Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De brief aan Sardis. III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De brief aan Sardis. III.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch gij hebt eenige weinige namen ook te Sardis, die hunne kleederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte kleederen, overmits zij het waardig zijn. enz. Openb. 3 : 4—6.

Vanwege de onvolkomenheid der werken in de gemeente van Sardis heeft de Heere haar bedreigd te komen als een dief in den nacht. Die bedreiging ging Zijn komst ten gerichte vooraf, opdat Sardis nog „gedenken zou, hoe zij het (n.l. het Evangelie Gods, dat als een lichtend licht de gemeente beschenen heeft) ontvangen en gehoord heeft. Dat Evangelie heeft Sardis eens met vreugde ontvangen en gehoord. Maar zoo wij reeds vernomen hebben, de oppervlakkige gemeente had er geen winste mede gedaan. De bekeering was slechts oppervlakkig; de drang der ziele was verkoeld. Er was geen bewaren van het Woord Gods. Ras was het vergeten, gelijk bij zoo menig hoorder, die na de ontroeringen zijner consciëntie tot zijn doodelijke gerustheid wederkeert. Nog vermaant de getrouwe Opperherder der zielen: Bewaar het en bekeer u, want zoo nkt, Ik zal komen als een dief in den nacht en gij zult niet weten op wat ure Ik over u komen zal. Onze tijd is altijd. Och, of gij bekendet ook nog in dezen uwen dag, wat tot uw* vrede dient.
Maar de Heere kent degenen, die Zijne zijn. Hij kent ze bij name. En zoo spreekt Hij, Die de zeven geesten Gods heeft en de zeven sterren :
„Doch gij hebt eenige weinige namen, ook te Sardis”. Hun namen zijn geschreven in het boek des levens en des Lams. Hoe veracht ook bij de wereldlingen, de Heere kent hun namen. Hoe het oppervlakkig Christendom ook op hen smaalt, als waren zij nachtuilen en mystieken, de Heere scheidt hen van allen af, wier werken niet vol voor God zijn. Hij kent hen en roept hen bij name, die hun kleederen niet bevlekt hebben.
Hun kleederen hadden zij wit gewasschen in het bloed des Lams. Ook zij hadden geen heiligheid van zichzelf; ook hun werken waren als een wegwerpelijk kleed en niet vol voor God, zoo deze aangemerkt werden in zichzelf. Door ontdekkende genade geeft de Heere dit Zijn volk te kennen. Niet alleen de gruwelijke zonden, maar hun beste v.erken zien zij door de verlichting des Heiligen Geestes als een stank in Gods heilige neusgaten, Doch hoe zwart zij in zichzelf ook zijn, zij zijn lieflijk in Christus en door het geloof alleen worden zij verwaardigd gemeenschap met Hem te oefenen. O, het is met dat volk zoo anders dan met de mondbelijders en historieel geloov.igen, die Jezus-roemers, die Hem echter nimmer hebben aangedaan als verloren zondaren en daarom ook niet in Hem wandelen. Dezen hebben hun bevlekte kleederen nimmer in Christus’ bloed gewasschen; maar het in zichzelf arme en onreine volk heeft niet alleen Christus aangedaan, doch begeert voortdurend de reiniging in Hem. Zij veroordeel en zichzelf en haten de doodigheid, als deze hun ziele overdekt, zeggende met David: „Maak mij levend naar Uw Woord”. Daarom hebben zij hun kleederen niet bevlekt en zegt de Heere van hen: „Zij zullen met Mij wandelen in ivitte kleederen, overmits zij het waardig zijn.
De Heere Zelf wandelt in witte kleederen. Hij is het volmaakte Lam. In Hem was nimmer eenige bezoedeling der zonde. En Hij verwierf het witte kleed Zijner Middelaarsheerlijkheid. Daarom is Hij verhoogd aan de rechterhand des Vaders, in eeuwige heerlijkheid, wandelend in het midden van den troon Gods.
En zie', nu zullen Zijn uitverkorenen, de ge- wasschenen in Zijn bloed, met Hem wandelen in witte kleederen. Hun wandel door het geloof wordt beschreven als een wandel in den hemel; als een zoeken van de dingen, die boven zijn, waar Christus is zittend aan de rechterhand Gods. En eenmaal zullen zij, als de zonde niet meer zijn zal, met hun gezegenden Immanuël eeuwig wandelen in volmaakte heerlijkheid. O, hoe groot is het goed, dat de Heere heeft weggelegd voor degenen, die Hem vreezen. Zij zijn het waardig! Neen! in zichzelf niet; dan waren ook zij kinderen des toorns, gelijk de anderen. Maar zij zijn het waardig om de zoen- en kruisverdiensten van Christus. Zij zijn het waardig geacht naar het eeuwig welbehagen Gods. Zulk een waardij hebben de uitverkorenen in het oog des Vaders, dat Hij hen schatte boven de waardij van alle schepselen in hemel en op aarde. Alzoo (lief heeft Hij hen gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon voor hen gegeven heeft; gegeven tot in den dood des kruises. Zie dat is de waarde van Gods kinderen. Daarom zijn zij waardig in witte kleederen met Christus te wandelen. O, dat toch dat volk meer en meer van zidhzelf afzie en het oog op Christus sla en op het welbehagen des Vaders, waarin hun waardigheid ligt Hellewichten worden hemej- waardigen. Vernietigd worden zij in zichzelf, om hun volle waardij in hun Hoofd te verkrijgen, opdat zij Hem eeuwig en volmaakt loven en prijzen.
Maar tot die heerlijkheid komen deze van God gekenden niet zonder strijd. Zij zullen echter overwinnen.
„Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleederen”.
De strijd is In dit leven; de strijd tegen den driehoofdigen vijand; de voor Gods lievelingen, vanwege het geweld dat de vijanden maken, dikwijls bange strijd; de strijd, die zoo vreesdijk worden zal bij de voltrekking van hetgeen de Heere in Zijn Woord ons heeft bekend gemaakt, als satan de machten der wereld in zijn dienst zal stellen, om ware het mogelijk Gods Kerk van de aarde uit te roeien. Maar het einde van dien verwoeden strijd zal de overwinning zijn van hen, die hun kleederen niet bezoedeld hebben. Het gaat met Gods volk op de eeuwige overwinning aan, ook al behaalt de duivel in deze wereld schijnbaar voordeel en al triumpheert ,in de toenemende goddeloosheid de macht der wereld soms. De eindbeslissing komt en die eindbeslissing zal de overwinning zijn van het strijdend volk van God. Want de Leeuw uit Juda’s stam heeft alreede overwonnen en satans kop vermorzeld. In Zijn kracht zal Gods volk ervaren:

