Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Wondergeloof

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Wondergeloof

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor dat we echter over het wondergeloof opzichzelf spreken, moeten wij ons eerst eens bepalen bij dé wonderen zelf. In Gods Woord wordt van vele wonderen gesproken.. Deze getuigen van de almacht van Hem Dié alle dingen werkt naar de raad van Zijne Heilige wil. De wonderen die Christus verrichtte, inzonderheid toen Hij op, aarde was, spreken van Zijn overwinning en zegepraal over de machten van zonde, dood, hel en graf en dat Hij als die grote Sions Koning heersen zal tot in alle eeuwigheid en al Zijne en Zijns volks vijanden onder Zijne voeten verpletteren zal.

De wonderen die Hij deed, getuigen dat Hij al de krankheden Zijns volks op Zich genomen heeft en hun leven verlost van het verderf en hen kroont met goedertierenheid en barmhartigheden. Zijn tekenen strekken tot bewijs Zijner goddelijke zending en tot bevestiging van de waarheid van Zijn Woord. Opmerkelijk is dan ook dat meestal van Jezus „wondertekenen" of van „tekenen en wonderen" gesproken wordt. Die wonderen waren tekenen van een bijzondere opmerkzaamheid trekkend karakter, met het doel om van de weldaad op de Persoon als de Weldoener te zien. We lezen van de discipelen dat ze in grote nood waren in de storm en schreeuwden van vreze toen Jezus kwam wandelende op de zee, „want ze hadden niet gelet op het wonder der broden; want hun hart was verhard." Marc. 6 : 52. De wonderen zijn instrumenten der Godsopenbaring en middelen waardoor Hij spreekt. Het zijn machtdaden, waarbij God naar Zijn vrijmacht van de gewone orde, die Hij Zelf gesteld heeft, afwijkt, door betoning van Zijn kracht en majesteit. Toch zet God met het wonder de natuur niet stil en gaat ook tegen Zijn geschapen orde niet in, doch werkt deze op gans bijzondere, geheel enige wijze. Hij toch spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. Hij draagt alle dingen door het Woord Zijner kracht. Ook zijn deze geen toevalligheden, Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Hij werkt alles naar Zijn raad en vrijmachtig welbehagen. Niets kan zijn hoog besluit ooit keren, 't blijft van geslachte tot geslacht.

Bij het wonder gaat het zo anders, dan de mens als mogelijk schijnt. Zelfs de afgodische, Egyptische tovenaars moesten getuigen: „Dit is Gods vinger". In zekere zin zijn al Gods werken wonderen van Zijn hand te noemen. Wie toch kan verklaren de oorsprong van het licht van zon, maan en sterren, de groei van het gezaaide, en terwijl het zaad sterft juist nieuwe vruchten geeft en ga zo maar door.

De van God vervreemde mens spreekt hooghartig van natuurwetten, doch heeft God die vaste orde in de natuur niet Zelf gegeven? De wonderen zijn ook geen grotere openbaring van de macht Gods, doch andersoortige geheel enige openbaringen van Zijn macht en kracht. In de gewone orde der natuur spreekt de Heere echter tot ieder, en och, hoe noodzakelijk is het, daar ons oog door de zonde gesloten is, dat dit geopend wordt door de verlichting des Heiligen Geestes om te zien, want „De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handenwerk, de dag aan de dag stort overvloediglijk sprake uit en de nacht aan de nacht toont wetenschap." Psalm 29 : 2, 3.

