Kerkelijke tucht
Resolutiën der Zuidelijke Particuliere Synode 1916 waarmede de Generale Synode van Rotterdam (Mei 1917) zich vereenigde.
I. Bij de tucht onderscheiden wij naar de Kerkorde: heimelijke en openbare zonden. Wat heimelijke zonden zijn beschrijft de Kerkorde n.1. zonden, die geen openbare ergernis gegeven hebben; ze zijn slechts aan enkele personen bekend.
Openbaar daarentegen zijn die zonden, die algemeen ergernis hebben verwekt; oorzaak waren, dat de gemeente werd gelasterd.
II. Over de heimelijke zonden wordt tucht geoefend naar den regel uit Matth. 18: „Ga heen en bestraf hem tusschen u en hem alleen". Bij heimelijke belijdenis der bedreven zonde houdt de tuchtoefening der heimelijke zonde op. Is er aanvankelijk verharding, dan handelt de kerkeraad, als vertegenwoordigend de gemeente, en is vermaning van den kerkeraad voldoende dan blijft de schuldbekentenis heimelijk.
III. Gansch anders is het, wanneer de zondaar tegen alle vermaningen in zich verhardt, zóó dat de zonde openbaar wordt, of zoo hij anderszins een openbare zonde bedreven heeft (Art. 74 D.K.O.). Dan is geen sprake meer van heimelijke belijdenis. Uitdrukkelijk staat in art. 75: „Van al zulke zonden, die van haar nature wege openbaar of door verachting van de kerkelijke vermaningen in het openbaar gekomen zijn, zal de verzoening openbaar geschieden". Bij openbare zonde dus openbare belijdenis.
Om een voorbeeld te noemen: wanneer iemand in de zonde van hoererij viel (een zonde, die van haar nature weg openbaar wordt) of dronken langs de straat liep; diefstal pleegde, die ontdekt werd; Gods dag ontheiligde in het openbaar, of welke openbare zonde ook bedreef, zal hij ten aanhoore van geheel de gemeende zijn schuld met hartelijk leedwezen hebben te belijden. En zulks ook in het geval, dat de zonde heimelijk door hem bedreven (waarvan dus eist slechts een of twee, althans slechts enkele personen wisten) in het openbaar gekomen is door verwerping der vermaningen.
IV. Deze openbare belijdenis geldt alle zonden, zonder onderscheid, die openbaar zijn. Zij is de oprechte uiting van het hart, dat door schuldgevoel is getroffen.
V. Daarom neme de kerkeraad alleen die openbare belijdenis af, wanneer er zekere teekenen zijn van boetvaardigheid, d.w.z. teekenen, waarop men aan kan, die overtuigen, dat hij, die zijn zonden zal belijden, werkelijk in de consciëntie gevoel heeft en smart van de zonde. Bij wien die teekenen niet zijn, die verwaardige, men niet tot de belijdenis zijner zonden; hij zou met een leugen, in zijn rechterhand staan en handelen alleen uit vrees voor straf. Men zoeke hem door vermaning eerst te vernederen.
VI. Zoolang de tucht slechts vermanend is, d.w.z. zoolang de kerkeraad nog niet overging tot toepassing van de censuur, onthoude men toch hem, die groote opspraak verwekte, van de sacramenten, zonder dat dit der gemeente worde bekend gemaakt. Ook na de belijdenis kan het soms wenschelijk zijn deze z.g.n. stille censuur toe te passen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1943
De Saambinder | 2 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1943
De Saambinder | 2 Pagina's