Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het onvergankelijk Priesterschap.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het onvergankelijk Priesterschap.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar deze, omdat Hij in eeuwigrheid blijft, heeft een onvergankelijk priesterschap, waarom Hi) ook volkomenlijk kan zalig make; : egrenen, die door Hem tot God gaan; alzoo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Hebr. 7 : 24, 25.

II

Dat onvergankelijk Priesterschap naar de ordening van Aaron bedient Christus in Zijn bidden.

Staan wij daarbij nu in de tweede plaats stil.

„Alzoo Hij altijd leeft om voor hen te hidden" zegt Paulus. De priester van het Ou'd-Verbond oefende zijn toediening m offeren en bidden. Buiten, in den Voorhof, bracht hij het offer der verzoening en daarna ging hij in het Heilige, om van het gouden reukaltaar de wierook der gebeden voor God te doen opgaan. Aarons priester was hierin een schaduw van Christus. In het bijzonder schaduwde de Hoogepriester Christus af, als deze eenmaal per jaar op den groeten verzoendag met het bloed der offeranide ing'iing in het Heilige der heiligen en öad. Zoo heeft eenmaal de Heere Jezus Zichzelven geofferd buiten de legerplaats, op Golgotha. Daarna is Hij ingegaan in het binnenste heiligdom, dat niet is met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen. Hij voer voor het oog Zijner jongeren van den Olijfberg naar den derden hemel, om daar te verschijnen voor het aangezicht Gods voor de Zijnen. Die voorbede van Christus rust dus^ op Zijn offerande, waarmede Hij volkomen aan den eisoh van Gods ge-, rechtigheid voldaan heeft voor de zonden van al degenen, die Hem van den Viader gegeven zijn. Want Hij is niet voor alle menschen gestorven, maar ailleen voor Zijn volk, voor die allen en voor die alleen, voor wie Hij van eeuwigheid met Zijn hart is Borg geworden. Voor hen allen en voior hen alleen bidt Hij dan ook, gelijk Hij Zelf gezegd heeft. „Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij 'gegeven hebt".

Het groote voorrecM in de voorbede van Christus gedragen te worden, komt den uitverkorenen toe. Zij zijn daarin onderscheiden naar ? iet welbehagen Go'ds van geheel de wereld. Voor hen heeft Hij geleden; voor hen is Hij gestorven en voor hen leeft Hy, om altijd te bidden.

Hij leeft. Christus kon van den dood niet gehouden worden. Sterven moest Hij, want de dood is de bezoldiging der zonde en die bezoldiging moest Hij Zich geheel onderwerpen. Het recht Gods moest op Hem zich wreken. Die Zich in de plaats van Zijn schuldig volk stelde. Maar toen het zwaard van Gods gerechtigheid Hem geslagen en Hij volkomen voldaan had, toen ook eischte het recht Gods, van den Vader gehandhaafd, dat Hij opgewekt werd uit den dood. Toen verrees Hij als de Leeuw uit den stam van Juda, betoonend Zijn overwinnende kracht, waardoor Hij teniet heeft gedaan dengene, die het geweld des doods had, dat is de duivel. Toen is Hij krachtelijk bewezen te zijn de Zone Gods, naar den Geest der heiligmaking uit de opstanding der dooden. Hij roept het Zijn uitverkoren Kerk van den hemel toe: Ik ben dood geweest, en zie Ik leef; en Ik ben levendig in alle eeuwigheid. De dood heeft over Hem geen macht meer, gelijk de Apostel schrijft in Rom. 6:9: Wetende dat Christus opgewekt zijnde uit de dooden, niet meer sterft; de dood heerscht niet meer over Hem". Hij leeft in alle eeuwigheid. En in Zijn opstanding uit den dood is Zijn uitverkoren Kerk gerechtvaardigd; vrijgesproken van den Vader van' schuld en straf en een recht ten eeuwige a leven toegekend. Maar ook Zijn leven is »1e levenskracht en levensvolheid van al Zijn \oIk. Dat volk wordt door Hem opgewekt uit het graf der zonde en zal eeuwig leven uit Hem. 7oorwaar, Gods uitverkorenen hebben een Zaligmaker van noode, Die Zich voor hen in den dood gaf; die hen lief had tot den einde toe; Dat niet terugdeinsde toen de volle gramschap 'Jods op Hem werd uitgegoten. Maar meer da i dat. Dat volk behoeft een levenden Jezus, Di e de verworven weldaden toepast en het leven leelachtig maakt en onderhoudt. Ook zij zijn linderen des toorns van nature; in Adam der verdoemenis onderworpen, gelijk al de anderer, , en niet één hunner ZO'U tot de zaligheid in Gbijstus komen, indien niet God Zelf hen trok met de koorden Zijner goedertierenheid. Zij kunnen, noch willen tot Christus komen, om als een arm Zondaar uit genade door Hem gezaligd te worden. Geheel Gods Woord raakt tegen de vrije-wildrijvers, die den menseh het vermogen toekennen om zelf, door eigen kracht en wil, in Jezus te gelooven. Deze verloochenen Christus als Zalig maker, zelfs al zouden zij belijden, dat Hij de zaligheid voor de uitverkorenen heeft verdiend. O, hoe velen dwalen hier, die den Remonstrant ter voordeur uitjagen, doch hem door een achterdeur inlaten. Hy toch past de verworven zaligheid den Zijnen toe. Hij leeft en maakt hen levend. Hü wekt hen op uit hun doodstaat; Hij velt hen neder in hun vijandschap; Hij stoot hen uit hun doodelijke rust en roept hen toe: ntwaakt, gij die slaapt en staat op uit den dood. Er komt voor Gods volk een oogenblik waarin het leven van Christus in hen verheerlijkt wordt; het leven in de gemeenschap met Hem verkregen, door het geloof. Dat leven sterft niet meer. Die het ontvangen, zullen leven in alle eeuwigheid met Christus. Hierin ligt de troost voor het oprechte volk van God. Hoeveel veranderingen, overtuigingen, bekee ringen van den kroeg tot de kerk ook met ons plaats grijpen, zoo wij buiten de inlijving in Christus blyven, zijn wij dood, dan zullen wij gewiis omkomen.

