ALLEEN KINDEREN VAN BEKEERDE OUDERS DOOPEN?

X. vraagt naar aanleiding van hetgeen hij van een oefenaar der Oud-Gereformeerden hoorde, of alioen bekeerde ouders hun kinderen mogen laten doopen en alleen bekeerde menschen belijdenis mogen doen. Die oefenaar waarschuwde onbekeerden noch hun kinderen te doen doopen, noch lid van een kerk te worden. Het is wel droevig, dat zulke woorden gesproken worden en dat wellicht sommige menschen er ook nog naar handelen. Niet alleen onttrekken zij zich aan de kerk, maar bovendien blijven hun kinderen ongedoopt.
Over het zich tot de kerk voegen, heeft de kerk in ons land zich uitgesproken in de Nederlandsohe Geloofsbelijdenis. Art 28, welk artikel duidelijk zegt „dat niemand van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelven te houden, om op zijn eigen persoon te staan maar dat zij allen schuldig zijn zichzelven daarbij (n.l. bij de kerk) voegen en daarmede te vereenigen" En het artikel besluit: „Daarom al degenen, die zich van dezelve (kerk) afscheiden of niet daarbij voegen, die doen tegen de ordinantie Gods". Heeft die uitspraak voor dien oefenaar geen beteekenis, dan behoort hij niet op den kansel zich nog Gereformeerd noemt; en dan nog wel Oud-Gereformeerd, van welke kerk ge toch zeker zoudt mogen verwachten dat zij de oude belijdenis handhaven zal. En wat betreft een kerk van enkel bekeerden, leze men met alleen wat de belijdenis zegt van de hypocrieten, die in de kerk zijn, maar b.v. ook wat Brakel schrijft als deze De Labadie bestrijdt, die een kerk van enkel bekeerden wilde. De raad, die door den oefenaar gegeven is, is in flagranten strijd met de Belijdenis des Geloofs, waarvan alle kerken belijden, dat zij op Gods Woord is gegrond.
B. en nu de doop.
Laat ik antwoorden met wat Comrie schrijft in diens catechismus Zondag III, door mij opnieuw uitgegeven bij De Banier. Comrie schrijft: Het is tot groote ergernis van de rechtzinnige leeraars, dat men zoo over den doop te twisten; dezen willen de vragen niet voorlezen; anderen willen dat de ouders of getuigen moeten bekeerd zijn alsof de doop de verzegeling van het geloof der ouders of der getuigen was en dat juist de kinderen van zulke bekeerde ouders recht op den doop hadden; daar de doop onze erfsmet beteekenende, niet verzegelt het onderwerpelijk geloof van de ouders, noch van hen, die gedoopt worden, maar alleen Gods belofte: dat gelijk allen, die tot Adam behooren, in hem verdoemd zijn, ook allen, die tot Christus, den tweeden Adam behooren door Hem zullen zalig worden. Deze Goddelijke waarheid betuigen wij in den doop te gelooven; daarom laten wij onze kinderen doopen. De Goddelijke waarheid verzegelt God in en bij den doop en vervult de belofte op Zijn tijd . Ik hoop, dat X. met dit antwoord tevreden zijn zal en dat de ouders hun kinderen den doop niet onthouden zullen, op dat wij niet tot het Heidendom terugkeeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen