Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Tien Geboden  Afzonderlijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Tien Geboden Afzonderlijk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. Het Zesde Gebod

Naast de eigenlijke doodslag wordt voorts door het zesde gebod verboden de poging tot ombrenging van kinderen en onvolkomen mensen, de verboden handeling ten opzichte van gestorvenen en het mishandelen van dieren.

En zo valt ook de abortus provocatus onder de schuldige doodslag als een redelijke ziel aanwezig is, of ook het van het leven beroven bij of kort na de geboorte uit een of andere Vrees. Ook het te vondeling leggen van kinderen is een ernstige zonde tegen het zesde gebod. Het geval van Mozes, Exodus 2 : 3, viel daarbuiten. In Exod. 1 : 22 had Farao bevolen, dat alle pas geboren zoontjes in de rivier geworpen moesten worden. Daar lag in, dat de Hebreen, zo zij niet zelf hun kinderen in de rivier moesten werpen, ze dan toch in elk geval direct na de geboorte moesten opgeven, dat er een zoon geboren was, opdat de speurhonden van Farao het vreselijk gebod uit konden voeren. Door het geloof, zoals Hebr. 11 : 23 aangeeft, hebben zij het gebod des konings niet gehoorzaamd. Zij vreesden het gebod des konings niet. Maar eindelijk na drie maanden zijn zij er .zeker onder biddend opzien tot de Heere, toe overgegaan om Mozes als te vondeling te leggen aan de oever der rivier. Om zich en het kind, middellijkerwijs gesproken van de dood te redden (immers er stond ook voor de ouders de doodstraf op, als zij hun zonen verborgen hielden, bij ontdekking) gingen zij tot die handeling over, Exod. 2 : 3; Hand. 7 : 20, 21. Vertoont dit nu al een zwakheid in het geloof, zoals men vroeger en later opgemerkt heeft, maar niettemin hebben niet zij tegen het zesde gebod overtreden door het kind te vondehng te leggen aan de oever der rivier in de hoop, dat de Heere uitkomst zou geven, doch Farao, die het zocht te doden.

Wat voorts de zondige handeling ten opzichte van overledenen betreft geldt, dat wreedheid jegens het stoffelijk overschot van overledenen mede valt onder de zonde tegen het zesde gebod, dat ook piëteitvolle zocg jegens de doden voorschrijft, en dus lijkschending of beroving veribiedt. Lijksectie echter voor medisch doel, of voor gerechtelijk onderzoek heeft haar zedelijke grondslag in het zesde gebod. In verband met de zedelijke handeling ten opzichte van overledenen zij er hier mede op gewezen, dat lijkverbranding af te wijzen is en het begraven van de doden als Schriftvoorbeeld onder het positieve voorschrift van het zesde gebod valt. Lijkverbranding toch is van heidense oorsprong. Daarentegen was het in het Oude Testament al in de heilige linie der patriarchen gewoonte om de doden te begraven. Alleen bij misdadigers werd in sommige gevallen en dan tot verzwaring van de doodstraf de lijkverbranding toegepast, zoals het geval was bij Achan in Joz. 7. Ook de lijken van koning Saul en die van zijn zonen zijn door de mannen van Jabes in Gilead verbrand, hoewel hun beenderen begraven zijn geworden, naar men dan meent omdat die lichamen al in te verre staat van ontbinding verkeerden. Het was dan ook een grote schande in het Oude Testament, wanneer iemand een eervolle begrafenis ontzegd werd. In Jer. 22 : 19 spreekt de profeet Jeremia in des Heeren Naam het oordeel uit over Jojakim, de koning van Juda, dat hij met een ezelsbegrafenis begraven zou worden, dat wil dus zeggen, dat hij onbegraVen op het veld zou nederliggen. En als van koning Asa vermeld wordt, dat men een grote branding over hem maakte, dan ziet dat niet op de lijkverbranding.

Het begraven worden was zoveel als tot zijne volken verzameld worden. En Abraham wenste al dat Sara begraven zou worden. Gen. 23 : 4. Ook wees het begraven worden onder het Oude Testament heen naar het begraven worden van de Heere Jezus. Zijn begrafenis was zelfs een trap van zijne vernedering, zoals Hij door Zijn opstanding uit het graf verhoogd is, en alzo het graf geheihgd heeft voor Zijn volk. En alzo wordt dan ook bij hen het lichaam in de aarde gelegd in de hope der opstanding ten jongsten dage, zoals het tarwegraan in de aarde valt en sterft, om later heerlijker weer te verschijnen.

En zo is de begrafenis een in de Heilige Schrift gegronde gewoonte, en daarentegen de lijkverbranding van heidense oorsprong en in onze dagen in gebruik bij hen die in het ongeloof staan. Wel heeft men uit hygiënisch opzicht wel eens bezwaren geopperd tegen het begraven, doch men heeft uitgewezen, dat bij een goed aangelegd kerkhof de volksgezondheid geen gevaar loopt, zodat de voorstanders van de lijkverbranding daar aan geen argument kunnen ontlenen. De lijkverbranding hgt veroordeeld door de lijn der Schrift en zo ook in het zesde gebod.

Ook dierenmishandeling valt onder de zonden tegen het zesde gebod. Volgens Spreuk. 12:10 moeten zij menselijk bejegend worden. Zij mogen gedood en geslacht worden, zoals reeds voor de zondvloed gebruikelijk was, volgens Goddelijke aanwijzing en voorbeeld. Zonde is het echter ze zonder noodzaak of nut te doden, ze te kwetsen, te beschadigen en te kwellen voor vermaak en plezier, ze te veel arbeid te laten verrichten en ze een afmartelende dood te doen ondergaan. Hierop hebben onze Vaderen al sterken nadruk gelegd. Zo J. Hondius in zijn „Licht schijnende in de duisternis", als hij daar vraagt op pag. 349: Met wat inzicht is het geoorloofd dieren te doden en daarop antwoordt: 1. Tot een eerlijk en nodig gebruik en tot voedsel; 2. Tot verhindering van de schade, die zij de mens anders toebrengen, als ze niet gedood worden, zoals wolven en ander kleiner ongedierte. Doch het ds niet geoorloofd, buiten of zonder goede reden de beesten te doden uit wreedheid, of alleen tot ijdel vermaak, waaraan zich schuldig stellen, zij, die een paard de hals afrijden, of die uit enkel vermaak honden of hanen zich laten doodvechten, en die stomme dieren daartoe ophitsen, hetwelk een teken is van wreedheid, tegen de aard en het mededogen van de rechtvaardige, zoals Salomo die beschrijft in Spreuk. 12:10. De rechtvaardige kent het leven'van zijn beest, maar de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. Dit geldt ook ten opzichte van de vivisectie.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1948

De Saambinder | 4 Pagina's

De Tien Geboden  Afzonderlijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 augustus 1948

De Saambinder | 4 Pagina's