O, dat baart het oprechte volk een gedurig zelfonderzoek. Zij twijfelen er niet aan, dat wie met Christus leeft eeuwig leven zal; o neen, dat gelooven zij wel voor al Goids volk; maar hun vreeze en kommer gaat juist daarover of het leven Christi in hen is. Dat leven alleen is waarachtig. De uitkomst zal het bevestigen. Want de Heere bevestigt dat leven en doet het toenemen en opwassen. Hij sterkt het geloof in Hem, opdat Zijn volk in Hem gefundeerd worde tot hun verzoening met God en hun vrijspraak van den Vader.

Hij leeft en is Zijns volks levensbron. Het leven heeft Gods volk niet in zichzelf. Een levende rank in den wijnstok moet voortdurend uit den wijnstok onderhouden worden. Zoo hebban de levende leden van Christus het leven alleen in de gemeenschap met Hem en uit Hem. Ware het mogelijk hen van Christus af te snijden, zij zouden sterven. Blijft in Mij, zegt de Heere, en Ik in u. Noch in hun levendmaking, hoezeer zij zich die bewust mogen zijn, noch in de ontvangen genade tot hun verzoening met God en wederbrenging in Zijn gemeenschap, kan hun het leven schenken. O, zij leeren zich zoo arm kennen bij al de ontvangen weldaden. Als een lederen zak zijn zij in den rook, zoo de Hsere de dadelijke invloeiing van Zijn leven hun onthoudt. Maar al te veel is het oorzaak van de donkerheid, die Gods volk bedekt, dat het leeft op de ontvangen genade. Het is bij velen een ijveren geworden, wie de voornaamste is, terwijl de gelcovige getoruikmakingen. van Christus, den Levensvorst, in diepe afhankelijk heid des harten, maar al te zeer ontbreken.

Zoo 'blijven wij Christen; de toekeerde; de gerechtvaardigde; 'de 'vrij gemaakte menschen; maar met 'dat alles missen wij de oefening der levensgem'eenschap met Christus. Wij moeten de man af-worden; nipts worden voor God. In; ; .^, dien iemand roemen kon op de ontvangen genade was het Paulus; doch wat zegt hij van zich zeilf ? „Hoewel ik niets ben". De levensvolheid ligt in Christus, niet in ons. In Hem leven wij, ontvangende uit Zijn volheid genade voor genade. O, bemerk het toch welk een bittere vrucht bet leven draagt, zonder het inblijven in Christus; welk een rusten in dorre klachten over onze ellende en verdorvenheid; zonder dat de geur van Christus van Zijn lieve volk uitgaat. De bruid kende zich zwart, doch oo'k lieflijk in Hem. Zie, dat is uit de levenskracht van Hem, Die leeft, Die altijd leeft, over Wien de dood niet meer heerscht, opdat ook in ide Zijnen de 'heerschappij 'des doods verbroken worde en zij leven in Hem. Als Die leeft, is Hij het leven van Zijn arm, uitgeschud, ontledigd volk, dat door genade alles lesrt verloochenen buiten Hem, Die is gestorven, ja, wat meer is. Die ook O'pgewekt is. Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.

