Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Historie van Gods Kerk.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHOTLAND.
XXIV.
Toenemende benauwing. De verbanning en uittocht van zoovele leeraren moest wel droeve gevolgen hebben. Hoevele gemeenten werden daardoor herderloos. Van hare trouwe voorgangers beroofd, moesten zij missen de zuivere bediening des Evangelies. Was het wonder, dat sommigen met bitterheid waren vervuld tegen hunne benauwers? Toch is het opmerkelijk, dat slechts in een tweetal gemeenten het volk tezamen liep, om zich tegen de verbanning van hunnen leeraar te verzetten. De godvruchtigen waren bedroefd en zochten naar middelen, hoe zij het best het gemis hunner geliefde leeraren konden herstellen, al wisten zij, dat daardoor mogelijk nog meerdere benauwing over hen komen zou. Immers, zich voegen naar den wensch hunner verdrukkers, neen, dat konden zijn niet. En zich afwenden van den waren dienst van God konden zij evenmin. Hoe zouden zij een valschen godsdienst kunnen omhelzen, die van Christus afvoert en Hem verloochent en doortrokken was met den zuurdeesem van Romes kerk? Neen, zij wisten van geen transigeeren; geen vermenging van waar en valsch konden zij dulden. O arm land en arme kerk, waar de fundamenten worden omgestooten en de scheidingen tusschen waren en valschen godsdienst wordt uitgewischt. Waar in de leer en regeering der kerk Christus wordt onttroond. Daar heeft satan vrij spel en zal de leugen triumfeeren.
Wat was de sterke vertroosting van het oprechte volk in die benauwende dagen? Dat de vijand hen kon bezien. Zoo was het met Daniël in Babel. Diens vijanden konden hem alleen grijpen in de wet zijns Gods. Alzoo was het ook met vele Presbyterianen in Schotland. Hunne verdrukkers konden geen oorzaak vinden, om hen te beschuldigen van ontrouw jegens den koning, of overtreding van de wetten des lands in zooverre deze den waren dienst van God niet raakten. Het oprechte volk was zich bewust, dat alle tegenspoed, kruis en verdrukking welke God Zijn kerk toezendt, was tot haar voordeel en behoud, om het schuim der zonde weg te nemen en haar uit den smeltkroes der ellende als goud te doen uitkomen. Dat volk was zich bewust, dat alle voorspoed der goddeloozen en van hunne verdrukkers niet anders is dan dat God Zijn rechtvaardig oordeel over hen uitvoert. Hij stelt hen op gladde plaatsen en doet hen vallen in verwoestingen. Hij bestuurt al hunne raadslagen tot hun verderf en tot behoud Zijns volks.
De Presbyterianen zaten niet stil. Er waren nog eenige oude beproefde leeraren, die buiten de termen van afzetting vielen en ongestoord in het bezit van hunne gemeente bleven. Daarheen begaven zij zich. De kerken dezer leeraren kon de menigte vaak niet bevatten. Van heinde en ver kwamen de godvruchtigen op. Velen moesten een weg van twintig mijlen en verder te voet afleggen. En wat betreft de afgezette leeraren, velen waren nog binnen het bereik van hunne vroegere gemeenteleden. En dezen togen op weg om den huisgodsdienst bij hun vroegeren leeraar bij te wonen. Maar in de meeste gevallen was de woning te klein om de schare te bevatten. Wat dan? In de kerk mocht niet. Die was voor hen gesloten op poene van hechtenis. Dan maar vergaderd in het open veld. Dit is de oorsprong der zoogenaamde „veldvergaderingen", waarop weldra de doodstraf werd gesteld.
Valsche leeraren nemen de plaats in van de getrouwen.
De regeering hield zich ook niet stil om de plaatsen der verbannen leeraren weer te bezetten. Er werd een soort invitatie het geheele land door rondgezonden, om iedereen, die maar eenigszins in aanmerking kon komen, uit te noodigen een leeraarsplaats aan te nemen tegen goede bezoldiging en gebruik der pastorie. Dit was oorzaak, dat vele nieuwelingen zich aanmeldden, die den naam van leeraar niet waardig waren. Zij brachten smaad en vernedering over de heilige bediening. Zij waren zoo onkundig, dat het eene schande was. De Schotten zeiden openlijk: "Jerobeam en zijne zonen hebben de priesters des Heeren verstooten en zich priesteren aangesteld voor de hoogten, voor de duivelen en voor de gouden kalveren, die hij gemaakt heeft". Wat zou er van worden! Zware tijden braken aan. De minder aangename ontvangst, welke de nieuwe predikers, die niet meer waren dan huurlingen en grijpende wolven, aan vele plaatsen ondervonden, gaf aanleiding tot strenge vervolging. Velen werden tot zware boeten veroordeeld; anderen ondergingen lijfstraf of werden naar Amerika verbannen. De geheime raad des konings volgde het spoor van het pausdom. Wanneer een hulpprediker moest worden bevestigd, werd hem een militaire bedekking van honderd ruiters en tweehonderd man te voet