DE TIEN GEBODEN

afzonderlijk

HET ZEVENDE GEBOD (VII.)

Tot de hoogten der wereld rekent men tenslotte ook brasserijen en dronkenschap, overdaad in maaltijden en bij feestelijke gelegenheden. De Apostel Paulus leert in Titus 2 : 12, dat de zaligmakende genade Gods onderwijst dat wij de goddeloosheid en de wereldse begeerhjklieden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld. En daarin ligt ook de waarschuwing tegen het onmatig gebruik van spijs en drank. Zoals nu de kinderen Gods hunne eerzame maaltijden en heugUjke bijeenkomsten gehad hebben in de Schrift, zo zijn ook de overdadige maaltijden en feestelijke gelegenheden gevonden bij de kinderen dezer wereld. Dit euvel is reeds terstond na de val. naast andere grove zonden ingekropen, zoals de Heere Cliristus getuigt van die mensen, die in de eerste wereld in de dagen van Noach aten en dronken, trouwden en ten huwelijk uitgaven, Matth. 24 : 38. En na de zondvloed is die zonde weer uitgebroken, met name in Sodom en Gomorra, . En wat die zonde was verklaart Ezech. 16 : 49, als daar gezegd wordt dat dit de zonde van Sodom was: hoogmoed, zatheid van brood, enz.

Verder staat van koning Belsazar aangetekend, dat hij een overdadige maaltijd aanrichtte voor zijn duizend geweldigen en wijn dronk voor die duizend, en daar bij zich zelfs niet ontzag om de vaten van het huis Gods te misbruiken. Dan. 5:1. Ook koning Herodes maakte zich schuldig aan brasserij en dronkenschap, toen hij een maaltijd aanrichtte op zijn geboortedag, wat tenslotte het hoofd van Johannes de Dooper kostte, ter ere van een hchtvaardige hoerendans, die de dochter van Herodias gesprongen had, Matth. 14 : 6.

En om maar niet meer te noemen, ook de rijke man in de gelijkenis is hier een droevig voorbeeld van. Luk. 16 : 19. Noach en Lot zijn eveneens niet vrij te pleiten van de zonde van dronkenschap.

De zonde van overdaad bij maaltijden en met name bij feestelijke gelegenheden bestaat dus in het onmatig opdienen en gebmiken van wat ter tafel aan lekkernijen wordt opgediend. En de zonde van dronkenschap is gelegen in het misbruik maken van wijn en sterke dranken.

Oorzaken van deze vleselijke zonden zijn in de vorst der duisternis, die de eerste bewerker is van alle kwaad, die krachtig werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid, en die ze naast andere zonden inzonderheid ook, zo de gelegenheid er is, zoekt te drijven tot overdaad in spijs en drank. Ook geven zij blijk van gebrek aan genade. Een hart dat ledig is van genade, is gereed om in alle zonden op te gaan. Een broos gemoed laat de begeerhjkheid heersen over de rede. Judas : 19 noemt dezulken natuurlijke mensen, de Geest Gods niet hebbende; en 2 Peti-. 2 : 13 zegt, dat zij de dagelijkse weelde hun vermaak achten. Hierbij komt nog de kwade gewoonte van het land, waarbij de zegeningen Gods in ongerechtigheid ten onder gehouden worden, evenals ook kwaad gezelschap en schadeHjke gebruiken. Deze zonden zijn dan ook roepende zonden. Daarom zegt Amos 6 : 4 en 6 van de overheden van Samaria en Sion, van Juda sn Israël, dat zij aten de lammeren der kudde en de kalveren uit de meststal, en dat zij dronken de wijn uit schalen, maar zich niet bekommerden over de verbreking van Jozef. En Jesaja 5 : 11 roept het wee uit over hen, die zich vroeg opmakende in de morgenstond, sterken drank najagen en vertoeven tot de schemering, totdat de wijn hen heeft verhit; terwijl Paulus in Rom. 13 : 13 waarschuwt zich te wachten voor de lusten en begeerlijldieden des vleses, en telt daaronder brasserijen en dronkenschappen. Ze brengen ook verachting aan van God en Zijn dienst, waar daar de buik de god is. Ze benemen de gezondheid van het lichaam en bederven de ziel. Men moet de waggelende gang van hem die di'onken is, maar eens zien, om maar niet te spreken van het verlies van aardse goederen. Ze zijn in één woord op zichzelf kwaad en daarin tevens aanleiding tot de zonde tegen het zevende gebod. De dronkenschap, nader nog is om met Voetius te spreken een universele, zware, en mens onwaardige zonde tegen zijn eigen lichaam, gelijk van een vallende ziekte, vergif, een wild dier en een tyran. En de vruchten, zo van de gedeeltelijke als van de volslagen dronkenschap, zijn allerlei zonden tegen God en Zijn dienst, tegen de samenleving en tegen hem zelf, die er debet aan is, terwijl volslagen dronken toestand ongeschikt maakt tot elke plicht. Hij merkt verder op, dat hij, die een poging tot moord doet in dronken toestand, door eigen schuld in die toestand is gekomen en daardoor zich blootgesteld hebbend aan het gevaar om in benevelde toestand die poging te doen, staat moreel schuldig aan doodslag.