Hij leeft altijd om voor Zijn volk te bidden-Hij bad, toen Hij in de dagen Zijns vleesches was. Toen heeft Hij gebeden en smeekingen tot Dengene, Die Hem uit den 'dood kon verlossen, met sterke rO'Sping en tranen geofferd. Toen heeft Hij gebeden om de zaligheid der Zfnen: „Vader Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij Mijne heerlijkheid mo'gen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt". Hij betuigde aan het graf van Lazarus: „Vi'ader, Ik dank U dat Gij Mij gehoord 'hebt, doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hO'Ort; maa-r om der schare wil, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden gelooven dat Gij Mij gezonden hebt". Hij spralc om Zijns volks wil alzoo, O'P'dat zij zich op Hem en Zijn voorbede verlaten zullen. Hij bad voor Petrus, dat zijn geloof niet zou ophouden. Hij bad aan het kruis: „Vader vergeef bet hun, want zij weten niet wat zij doen". Menigmaal was Hij alleen om te bidden. Hij bad om de heerlijkheid, 'die Hij had eer de wereld was, opdat in Zijn Middelaarsbediening ten volle Zijn eeuwige Godheid openbaar worden zou, die

in Zijn vernedering verborgen was achter het voorhangsel Zijner menschelijke natuur. Hij is de biddende Hoogepriester, in geheel Zijn leven Zich met gebeden voor Zijn uitverkorenen opofferend.

Maar gezeten in den hemel, aan de rechterhand Zijns Vaders, bidt Hij, ©ischend de zaligheid der Zijnen. Want in dit bidden draagt Hij Zijn Vader dag en nacht Zijn offerande voior, op grond waarvan de A uitverkorenen de eeuwige zaligheid beschikP^is. Zijn bidden is eischen; eischen op grond van Gods gerechtigheid ; eischen opdat het welbehagen des Vaders volbracht worde. In die voorbede draagt Hij Zijn gansche kerk. Eischt Hij de toebrenging van de schapen, die van dezen stal niet zijn; en zij zullen komen met smeekingen en geween; eischt Hij hun verlossing van vloek en toorn en uit satans klauw en er zal niet één achterblijven. In die bede draagt Hij Zijn volk, opdat het niet bezwijkt, noch in den strijd tegen den driehoofdigen vijand; noch in de hitte der verdrukking; noch vanwege de zwakheid van hun geloof. Zij zullen overwinnen door het bloed des Lams, al zijn zij allen vreesachtig als Petrus, die voor een nietige dienstmaagd zijn Heere en Meester verloochende; al kan niet één van hen ook maar een oogenblik staande blijven in eigen kracht. Gedragen in Hem, Die altijd leeft om voor hen te bidden, zullen de gekochten met Zijn bloed volharden tot den einde toe. Welk een troost ligt dan in die bede van Christus voor het zichzelf wankelmoedige volk van God.

O, één indruk in hun harten van den biddenden Hoogepriester maakt hen moedig als een jonge leeuw.

En Hij leeft altijd, om te bidden voor hen. Ook als zij niet bidden kunnen en niet bidden willen. Want die tijden zijn er, dat Gods volk niet bidden kan, dat het zijn ziele tot God niet kan opheffen en met zijn nooden, voor tijd en eeuwigheid, niet kan naderen voor Goids aangezicht. Want bidden is nog iets anders dan woorden spreken. Het volk moet zich kwijt kunnen in het gebed. En dat vermag' het menigmaal niet. Het is of God niet hoort; of zij maar alleen hun weg gaan moeten. Ja erger, er zijn tijden dat Gods volk niet bidden wil; dat het boos op God is en met Zijn weg niet vereenigen kan. Bidt dan maar: „Uw wil geschiede"; in hun hart zeggen zij : Neen! Niet Gods wil, doch mijn wil zal geschieden. Zij willen den weg Gods niet gaan; niet loslaten wat Hij nam; niet opnemen wat Hij hun oplegde. O, droever toestanden zijn er niet. Zoo de Heere hen losliet, vloden zij van Hem weg. Maar ook dan leeft Christus om voor hen - te bidden; ook dan draagt Hij Zijn offerande voor hen den Vader voor, opdat hun nood vervuld worde en zij uit hun weerbarstigheid worden verlost en zij een vrij moedigen toegang tot God verkrijgen door Hem, om hun zonden te belijden en hun nooden op te dragen.

Altijd, zelfs in de donkerste tijden; in de grootste gevaren bidt Hij Zijn Vader om de zaligheid en bewaring der Zijnen. Donkere dagen teekenen zich voor Gods Kerk af; zware tijden liggen in 'het verschiet. Gods Woord spreekt er van. Met vreeze kan ons hart vervuld worden, zoo wij op de golven der kokende zee zien. En toch zal de voet van Gods volk niel wankelen, nademaal Christus een onvergankelijk priesterschap heeft en altijd leeft om voor Zijn volk te bidden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1940

De Saambinder | 4 Pagina's

Het onvergankelijk Priesterschap.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1940

De Saambinder | 4 Pagina's