Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BAREND EN JOHANNA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BAREND EN JOHANNA

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Maar dat duurt zeker niet lang, of men raakt weer in het gemis, omdat men wel van Christus gehoord heeft, maar men Hem Zelf nog niet ontmoet heeft in Zijn persoonlijke bekendmaking?

Barend: Ja, de Heere kan de ziel soms wel eens een poosje laten in die stand van evangelische bemoedigingen, maar op de duur werkt de Heihge Geest zeer zeker een ernstig gemis, want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de Enige en waarachtige God en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Joh. 17 : 3.

Johanna: Maar wordt in de evangelische ontsluiting van de mogelijkheid om zalig te worden Christus niet voorgesteld in al Zijn algenoegzaamheid en wordt aanvankelijk de ziel niet tot betrekking op Zijn Persoon gebracht?

Barend: Ja, Johannes de Doper stelt Hem voor als het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt, en als zulk een heen wijzing naar Christus aan de inzichzelf verloren mens werkelijk door de Heilige Geest aan het hart gebracht wordt, heeft het tot gevolg een heimwee naar Christus, om Hem te leren kennen in Zijn namen, ambten, naturen, staten en weldaden, zoals Hij gekend moet worden tot zaligheid der ziel.

Johanna: De namen van de Middelaar zijn Jezus Christus, dat is bekend, maar waarom noemt men Hem vaak de tweede Adam, dat wijst Hem zeker aan als Hoofd van het genade-verbond?

Barend: Gelijk Adam was het verbondshoofd, en wel representerend in het verbond der werken, zo is Christus het in het verbond der genade, dat van eeuwigheid in Hem is opgericht met alle uitverkoornen.

Johanna: Hoe, zegt u dat het genadeverbond opgericht is van eeuwigheid in Christus met de uitverkoornen, en zegt Hellenbroek niet dat het is opgericht terstond na de val?

Barend: De volvoering van het genadeverbond moge te stellen zijn in de tijd, en te beginnen terstond na de val, doch de Kerke Christi is van eeuwigheid, want de genade is hun gegeven in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, 2 Thim. 1 : 9b. Opdat God zou betonen in de toekomende eeuwen de uitnemende rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus, heeft Hij diegenen, die geschreven waren in het boek des Levens des Lams gegeven aan Christus, en Die heeft ze als Middelaar uit des Vaders hand aanvaard, opdat Hij in de tijd door lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid de zaligheid voor dat volk verwerven zou en als Verhoogde Middelaar toepassen zou.

Johanna: Dus het genadeverbond is in de grond der zaak een en hetzelfde met de Raad des Vredes of het verbond der verlossing?

Barend: Betreffende des mensen eeuwige staat spreken wij van twee verbonden en wel van het werkverbond en het genadeverbond, en van twee verbondshoofden, n.l. Adam en Christus, daarom genoemd de tweede Adam, en twee verbondsdaden, t.w. gelijk door de ongehoorzaamheid van een mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Een velen tot rechtvaardigen gesteld worden. 

Johanna: Adam verbrak het werkverbond door ongehoorzaamheid en is daardoor nu dat verbond ook gebroken van de zijde Gods?

Barend: God breekt Zijn werk nimmer, al is het door Adam verbroken, wat betreft de mogelijkheid om zalig te worden uit de werken der Wet, zo handhaaft God evenwel dat verbond en haar rechtmatige eis, om God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelven.

Johanna: Dus ligt de mens onder de eis en de vloek van een verbroken werkverbond, en kan hij alleen maar zalig worden, indien hij wordt overgezet in het genadeverbond door de Middelaar Jezus?

Barend: Zeker, zo is het, we moeten worden afgesneden van de eerste Adam en ingeplant of ingeënt worden in de tweede Adani, of wel we moeten worden getrokken uit de macht der duisternis, en overgezet worden in Zijn wonderbaar licht.

Johanna: Is nu de vernedering des harten en het smartelijk gezicht op onze verloren toestand met de genoemde evangelische heenwijzing naar Christus het middel daartoe of is het een gevolg daarvan?

Barend: De overzetting in het genadeverbond, die plaats grijpt in de levendmaking of engere wedergeboorte, is de bron van alle waar geestelijke werkzaamheden, want vóór die tijd is men dood in zonden en misdaden, zodat er geen voorbereidingen zijn van de zijde des mensen, al zijn er Godgeleerden geweest, die enige voorbereiding toestemden van de zijde Gods, zoals bijv. Perkins en Amesius.

