Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERONDERSTELDE WEDERGEBOORTE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERONDERSTELDE WEDERGEBOORTE.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

X. vraagt, of onze Gerei, vaderen de veronderstelde wedergeboorte geleerd hebben.
Men heeft bij de „veronderstelde wedergeboorte" er wel op te letten, dat deze in het bijzonder in betrekking den Ileiliqen Doop door Dr. A. Kuyper qedreven en door de Gereformeerde Kerken aanvaard is, zij het dan ook dat zich steeds enkele stemmen daartegen verhieven. In antwoord op de vraag van X. zal ik dus eerst iets zeggen van de veronderstelde wedergeboorte op zichzelf en daarna van deze in betrekking den Heiligen Doop.
A. Enkele oude Gerei, theologen van naam waren van gevoelen, dat de uitverkorenen, die onder de bediening des verbonds geboren worden (d.w.z. uit ouders, die tot de kerk behooren) het beginsel en het zaad der wedergeboorte bij wijze van vermogen bij hun geboorte reeds deelachtig waren en dat dit zaad der wedergeboorte in velen voor langen tijd onder de kluiten van de begeerlijkheden der jonkheid en des vleesches bedekt en bedolven blijft, totdat het door bekeering uitspruite en zich levendig vertoone.
Met name Voetlus was dit gevoelen toegedaan, hoewel hij toch anderzijds, de kenmerken-leer handhavend, ieder den grond ontneemt, zich voor wedergeboren te houden, die in zijn onbekeerlijk leven volhardt. Het is ook bekend dat Brakel de kinderen voor wedergeboren houden wil, totdat zij het tegendeel bewijzen.
Nu vindt de leer, dat de uitverkorenen, zij het alleen maar degenen, die binnen de begrenzing des verbonds g e boren worden, wedergeboren ter wereld komen, nóch grond in Gods Woord, nóch in de daarop gefundeerde Belijdenisschriften onzer kerk, en zij <is dan ook door tal van godgeleerden afgewezen. Calvijn oordeelde o.i. ten rechte, dat zij, die droomen, dat in de harten der uitverkorenen van de geboorte aan een zaad der wedergeboorte is gelegd, door de Schriftuur niet geholpen worden en door de ervarenheid zelf bestraft (Insiit. III, 24 § 10).
B. Nu nog iets over de veronderstelde wedergeboorte in betrekking den Heiligen Doop.
Dr. A. Kuyper dreef deze zaak zoover, dat hij ieder het recht ontzegde in de Geref. Kerken te blijven, die niet a anvaardde, dat de Dienaar des Woords de wedergeboorte te onderstellen heeft als aanwezig zijnde in elk door hem te doopen kind. Niet als zou op Roomsche wijze de wedergeboorte door den Doop gewerkt worden, maar wel, dat deze reeds aanwezig zijn moet, tenzij men den Doop ontzenuwen wil, daar deze als sacrament de genade verzegelt.
Tegen deze stelling hebben tal van de beste godgeleerden zich verzet. Om slechts enkelen te noemen, Calvijn schreef in een brief aan Bullinger: „De kinderen ontvanger, niet op hetzelfde tijdsmoment met den doop den Geest der wedergeboorte, want voor hen is hij in dit opzicht meer een symbool van toekomstige dan van tegenwoordige g e nade". In zijn Institutie heeft Calvijn geen ander geluid doen hooren; daarin lezen wij: „Wie in hun prille jeugd gedoopt zijn, wederbaart God ln de jonge jaren of in der. tijd der jongelingschap, soms ln den ouderdom". (III, 24 § 10)-
Beza, de leerling en opvolger van Calvijn, oordeelde, dat het de meest plompe vermetelheid zijn zou niet te stellen, dat de uitverkorenen, die tot onderscheid van jaren komen, eerst dan wedergeboren worden, als zij met het ware g e loof uit het gehoor begiftigd worden. Op hun voetspoor wilden nóch Trigland, nóch Gomarus, nóch Hillenius, nóch Koelman van een veronderstelde wedergeboorte als grond voor den kinderdoop weten. Wilh. a Brakel schrijft: „Niet de in de uitverkorenen reeds gewrochte wedergeboorte, maar het recht der uitverkorenen op toekomstige genade wordt in den doop verzegeld en dat het God aan hetzelve (kind) zal volbrengen.
Appelius veroordeelde de veronderstelde wedergeboorte als grond voor den doop wel zeer scherp, schrijvend in zijn werk „De ware aard der sacramenten", blz. 112: „Zoo te redeneeren, dat iemand verondersteld moet worden wedergeboren te zijn, vóór hij gedoopt wordt, is niets anders dan een onverschoonlijke onkunde of openbare afwijking van de leer onzer kerk".
Lees voorts de catechismus-verklaringen van v. d. Kemp, Smytegeldt, Justus Vermeer, die van deze verondersteldewedergeboorie- leer niets moeien Lebben.
Ten besluite geef ik hier nog wat Comrie schreef in zijn catechismus, door mij opnieuw uitgegeven bij De Banier te -Rhenen:
„Het is tot groote ergernis van de rechtzinnige leeraars, dat men zoo over den doop hoort zintwisten; dezen willen de vragen niet voorlezen; anderen willen, dat de ouders of getuigen moeten bekeerd zijn, evenals of de doop een verzegeling van het geloof der ouders of der getuigen was; en dat juist de kinderen van zulke bekeerde ouders recht tot den doop hadden; daar de doop onze erfsmet beteekende, niet verzegelt het onderwerpelljk geloof van de ouders, noch een geloof in die, welke gedoopt worden; maar alleen Gods belofte; dat gelijk allen, die tot Adam behooren, in hem verdoemd zijn, ook allen, die tot Christus, den tweeden Adam behooren, wederom door Hem zullen zalig worden. Deze Goddelijke waarheid betuigen wij in den doop te gelooven; daarom laten wij onze kinderen doopen. De Goddelijke waarheid verzegelt God bij den doop en Hij vervult de belofte op Zijn tijd.
Dat is duidelijke taal, die ook door den Heidelberger Catechismus gesproken wordt. Wij hebben dan ook de veronderstelde wedergeboorte te verwerpen met geheel den aankleve van dien. God verzegelt in den doop de belofte en het verbond der genade tot zaligheid Zijner uitverkorenen, die Hij op Zijn tijd Zelf toebrengen zal. De beroering, die reeds in vroeger tijden in de kerk werd verwekt door af te wijken van de eenvoudigheid der waareid en die in deze dagen de Geref. Kerken schudt tot scheuren toe, moge ons tot een waarschuwing zijn. Wij hebben niets te veronderstellen, doch ons te plaatsen op het v*aste fundament, dat God Zelf voor den doop der kinderen gelegd heeft; en dat fundament is: „de Belofte en het Verbond Gods", waarin de zaligheid der uitverkorenen is vastgelegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1944

De Saambinder | 2 Pagina's

VERONDERSTELDE WEDERGEBOORTE.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1944

De Saambinder | 2 Pagina's