Ook mag men geen middelen gebruiken om het diinken tegen anderen uit te houden. Evenmin is het geoorloofd door dronkenschap zich ongevoelig te maken tegen wrede behandeling door anderen, noch ook mag men anderen dronken maken, ten gerieve van bijv. een publiek goed, volgens de regel, dat het kwade niet mag gedaan om het goede te verkrijgen. Aan dronkenschap kleeft een speciale, verborgen vloek. En vaak is het zo dat men van zijn dronkenschap pas door de dood gescheiden wordt.

In verband met de dronkenschap wordt door onze oude Theologen ook beoordeeld het gebruik van de heildronk, de zogenaamde santé, het drinken op de gezondheid van iemand, en dit wordt ook als een aanleiding tot de zonde tegen het zevende gebod beschouwd. Zo voert Hondius in zijn: Het hcht schijnende in de duisternis, er bij zijn behandeling van het zevende wetswoord, tegen aan, dat het een vruchtbare aanleiding is tot dronkenschap en een misbruik maken van Gods Naam, tegen het derde gebod. Ook, dat de Schrift wel leert voor een anders gezondlieid te bidden, maar niet te drinken.

En Voetius zegt er van, dat dit gebruik van heidense oorsprong is. Hij verklaart dit dan zo, dat met de heidense afgoderij en cultusdienst vroeger en later, allerlei moreel laagstaande gebruiken vermengd waren, zoals dans, toneel, maaltijden en festiviteiten, waarbij men dan meende de goden eer te bewijzen, als zij zich ook ruimschoots op dronkenschap onthaalden. Deze dwaasheid is door Israël in de woestijn nagevolgd, volgens Exod. 32 : 6 en 1 Cor. 10 : 7. Onder die be-' kers der daemonen was er ook een, waaruit men voor de goden plengde onder begroeting allereerst van de goden en vervolgens van vrienden, terwijl voor hen, die dronken, allerlei soort geluk werd verzocht en een fluitspeler het plengen begeleidde. Men begon met 'zon beker en eindigde er mede. Deze bekers werden door alle deelgenoten in een kring en vaak ademloos gedronken, terwijl de ceremoniemeester de plechtigheid instelde en aanving om de namen van goden, alsook van aan- of afwezige vrienden, koningen en vorsten, op te 'sommen, en de overige deelgenoten hem, die dronk, acclamerend bijvielen. Uit dit overblijfsel is door middel van Rome het hedendaagse drinken op de gezondheid van iemand ontstaan. En dit bestaat dan in een bepaalde hoeveelheid wijn of sterke drank te drinken, na' een inleidend woord en verzeld van een gelukwensing, op de gezondheid van iemand, die tegenwoordig of afwezig is, of ook op enig succes, enz. door alle aanwezigen. Dit gebruik nu wordt door Voetius veroordeeld, omdat het strijdt met de liefde, gerechtigheid en christelijke vrijheid. Ook omdat het al uit zichzelf aanleiding en oorzaak is van dronkenschap, en misbruik van schepselen Gods, overtollig, werelds, vleselijk, noch nuttig, noch noodzakelijk, uitgevonden door de duivel, en meest bij heidenen en slechte mensen in gebruik is. Ook draagt hét een ergerlijk karakter, is het onterend voor hen op wier gezondheid gedronken wordt, en misbruik van Gods Naam, wegens de heilwensende vorm, terwijl vele theologen van vroeger en later dit gebruik hebben veroordeeld. Niet minder sterk dan Voetius verwerpt ook Durham in zijn verklaring van de tien geboden, bij het zevende gebod, het drinken op iemands gezondheid. Evenals Voetius haalt hij daar o.a. ook aan, dat Bolton, een godzalig schrijver, eens zeide bij een uitnodiging tot een heildr'onk: ik bid voor de gezondheid van de koning, maar ik drink voor mijn eigen.

En in de afwijzing van dat soort van dingen staat men ook thans nog onder ons. Al de genoemde misbruiken, zoals dans, toneel, bioscoop, misbruik in kleding en hchaamsopschik, brasserij en dronkenschap, evenals ook het lezen van slechte, zedeloze boeken, onkuise taal, liederen, tekeningen en schilderijen enz. vormen een gerede aanleiding tot de zonden tegen het zevende gebod.

De Heere zal gewisselijk bezoeking doen over al de gruwelen tegen het zevende gebod, hetzij ze meer in het verborgen of in het openbaar geschieden. De Heere roept af van de zonden tot een heilige en godzalige wandel door genade, tot een navolging van Hem, Ef. 5 : 1, en tot die van de Heere Jezus, Die verzoenend en het al vei^wervend voor Zijn volk, ook het zevende Wetswoord volkomen heeft vervuld, en Die zegt: die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar het licht des levens hebben. Joh. 8 : 12. De goddeloze verlate zijn weg; en de onge^chtige man zijfie gedachten; en hij bekere zich tot deneeré, zo zal Hij Zich zijner ontfermen, en .tot onze God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk, Jes. 55 : 7.

Wie is dan wijs? die versta deze dingen; vde is verstandig? die bekenne ze; want des Heeren wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen; maar de overtreders zullen daarin vallen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen