geen nacht zijn. Zoudt gij dan geen moed grijpen, bestreden volk? Hoeveel duisternis in uw wegen ook zijn moge; hoezeer gij vreest, dat de dag uwer verlossing niet opgaan zal, het zal geen nacht zijn. Dit is de belofte Gods over u.
Maar er zullen wel in dit leven wisselingen blijven van licht en donker. Dat ligt in de woorden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis. Noch het volle licht der heerlijkheid, noch de dikke duisternis der helle. Het zal noch dag, noch nacht zijn. Maar wel de wisseling in de standen van het volk. Christus is den nacht van verlating ingegaan, toen Hij den toorn Zijns Vaders droeg op het hout der vervloeking, en drie uren lang de zon verduisterd werd op het midden van den dag. Toen heeft Hij, Die van Zijn Vader verlaten is, den nacht voor Zijn volk weggenomen. O! 't zal niet eeuwig nacht meer voor dat volk worden. Maar in dit leven zijn vele verduisteringen. Hier zijn de verdonkeringen van de zonde, die een scheiding maakt tusschen God en Zijn volk. De dagen der duisternis zijn vele. Hier is de duistere macht des ongeloofs, welke God verdacht houdt in Zijn liefde, trouw en macht. Hier zijn de verdrukkingen in het vleesch, die dikwerf een donkere schaduw werpen over het blijde leven van des Heeren gunstgenooten. Hier gaat de duivel om als 'n brieschende leeuw, die zich als een tegenpartij der tegen Gods volk stelt en ware het mogelijk de uitverkorenen zou verleiden. En wat zal ik meer zeggen. Wie iets kent van de verlatingen, waarin Gods volk komen kan, en die hun ziele doodbrakende maken, en van het woeden van het helsch gedierte in de duisternis, weet ook van de verschrikking des nachts. En in al die nachten nu zal de Heere 't licht van Zijn Vaderlijke liefde en gunst in Christus niet geheel wegnemen. Hij roept het Zijn volk toe: „Gij zult niet vreezen voor den schrik des nachts, voor den pijl die des daags vliegt, voor de pestilentie die in de donkerheid wandelt, voor het verderf, dat op den middag verwoest".
Ja, den Heere is de dag bekend, waarin Zijne Kerk op aarde verkeert. Het zal een eenige dag zijn, die den Heere bekend zal zijn. Een dag, die welhaast voorbij gaat. Het is slechts een korte verdrukking, waaraan des Heeren volk onderworpen is. Hun druk, hun strijd zal niet altijd duren. En bovendien, de Heere kent den dag, waarin zij wandelen. Hij beproeft niet boven vermogen, noch laat de Zijnen aan zichzelf over. Zijn stok en staf vertroosten hen. Zoo worden de donkere nachten van zonde en vijandschap en druk dikwerf dagen, waarin het volk des Heeren lof vermeldt. En eenmaal, als de dag daalt zal het licht eeuwig opgaan. Het zal geschieden ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen.
De avond des levens komt met de duisternis des doods. Maar zonder troost zal Gods volk niet sterven. Hoe menige bekommerde en bestreden ziel ging het licht in den avond op. En hoe donker de strijd des doods ook zijn moge, Hij, Die den dood verslond ter overwinning zal Zijn volk het licht niet inhouden. Hij kocht hen met Zijn bloed en zal hen geleiden tot der dood toe. En eens zal geen tijd meer zijn. De laatste dag van de bedeeling des Nieuwen Verbonds zal in den avond eindigen van ongeloof en Godsverzaking der wereld. Maar ook dan zal het licht wezen bij dat volk, dat den Heere verwacht ter zaligheid.
De Heere heeft het Zelf gezegd, dat in de toekomst van den Zoon des menschen het zijn zal gelijk in de dagen van Noach. De wijze maagden zullen met de dwaze in slaap vallen. Zal de Zoon des menschen ook geloof vinden op aarde? En toch zal ook in dien avond het licht wezen. De Bruidegom komt. In eeuwige duisternis zullen de dwaze maagden worden buitengesloten.
O, onbekeerden van harte, beeft! De dag uws oordeels komt. Het onderscheid tusschen u en Gods volk zal gezien worden. Twee zullen er op den akker zijn; de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden; twee vrouwen zullen malen in den molen; de een zal aangenomen en de ander zal verlaten worden. Ontwaakt, gij die slaapt, en staat op uit den dood en Christus zal over u lichten.
Het licht is voor den rechtvaardige gezaaid en vroolijkheid voor den oprechte van harte. De Heere geve Zijn volk nabij Hem te zijn. Waakt dan, want gij weet niet in welke ure uw Heere komen zal. Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer komende, zal vinden alzoo doende. Acht de nachten van strijd en druk licht, volk. Bemerk toch dat de Heere geen land van uiterste duisternis is. Hij onttrekt Zijn licht niet geheel aan Zijn volk. Er is een oogenblik slechts in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid. Hij zal welhaast het eeuvdg licht van volkomen zaligheid doen opgaan. Uw hart worde niet ontroerd. Des Heeren woorden zijn gewis. Anderszins, Ik zou het u gezegd hebben; Ik ga henen om u plaats te bereiden. Dit troostwoord van den Gezegenden Hoogepriester, Die Zijn volk liefgehad heeft tot den einde, versterke de hope op die heerlijkheid, die Gods volk zal beërven, in het hemelsch Jeruzalem. En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt en gruwel doet en leugen spreekt, maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams. De genade onzes Heeren Jezus Christus zij met u allen. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1935

De Saambinder | 4 Pagina's

Een eenige dag.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1935

De Saambinder | 4 Pagina's