Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barend en Johanna

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barend en Johanna

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Hoe is het geloof nu werkzaam, omtrent de waarachtige menselijke natuur van Christus? Wat troost ligt er in dat Hij van ons menselijk geslacht is?

Barend: De uitverkoornen zijn van nature naar ziel en lichaam de eeuwige dood onderworpen, en nu kan dat worden weggenomen door het lijden en sterven van Christus in ziel en lichaam beide. En waar Hij behoorde tot ons menselijk geslacht, kon de zonde van Adams geslacht Hem toegerekend worden. Als mens moest Hij komen onder de Wet, die de mens gesteld is, opdat Hij degenen, die onder de Wet waren, verlossen zou, en ook om als nabestaande Losser Zijn verarmde uitverkoren kerk te lossen, en Hij moest mens zijn om als tweede Adam de uitverkoornen te kunnen representeren in het Genadeverbond.

Johanna: Nog heb ik geen antwoord op mijn vraag, wat sommigen er op tegen hebben, dat Jezus Christus een ware menselijke natuur had?

Barend: Men beweert, dat indien Christus waar mens geweest is. Hij dan ook een menselijke persoon geweest moet zijn, hetgeen weer leidt tot de stelling dat er alsdan twee Middelaars moeten zijn, een die waarachtig God is en een die waarachtig mens is, doch die bewering is niet juist. Christus heeft wel de menselijke natuur aangenomen tot de Goddelijke persoon, maar beide naturen zijn evenwel zo nauw verenigd tot één persoon, en wel de Goddelijke persoon, dat er is één Middelaar Gods en der mensen.

Johanna: En hoe heten die dwalenden, en hoe denken zij zich de oplossing?
 

Barend: Zij heten Doceten en zeggen dat Christus de Zoon van God is, maar dat Hij hier op aarde gewandeld heeft in een schijnlichaam, maar daardoor zou Zijn dood een schijndood en Zijn opstanding een schijnopstanding zijn, hetgeen de ganse zaligheid omver stoot, daar Gods volk naar lichaam en ziel niet kan verlost worden door een schijnbeweging.

Johanna: In het Kort Begrip vraag 28 wordt gewaagd: Heeft Hij dan Zijn mensheid uit de hemel gebracht? Hoe kwam de opsteller tot het stellen van zulk een vraag? Het is toch duidelijk, dat Hij die aangenomen heeft uit de maagd Maria door de werking des Heiligen Geestes?

Barend: Die vraag heeft ten doel om stelling te nemen tegen de Wederdopers en Antinomianen, die zeggen, dat Hij door Maria heengegaan is als water door een goot; dat die mensheid meegebracht is uit de hemel.

Johanna: Maar wat doel heeft men, met dat drijven om de aanneming der menselijke natuur uit Maria te ontkennen en te verdraaien?

Barend: De Wederdopers en Antinomianen stellen dat de menselijke natuur te zeer verdorven is, om zich met de Goddelijke natuur te verenigen. Daarom zeggen zij, dat die mensheid een aparte nieuwe schepping was, maar dan ware Hij geen mens uit de mensen geweest en had Hij de zonden der uitverkoornen niet kunnen verzoenen, als het ware zaad Davids.

Johanna: Maar zien die lieden dan niet, dat Hij door de heilige ontvangenis en geboorte buiten Adams erfschuld en erfsmet stond en dat de onzondige menselijke natuur zich wel degelijk vermocht te verenigen met de Goddelijke persoon?

Barend: De gedachte, dat de mensheid van Christus een nieuwe schepping Gods was, is daarmee in verband te brengen, dat zij het hebben over een tweemens in Gods volk. De oude mens is onverbeterlijk, geheel verdorven, en moet ten onder gaan en de nieuwe mens is onzondig; is een nieuwe schepping. Alle zonde, die volop bedreven wordt, wordt gesteld op rekening van die oude mens, die zondigen mag naar hartelust, en ondanks hun zondig leven, meent men, dat de nieuwe mens zalig wordt. Terwijl, naar Gods Woord, de wedergeboorte een vernieuwing genoemd wordt en door de kracht van Christus' dood en opstanding juist de oude mens moet afsterven van de zonde, opdat men Gode leven zou!

Johanna: Laat ons van die Antinomiaanse dwaling afstappen en overgaan tot de trappen van de staat van Christus' vernedering, opdat we niet te lang over de naturen blijven handelen? Of is er een nauw verband tussen de naturen en de staten van Christus?

Barend: Dat is het juist, men kan niet over de staten spreken, zonder ook aandacht te schenken aan Zijn naturen. Daarom hebben we hier even bij stil gestaan. We zijn toch reeds zeer kort er in gebleven!

Johanna: De eerste trap van de vernedering is de nederige geboorte, maar die geboorte moest toch plaats hebben om Middelaar te kunnen zijn, zoals we reeds hebben gezien bij de bespreking van de vereisten, dat Hij waarachtig God en waarachtig, rechtvaardig mens moest zijn?

Barend: De geboorte op zichzelf is dan ook niet de eerste trap Zijner vernedering, maar dat Hij in armoede is geboren, en in gedaante van een mens, dus ogenschijnlijk als een allergeringst schepseltje, terwijl Hij in der waarheid was, de Schepper van de einden der aarde; Hij is om onzentwille arm geworden, daar Hij rijk was, opdat wij door Zijn armoede zouden rijk worden, 2 Cor. 8 : 9. Hij kwam als mens onder de Wet, opdat Hij degenen die onder de Wet waren verlossen zou, en toch was Hij de Wetgever Zelf. Hoewel Hij de Koning der koningen was en de Heere der heren, werd Hij niet in een paleis geboren, maar in een beestenstal, daarmee indalend in de diepe ellendestaat Zijns volks. Hij die als God aan geen tijd of plaats gebonden was, vond in Bethlehem geen plaats in de herberg. O diepe vernedering, maar ook onpeilbare liefde, welke Hem hiertoe ten goede van Zijn volk bewoog.

Johanna: Ja, het is zeker een zeer groot wonder, dat God de Vader Hem in de wereld gezonden heeft, en ook dat God de Zoon als Middelaar die diepe vernedering aanvaard heeft, en dat God de Heilige Geest Hem 't lichaam heeft toebereid, alles om der uitverkoornen wil.

Barend: Hoe betaamt het dan, om bij waar geloofsgezicht op die nederige geboorte een vernederd hart en een verwonderde ziel te hebben. Maar ook om eens te sterven aan onze onmatige begeerte naar aardse goederen en wereldse weelde en genotmiddelen, waar Hij Zich zoveel om onzentwille wilde ontzeggen.

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Barend en Johanna

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1950

De Saambinder | 4 Pagina's