Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OM NIET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OM NIET

8 minuten leestijd

Want zij hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade door de verlossing die in Christus Jezus is.
Rom. 3 : 23 en 24.

Gods Wet eist gerechtigheid, ja volkomen gerechtigheid. Door de val is dat onmogelijk geworden. Want, zo zegt Paulus, wij hebben allen gezondigd. In Adam, het verbondshoofd, viel het ganse menselijke geslacht. Het pronkstuk van de schepping, versierd met het beeld Gods: kennis, gerechtigheid en heiligheid. Rechte kennis, zodat hij de Heere kende.
Hoe blonk de grote kennis alleen reeds in dit ene, dat hij al de dieren een naam gaf naar zijn aard. Wat de gerechtigheid betreft, hij had God in oprechtheid lief en deelde in de rechten der schepping. Er was niet de minste verkeerdheid of ongerechtigheid in de mens, dat zou strijden tegen het beeld Gods. In de 3e plaats heiligheid, hij had gemeenschap met God in de beminnelijkheid, in de minste kennis der zonde, het verkeren en wandelen met God en dat tot in alle eeuwigheid.
Nu is echter het beeld Gods verloren door de bondsbreuk in Adam, van al die gaven zijn wij beroofd en wij hebben allen gezondigd, dervende de heerlijkheid Gods, dat wil zeggen, Zijn beeld te missen. Geen ellendiger schepsel op aarde (buiten de duivel) dan een gevallen mens. Dat beeld te missen, die gemeenschap Gods kwijt te zijn, dat is de droefheid van een ziel die de toorn Gods geopenbaard is over de God beledigende zonde en dat voor eeuwig. Voor eeuwig God te moeten missen en dat rechtvaardig. Slaven des duivels en dienstknechten der zonden, ja, gebondenen des satans, wat een toestand, en dat door die moedwillige val, van God verbannen door eigen schuld. Als ballingen over de aarde en daar de eeuwige dood op volgende. O, wat een ellende, waar de mens ingestort is, om voor eeuwig dat lieflijke beeld Gods te missen.
De wet Gods eist volkomen gerechtigheid, want onze val deed de wet niet te niet. Daar ligt de mens, van God afgescheurd, in een eeuwige kloof. O volk dat er iets van kent, gij zult wel uitroepen: wee mij, dat ik zo gezondigd heb.
Geen werk van ons kan voor God gelden. De schuld wordt dagelijks meerder. En Gods gerechtigheid kan niet de minste zonde voorbij laten gaan. Zijn gerechtigheid moet genoeg geschieden. God eist Zijn beeld terug. Ons doen kan geen stuk van die gerechtigheid zijn. Zie maar naar die rijke jongeling, die moest alles verkopen. Hij kon er niet mee terecht. Alles, ja alles tekort van des mensen zijde. Wat een angst, wat een ellende voor een gevallen mens en dan voor eeuwig de heerlijkheid Gods te derven. Het is onmogelijk geworden van onze zijde. Al onze gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed en zijn met zonde bevlekt. O, de engelen waren begerig om in te zien hoe dat mogelijk zou zijn, dat een gevallen mens zalig kon worden, terwijl God Zijn deugden behield. Eeuwig wonder. Hoor een stem: Ik kom, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen. Ik draag Uw heilige wet in het binnenste van Mijn ingewand. Dit is alleen het welbehagen Gods, waarin Hij verheerlijkt is geworden. Hoe zal Hij nu verlossen, daar wij onder de vloek en de eeuwige dood liggen. Eeuwig genade-wonder. Hij verlaat troon en kroon en komt neder op deze lage aarde om een vloek te worden voor degenen, die onder de vloek liggen en onder de toorn Gods. Hij komt in de volheid des tijds op een wonderbare wijze, door God gegenereerd in de maagd Maria en deelt in Zijn geboorte al in de armoede van de gevallen mens; wordt al spoedig vervolgd van oord tot oord. Wie zal het vatten, God uit God en dat voor zulke walgelijke mensen, die in vijandschap tegen God ontstoken zijn. Hij hoort Zijn godheid honen, ja verachten, bespotten en lasteren, terwijl Hij een God is Die in het minste niet van node heeft om van des mensen hand gediend te worden.
