Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De treurigen Sions door Christus zalig gesproken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De treurigen Sions door Christus zalig gesproken

Zalig zijn zij die treuren, want zij zullen vertroost worden. Matth. 5 : 4.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De weg, welke de Heere met de Zijnen houdt, is een weg die strekt tot Zijn eer en hun zaligheid. Nooit zal één van Gods volk te roemen hebben in zichzelf. De Heere bedient de Zijnen uit Zijn eeuwig verbond met hen in Christus, hun Hoofd. Zo duidelijk wordt ons dat voorgesteld in het ophalen van Mefibozeth, door David naar Jeruzalem. David vraagt naar hem, laat hem halen, laat hem vóór zich brengen, en dat alles uit innerlijke toegenegenheid om Jonathan's wil. Mefibozeth weet van Davids verbond met Jonathan niet, en kan daar dus ook niet mee rekenen. Hij vreest het ergste! Als een staatsgevaarlijk mens kan hij niet anders dan zijn doodvonnis verwachten. Zijn treuren zal véél geweest zijn, zijn zelfbeklag groot, temeer omdat hij niet kon vluchten, vanwege zijn ongelukkige voeten. Voor 's konings majesteit onderwerpt hij zich, en buigt neder ter aarde, niet anders verwachtend dan het oordeel des doods! David noemt zijn naam! Maar in dat spreken is geen hardheid, geen vijandschap, geen oordeel, maar liefde en toegenegenheid. O, wat is dit wonderlijk voor hem en ondoorgrondelijk. Dan wordt het verbond voor hem ontsloten, al de volheid daarvan voor hem geopend, de eenzijdigheid ervan door hem ingezien. De volle toezegging wordt hem gedaan. Niets staat hem in de weg, alles is voor hem klaar! In diepe verwondering valt hij ter aarde, roemende de grote koning David. Straks wordt hij uit dat verbond bediend, tot zijn volle levensonderhoud! Zo is deze Mefibozeth wonderlijk getroost, in al zijn treuren en zelfbeklag. Zo doet de Heere met de Zijnen. Zalig zijn die treuren. Neen, zij zijn niet zalig in zichzelf. In hen zelf is niets dan ongeluk, gemis en onwaardigheid. Zij staan overal buiten. Zij kennen zich rampzahg, buiten God en zonder God; zij hebben geen hoop, weten bevindehjk van Gods verbond niet, en kunnen daar dus ook niét mee werken, noch er ooit op pleiten. Toch staat er dat zij zalig zijn! Neen, niet dat zij zalig worden, maar zalig zijn. Zo zijn de uitverkorenen Gods in zichzelf niet. Krachtens hun gemeenschap aan Adam zijn zij rampzalig, liggen zij midden in de dood, onmachtig en onwillig ten goede, Gode vijandig in het hart, hebben zij een zeker verbond met de dood gemaakt. Er is niemand die naar de Heere vraagt, zelfs niet tot één toe. Maar naar Gods ondoorgrondelijk welbehagen, heeft de Heere naar hen gevraagd. Naar souvereine verkiezing des Vaders zijn zij van eeuwigheid verordineerd tot zaligheid. Zijn zij verkoren in Christus, hun geestelijk Hoofd, de tweede Adam. In Hem heeft de Vader hen begrepen. In Christus met hen het eeuwig verbond gemaakt. Christus, hun Hoofd, aanvaardde al de Goddelijke eisen, welke op hen lagen. De gestrenge eis van Gods gerechtigheid, de volle bevrediging der onbesmette heiligheid, de zekere bevestiging der eeuwige Waarheid, de verheerlijking der Goddelijke wet in alle delen en trappen, de volkomene vernieuwing naar Gods Beeld; al die eisen in hun grote uitgestrektheid heeft Christus in hun plaats aanvaard, vrijwillig, ongedwongen, uit onpeilbare Goddelijke liefde. Dit is eenzijdige liefde, eeuwige liefde, en daarom onveranderlijke liefde. Hier ligt de vaste grond voor Gods kerk, daaruit ontspringen de fonteinen des heils. Hieruit worden Gods uitverkorenen bediend. In Christus is God met de Zijnen verzoend, en van eeuwigheid bevredigd. En die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft deze heeft hij ook gerechtvaardigd en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt. Zahg zijn die treuren, niet ia zichzelf, maar krachtens Gods verbond in Christus. Dit verbond nu, bekomt zijn volvoering en voltooiing in de tijd. De uitverkorenen worden met alle mensen geboren uit Adam, en als zodanig zijn zij kinderen des tooms. De uitverkorenen in hun onwedergeboren staat zijn en blijven tot het stondeke der minne vervreemd van God. Hetzij zij goddeloos of godsdienstig leven, er is van hen niemand die naar God vraagt. Maar de Heere volvoert Zelf Zijn verbond in de tijd. Hij past de weldaden, dooi' Christus voor hen verworven. Zelf door Zijn Geest toe in het hart. Hij gebruikt daartoe de bediening van Zijn Woord en brengt de uitverkorenen tot Zijn Woord of Zijn Woord tot de uitverkorenen.

De uitwendige roeping is een welmenende nodiging tot zondaren van het menselijk geslacht. Voor de duivelen is geen bezinning, tot hen geschiedt geen Goddelijke nodiging, zij liggen onder het eeuwig oordeel. Maar tot de mensenkinderen roept.de Opperste Wijsheid: „Wie is slecht"? Hij kere zich herwaarts. Het is de roeping van Gods knechten, het-Woord der zaligheid met ernst te binden op de harten der hoorders, de welmenende nodiging te binden op de consciëntie. Het is het oogmerk Gods dat een ieder hoorder ten volle verantwoordelijk gesteld wordt voor zijn eigen ziele, op weg en reis naar een nimmer eindigende eeuwigheid. Maar toch, hoe ruim de weg ook moge voorgesteld worden voor verloren zondaren, de uitwendige roeping is niet genoeg tot zaligheid. Maar door ditzelfde Woord grijpt de Heere de Zijnen krachtdadig in het hart. De Heere vraagt de Zijnen, in het uurtje der minne. Zij worden als gehaald uit het verre Lodebar en gevoerd en gebracht als voor des konings majesteit. Zij worden gearresteerd door de H. Geest. Er is geen ontkomen aan. Zij moeten voor God verschijnen en wie weet hoe spoedig. Zij zien zich vervreemd van God, buiten Zijn gunst en gemeenschap onder Gods oordeel en toom. Het wordt een treuren. Zalig zij die treuren! Velen zoeken een kenmerk. Ziehier dan een zuiver kenmerk, ons voorkomend uit Gods Woord. Maar om onze ziel er aan te toetsen, zullen we de zaak dan ook nader moeten omschrijven. Want velen gaan treurig en treurend door dit leven, welke toch vreemdelingen zullen zijn van dit ware treuren, dat vloeit uit Gods verbond.

Helaas, het best van onze beste dagen
Baart dikwijls smart, geeft dikwijls stof tot klagen
Daar zorg, verdriet en jammerlijke plagen
Steeds, beurt om beurt, de matte ziel doorknagen
De levensdraad wordt schielijk afgesneên.
Wij schenen sterk, en ach, wij vhegen heen.

Ps. 90 : 6.

Middelburg

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

De treurigen Sions door Christus zalig gesproken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 februari 1950

De Saambinder | 4 Pagina's