Johanna: En heeft het geloof in kennis en toestemmen en vertrouwen ook betrekking op de namen Jezus en Christus? Dat zal wel zo zijn, maar ik wil er wel gaarne iets van vernemen, al is het dan ook zo kort mogelijk. 

Barend. Gaarne wil ik er iets van zeggen, maar opdat onze samenspraak niet al te lang worde, stippen we slechts enkele dingen aan.

 Johanna: Ja, het gaat maar over hoofdzaken, en het is maar om te weten, hoe het geloof werkzaam is omtrent de persoon des Middelaars.

 Barend: De zaligmakend overtuigde zondaar gevoelt dat God voldoening eist aan Zijn geschonden recht en dat men zelf die voldoening nooit meer zal kunnen opbrengen, wijl men zijn onmacht ten goede leert kennen en de Wet in haar geestelijke uitgebreidheid alle eigen gerechtigheid uit de hand wegslaat als grond voor de eeuvwgheid, zodat het een verloren zaak wordt, en men ligt onder de zwaarte van het vonnis des doods. Mag men nu door het evangelie vernemen dat er een mogelijkheid is om zalig te worden buiten ons, hoe verwonderd en verblijd wordt zulk een ziel.

Johanna: Dat is te begrijpen, indien het even te voren nog niet anders te zien was, als een volkomen verloren en afgesneden zaak.

Barend: Ja, het is een groot wonder, als men geestelijk aan de weet komt, dat er een Zahgmaker is, en dat deze Zaligmaker is de Heere Jezus Christus, welke, omdat Hij de Zone Gods is. Zelf een Goddelijk Persoon is, over een goddelijke kracht en vermogen beschikt om zalig te maken.

Johanna: Snijdt de naam Jezus dan geheel alle eigen werk af in het stuk van zalig worden, en kan men dan zelf geheel niets daartoe bijbrengen?

Barend: De naam Jezus betekent Zaligmaker en zaligmaken is iemand verlossen van het grootste kwaad en brengen tot het hoogste goed. Het grootste kwaad is zonde, en onmacht en straf, dus is Jezus de Zaligmaker van zulken die liggen in een verloren zondestaat, waaruit zij zichzelven nimmer kunnen verlossen, missende de gemeenschap met God, zijnde het hoogste goed. Voor dezulken, die zich in zulk een staat zien liggen met zaligmakende overtuiging en vernedering des harten, is de naam Jezus alleen maar recht dierbaar en onmisbaar, want Hij ontdekt Zich als de volkomen Zaligmaker voor arme verloren zondaren.

Johanna: Maar spreekt het evangelie ook niet overvloedig van Zijn gewilligheid om zalig te maken, een ieder die tot Hem gaat om gered te worden?

Barend: Ja, indien het maar recht om Hem te doen is, uit kracht van ontdekking aan schuld en zonde, dan geldt het: Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen, Joh. 6 : 37, maar daar komt het op aan, want als ontdekking wordt gemist, komt men niet tot Hem op de rechte wijze, niet als een arme en verslagene van geest, zodat Hij Zich niet kan kwijt worden. Hoe nodig is het plaatsmakend werk des Heiligen Geestes, waar het hart van nature vol eigengerechtigheid en geestelijke hoogmoed is.

Johanna: En hoe is het geloof werkzaam omtrent de naam Christus, hetgeen immers zulk een gewichtige ambtsnaam is?

Barend: Christus betekent Gezalfde, omdat Hij van God de Vader verordineerd is en met de Heilige Geest gezalfd. Christus is een Grieks woord, hetgeen hetzelfde betekent als Messias. De zalving houdt in dat Hij verordineerd en bekwaam gemaakt is. Verordineerd van eeuwigheid naar Zijn beide naturen en bekwaam gemaakt in de tijd naar Zijn menselijke natuur, inzonderheid bij de doop in de Jordaan, toen de Heilige Geest op Hem nederdaalde in de gedaante van een duif.

Johanna, Daaruit blijkt dat, dat toen de bekwaammaking van de menselijke natuur heeft plaats gehad? Was heel het leven op aarde van den beginne af niet een bekwaammaking tot zijn Middelaarsambt?

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

BAREND EN JOHANNA

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1950

De Saambinder | 4 Pagina's