Wie zal de liefde peilen, die ligt in de eeuwigheid. O held van Edom, o Leeuw uit Juda's stam. Zo lief had God het recht, dat Hij Zijn Zoon er voor overgaf, het recht dat niet gekrenkt kan worden. Hij getuigt van Zijn volk: Mijn lust is aan haar. Hij treedt zo voort. Hij laat Zich slaan met wonden in het huis van Zijn liefhebbers. Ja, Hij wordt geperst. Hij roept het uit: hoe word Ik geperst. O eeuwige liefde. Volk, kunt gij het dragen? Die zichzelf kent in zijn ellende, verdorvenheid en walgelijkheid, zal uitroepen: O God, ik kan het niet vatten; die roept uit: ik ben eeuwig waardig verdoemd te worden. Doch Hij heeft de pers alleen getreden. Hij kroop in het stof der aarde als een worm en geen man. Zijn zweet werd als grote droppelen bloeds. Dat deed de Zone Gods, de Koning der Koningen, voor de minsten die men denken kan, naast de duivel. Hij werd gevangen voor hen, die eeuwig gevangen waren. Hij wordt door allen verlaten, ook door Zijn lieve discipelen. Daar gaat Hij alleen, en moet geven hetgeen Hij niet geroofd heeft. Hij moet lijden, dat Hij niet verdiend heeft. Hij wordt gescholden, bespogen en belogen, van degenen die niet anders kunnen dan liegen, spotten, smaden en lasteren. O, wie kan het vatten. Hij gloeit van liefde, dat kunt gij nog horen aan Zijn taal, als Hij bidt tot de Vader voor Zijn misdadigers. Hij wordt veroordeeld die recht heeft om Zelf te oordelen, voor hen, ja voor hen treedt Hij in het oordeel voor degenen die onder het oordeel lagen, om hen daarvan te verlossen. Hij zal betalen de schuld van Zijn Kerk. Het oordeel valt; de vloekdood wordt geëist. Daar gaat Hij als een Lam ter slachting. Dat Lam Gods in Zijn zachtmoedigheid en dat alles uit liefde. Geen wonder dat de bruid zegt dat Hij blank en rood is, blank van onschuld en rood van het treden der pers, om Zijn volk te verlossen. Hij werd gehangen aan het vloekhout. Zijn handen en voeten werden doorgraven, het bloed stroomde uit Zijn gezegende wonden voor zwarte zondaren, om ze wit te wassen voor Gods troon; Hij zal ze vrij kopen, niet door goud of zilver, maar door Zijn dierbaar bloed. Hij kwam in de verlatenheid van God, tussen hemel en aarde. Hij smaakte de helse benauwdheid en riep uit: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? En dat voor een volk dat voor eeuwig had moeten delen in die verlatenheid Gods. Hij proefde de bitterheid van de zonde. Hij werd zonde gemaakt voor hen, die er eeuwig onder hadden moeten zuchten. Hij ledigde de beker die wij eeuwig hadden moeten drinken. Daar is niets meer te eisen. Hij riep het uit: het is volbracht, boog Zijn hoofd en legde Zijn leven af voor hen, die eeuwig die dood hadden moeten dragen.
Wat gebeurde er daarna? Het recht Gods was vervuld, het voorhangsel scheurde, de graven werden geopend, de eerstelingen werden gesmaakt. Op de derde dag rees de Zon uit haar kimmen. Hij voerde Zijn Kerk uit de dood, de banden werden los. Hij liet hen vrij henen gaan, die voor altijd hadden gebonden moeten blijven. Maar nog meer. Hij ziet de strijd bekronen. Hij voert de Kerk tot aan de rechterhand des Vaders. Hij neemt ons vlees en bloed en zet het in de hemel. Ja, die in de hel hoorden, brengt Hij door recht in de hemel. Het is al door Zijn verlossing. Van Hem is in Bethlehems velden van het welbehagen gezongen. Dat zullen al degenen eens doen die de overwonnen kroon van dat Lam eens zullen nederwerpen. Zij zullen roepen: Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen. Dat alleen is de grond en de prijs. En nu roept Hij: Komt, koopt, ja komt, koopt zonder prijs. Wat weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is en uw arbeid dat niet verzadigen kan. Arme verlegen ziel, mocht gij toevlucht nemen onder Zijn vleugelen. Armen heeft Hij met goederen vervuld, maar rijken heeft Hij ledig weggezonden. Een arme uitgeledigde ziel roept Hij, ja die naakt uitgestroopt is, die geen kwadrantpenning heeft om te betalen, zij worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, die in Christus Jezus is, door Zijn prijs en verlossing gerechtvaardigd te zijn, het is de enige grond waar Gods recht in voldaan is. Dus alleen in Zijn toerekening, uit loutere genade.
(wijlen Ds. M. Heikoop)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1949

De Saambinder | 4 Pagina's

OM NIET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1949

De Saambinder | 4 Pagina's