medegegeven ten koste van de leden der kerk. Zij moesten er voor zorgen, dat den nieuwen leeraar niet de geringste moeite werd aangedaan, terwijl zij elke huiselijke samenkomst van de godvruchtige Presbyterianen moesten beletten of met geweld uiteendrijven. Het werd een droeve tijd. De hulppredikers, die zich schandelijk gedroegen, maakten een lijst op van de leden hunner gemeente, tenminste, die daartoe van ouds behoorden, om het aan de soldaten des konings gemakkelijk te maken. Op den Zondag werd de lijst van den predikstoel afgelezen en degenen, die niet tegenwoordig waren, aangeteekend. Daarheen werden de soldaten gezonden om huiszoeking te doen en zonder eenige verschooning te handelen naar eigen goedvinden.
De benauwing van Gods Kerk nam met den dag toe. Door het Parlement werd met goedkeuring des konings een Acte opgesteld, waardoor de grond gelegd werd tot een verdrukking en vervolging, welke nimmer in Schotland, sedert de Reformatie, geweest was. Daarin werd bepaald, dat de afgezette leeraren als oproerlingen moesten worden gestraft, bijaldien zij op eenigerlei wijze hunne bediening wilden uitoefenen. Noch huisgodsdienst, noch vergadering in het open veld mocht gehouden worden. De leden der gemeente, die zich aan den door de Overheid aangestelden predikant zouden onttrekken en zich vervoegen zouden bij hun vroegeren leeraar, zouden eveneens als oproermakers worden gestraft en naar het welgevallen van hunne verdrukkers worden gevonnist.
Het duurde niet lang of velen zuchtten in de gevangenis, terwijl hunne goederen werden verbeurd verklaard. Sommigen werden ter dood veroordeeld. Zulks geschiedde met Lord W a r i s t o u n, één der meest geachten en godvreezenden onder de Presbyterianen. Reeds lang tevoren was hij genoodzaakt zijn vaderland te verlaten, om aan de woede zijner vervolgers te ontkomen. Zijn doodvonnis was geteekend en al zijne goederen waren verbeurd verklaard. Terwijl hij in de stad Hamburg vertoefde, werd hij ernstig krank. Zijn geneesheer, die in betrekking stond tot Koning K a r e l II, gaf hem in plaats van medicijnen, vergif in en nam hem zooveel bloed af, dat hij tot de poorten des doods werd gebracht en hij zijn geheugen zoodanig verloor, dat hij niet onthouden kon, wat kort tevoren gesproken was. De aanslag mislukte. De Heere richtte hem op. Naar Rouaan in Frankrijk reizende, werd hij aldaar gevangen genomen en naar Schotland gevoerd, om zijn doodvonnis te ondergaan. Op 8 Juli 1663 werd deze edele des volks voor zijne rechters gebracht. Vanwege de nawerking van het vergif in zijn geheugen en oordeel was hij in zulk een droeven toestand, dat bijna ieder hem behaagde. Niet alzoo zijne rechters. Zij beschimpten hem op de smadelijkste wijze en dreven openlijk den spot met hem. Hij werd zonder vorm van proces en zonder eenige beschuldiging, dan alleen, dat hij een Presbyteriaan was, veroordeeld om op den twee-entwintigsten dier maand opgehangen te worden.
Lord Waristoun ontving zijn vonnis met de grootste zachtmoedigheid. Zijn gebed klom op tot God voor den koning, voor Staat en Kerk. Hoe meer de tijd van zijn sterven naderde, hoe meer zijne ziel met blijdschap en met de vertroostingen des Heiligen Geestes vervuld werd. De Heere begeeft Zijne verdrukte kinderen niet. Met welk eene verheuging gaf hij getuigenis, dat hij weldra zou behooren onder degenen, die met lange witte kleederen bekleed zijn, gewasschen en gereinigd in het bloed van Christus, en met al de verlosten, een nieuw lied tot lof van het Lam zou zingen. Op het schavot verzocht hij stilte en deed tot tweemaal toe openbare belijdenis van zijn geloof en hoop op God, uitroepend in het einde: „Abba! Vader, ontvang dezen uwen armen dienstknecht, die door de verdiensten van Christus tot U komt". Geen Presbyteriaansch leeraar werd hem vergund, om hem bij te staan, maar één, die tegenwoordig was, merkte op, dat de Heere dat gemis overvloedig vervulde. Toen hij boven op de ladder was riep hij uit: „ik bid u allen, die Gods volk zijt, Om toch niet van het belang van Christus afgeschrikt te worden, maar wees bemoedigd om voor Hem te lijden, want ik verzeker u in des Heeren Naam, dat Hij uwe kosten dragen zal". Daarop werd hij van de ladder afgestooten met zijne handen hemelwaarts gericht. Alzoo werd Schotland van zijn beste burgers beroofd en het getal der bloedgetuigen vermeerderd. Het was nog maar een beginsel der smarten. Een weg van bloed en tranen werd voor Schotlandsch Kerk geopend zooals nimmer tevoren.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1937

De Saambinder | 4 Pagina's

Uit de Historie van Gods Kerk.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1937

De Saambinder | 4 Pagina's