Dan moogt g’ in zegepraal uw voet,
Ja uwer hondentong in ’t bloed
Van elken vijand steken.

Houd moed, volk, welhaast zult gij eeuwig overwinnen en in witte kleederen wandelen. Want God is de Getrouwe en Onveranderlijke.
„En Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens”.
In dat boek zijn de namen geschreven van hen, die de zaligheid zullen beërven. Van eeuwigheid zijn deze namen in djit boek geschreven. En zij zullen geenszins er worden uitgedaan. O, menigmaal vreezen de oprechten, dat zij er buiten zullen vallen en zouden zij hun naam wegwisschen. Maar de Heere betuigt hen, dat zij nimmer uitgewischt zullen worden. Noch satan; noch wereld; noch zonde zal iets veranderen aan dit boek van Gods eeuwig welbehagen. De Heere zal al Zijn welbehagen doen. Dat welbehagen zal door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan. Met name zijn zij God bekend. Jacob heb Ik liefgehad, zegt de Heere en Ezau heb Ik gehaat. Uw naam is in den hemel geschreven, volk; en uw naam wordt door Christus voor Zijn Vader beleden: En Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.
De Heere Jezus schaamde Zich niet, toen Hij op aarde was, Zijn discipelen broeders te noemen. Hij schaamt Zich Zijn duurgekochte volk, dat geworpen lag op het vlakke des velds, nimmer, ook niet nu Hij is ingegaan in Zijn heerlijkheid. Hij belijdt hen voor Zijn Vader en voor Zijn engelen, als Zijn eigendom, gekocht tot den allerduursten prijs van Zijn bloed, die met Hem eeuwige heerlijkheid verkrijgen zullen.
O, hoort dan wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wat de Heere u te boodschappen heeft, die hier den waren strijd mogen strijden, om eens wettig gekroond te worden. Want die belijdenis van Christus iis meer nog dan een erkennen van de Zijnen; zij houdt mede in dat Zijn gekochte volk voor den Vader en voor de engelen verklaard wordt Zijn eigendom te zijn en mitsdien erfgenaam der zaligheid is.
Geliefde lezer!
Voor de laatste maal schrijf ik thans in De Saambinder tot u. Ons wordt geen papier meer verschaft, om het blad te doen verschijnen. Dat is een van de droeve gevolgen van den oorlog. Ik moet na ruim twee-en-twintig-jarigen arbeid van u afscheid nemen. Het behage den Heere het tot u gerichte woord met Zijn zegen te achtervolgen. Op eenvoudige wijze heb ik, met degenen, die aan ons orgaan hebben medegewerkt, getracht u de oude, beproefde waarheid te bevestigen en te versterken. Laat mij in dit laatste woord u en in het bijzonder ons opgroeiend geslacht, met heiligen ernst nogmaals vermanen van Gods Woord en de daarop rustende zuivere belijdenis nimmer af te wijken. Rust niet in iets buiten Christus. Zoekt Hem te gewinnen, tot uw zaligheid. Bezoekt getrouw de Kerk; zet u naarstig onder de ernstige prediking. Gedenkt de oppervlakkige gemeente van Sardis en keert u af van hen, die u zaligspreken op doop en belijdenis. Want onze werken zijn niet vol bevonden voor God. Wij moeten wedergeboren worden. Een wonder Gods moet in ons leven plaats grijpen; een wonder, zoo groot, dat wij van den dood overgaan in het leven. God heilige de waarheid daartoe aan uwe harten, opdat gij onder degenen gerekend worden moogt, die zullen overwinnen.
En volk van God, vertraagt niet in uw loop. De dagen zijn boos; de toekomst donker; zware tijden zijn te wachten; en toch, de Heere zal Zijn volk nooit begeven noch verlaten. Hij geve dat de band der liefde bewaard blijve; ja versterkt worde. Zoekt de ware gemeenschap der heiligen te oefenen. En gaat uw weg door diepe verdrukkingen, de Heere beware voor afwijken. Hij doe ons in Zijn wegen wandelen, opdat wij onze kleederen niet bevlekken. Gedenkt onzer in uw gebeden. Vertroost elkander met de hope op de zaligheid, die in Christus Zijn volk is bereid en die wij welhaast verkrijgen zullen. Telt de verdrukkingen in het vleesch niet te zwaar; het is een lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat en die ons toebereidt, om als overwinnaars in witte kleederen te wandelen met Hem, Die de zeven sterren heeft en over Zijn Kerk waakt.
De God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1942

De Saambinder | 4 Pagina's

De brief aan Sardis. III.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 1942

De Saambinder | 4 Pagina's