Met de wonderen spreekt God echter tot gedeelten der mensen of tot de enkeling. Wonderen behoren evenwel tot de  openbaring Gods en wie de mogelijkheid der wonderen zou willen loochenen, moet alle openbaring Gods loochenen. Er zijn oordelende wonderen om de zonde te straffen en ook reddende en verlossende wonderen, in het bijzonder tot heil en zaligheid van Zijn volk. In het wonder toont God dat Hij regeert. De wonderen opzichzelf brengen echter niet tot bekering. Zie maar hoe menigmaal, bij al de wondertekenen die Jezus op aarde verrichtte, de schare zich verhardde en zelfs bij velen aan wie het wonder geschiedde, het niet tot zaligheid strekte. Met de voltooiïng der Heilige Schrift zijn de wonderen als zodanig wel opgehouden, doch anderzijds als we maar opmerken mogen, gebeuren ze nog dagelijks. Het staan naar wonderen komt daarom dikwijls voort uit het miskennen van en blind zijn vóór de grote daden des Heeren in natuur en in genade. Het door goddelijke genade verlichte oog en hart wordt echter menigmaal verwaardigd Gods grootheid, macht en majesteit te zien in al Zijn wegen en werken. Gods volk heeft geen wonderen nodig om in God te geloven, geheel hun leven en alle weldaden des Heeren worden allemaal wonderen van Zijn goddelijk ontfermen. De macht der wonderen spreekt echter meer van het werk des almachtigen Gods dan van het werk van Christus als Borg en Zahgmaker. Het geloof der wonderen is dan ook in aard en wezen geheel onderscheiden van het zaligmakend geloof, al is het dat deze soms wel gepaard gaan. Het wondergeloof richt zich bijzonder op de almacht Gods. Ook Judas deed wonderen, doch miste het zaligmakend geloof. De Heere Jezus zegt „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd en in Uw Naam vele krachten gedaan." En dat Hij hen toch openlijk zal aanzeggen „Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij die de ongerechtigheid werkt." Matth. 7 : 22, 23. En Paulus zegt „Al ware het dat ik het geloof had dat ik bergen verzette en de liefde niet had, zo ware ik niets." 1 Cor. 13 : 2. Dit nu geldt zowel voor degenen die wonderen deden als voor degenen die een wonder ervaren. De tien melaatsen in Luc. 17 : 11—19 beschreven, strekken ons ook tot een duidelijk voorbeeld. Allen kwamen tot Christus en allen geloofden dat Hij machtig was hen te genezen. Op Zijn Woord gingen allen heen tot priester en allen werden genezen, echter kwam er slechts één terug en deze was een Samaritaan. De anderen hadden genoeg aan hun lichamelijke genezing. Wat moesten ze verder bij Jezus doen? Zij waren verlost van hun kwaal en behoefden niet meer. Hun geloof was een sterke vaststelling bij zichzelven dat Hij machtig was het wonder der genezing aan hen te verrichten. Tot zaligheid behoefden ze Hem echter niet, noch gaven Hem de eer, die Hem toch zeker toekwam.

In het bijzonder in de tijd van Christus' omwandeling op aarde en in de dagen der apostelen gebruikte de Heere het wondergeloof tot beschaming van het heidense ongeloof en tot bekrachtiging van de leer des Evangelies. Doch welk een aandacht der wereld het trekt, het is echter in wezen het minste van alle geloven, wijl het zich niet richt op het Woord Gods. Het heeft de almacht op het oog en niet Zijne genade en laat bij alle gebeuren de mens in zijn van God vervreemde staat. Door vader Hellenbroek wordt het beschreven als „een sterke vaststelling bij zichzelven, dat er of dóór ons, of aan ons enig wonder zal gedaan worden."

Tegelijk moge hier de aandacht gevestigd worden op de scherpe veroordeling van onze vaderen, in het for­mulier van het Heilig Avondmaal, van degene die vee of mensen mitsgaders andere dingen zegenen, alsook van degenen die zulke zegeningen geloof geven, zeggende van dezulken, dat zij geen deel in het rijk van Christus hebben. Hiermede is tegelijk veroordeeld het z.g. strijken in de naam van God Drieënig en de z.g. zegeningen der Roomsen.

Laat ons niet vergeten dat onder de toelating Gods de duivel ook machtige dingen doet en zelfs bij tijden de natuurkrachten gebruikt, gelijk duidelijk blijkt bij het omkomen van de kinderen van Job door het instorten van het huis door een grote wind en de vertering der schapen door het vuur van de hemel. Hoe geheel onderscheiden is toch van alle andere geloven het zaligmakende geloof, hetwelk de Heere door wederbarende genade des Heiligen Geestes in het hart plant, werkt en sterkt en God in Christus met alle weldaden voor de tijd en eeuwigheid deelachtig wordt. Daarvan hopen we D.V. een volgende keer iets te zeggen. * * *

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Het Wondergeloof

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1950

De Saambinder | 4 Pagina's