Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Barend en Johanna

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Barend en Johanna

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johanna: Zij kenden dus Jezus als de Zone Gods, die hun Rechter is en zijn zal en evenwel verklaren zij, dat zij niets met Hem te doen hebben?

Barend: Ja, het moge enerzijds waar zijn, dat duivelen niets te doen hebben met de Middelaar Gods en der mensen, en dat zij nimmer enige gunst van Hem te verwachten hebben, dat zij zulks uit vijandschap niet eens begeren, maar in hun opstand tegen God en Christus volharden, toch gevoelden zij, dat zij wel met Hem te maken hebben en straks op ontzettende wijze met Hem te maken zullen hebben, in die tijd, wanneer zij nog meer gepijnigd zullen worden dan tot nu toe, een toekomst waarvoor zij terecht sidderen!

Johanna: Is na het vreselijke van de worsteling in de woestijn met de duivel het lijden van de Heere Jezus niet voor een tijd weggenomen geweest?

Barend: Neen, want zeer spoedig na het begin van Zijn omwandeling, vertoont zich de haat en vijandschap der Farizeeën en Schriftgeleerden tegen Zijn persoon en Zijn leer, en wist Hij, dat zij Hem strikken spanden en zochten naar een goede gelegenheid om Hem te doden. En hoewel dat naar Gods raad moest en zou gebeuren, maakte de voortdurende en toenemende vijandschap een groot en bitter lijden uit voor Zijn onzondige en fijngevoelende menselijke natuur.

Johanna: Ligt in de vijandschap der joden en vooral der Farizeeën en Schriftgeleerden voor ons een les om te leren?

Barend: Ja, vooreerst blijft Christus doorgaan met prediken, ondanks hun tegenstand, hierin een voorbeeld ter navolging zijnde voor al Zijn knechten, maar ook blijft Hij voorzichtig en waakzaam en ontwijkt Hij ze soms voor een tijd, niet uit mensenvrees, maar uit tactische overwegingen, hetgeen ook Zijn knechten moeten bedenken. Maar vooral ligt er die les in, dat de mens van nature een vijand van God en Christus is, alsmede van de leer, die naar de Godzaligheid is, en dat men ligt in een verbroken werkverbond en de vrije genade van de hand wijst, als er niet een Hoger Hand aan te pas komt. En ten slotte nog, dat arme tollenaren en zondaren nog eer tot de staat der genade worden gebracht dan eigengerechtigde Farizeeën.

Johanna: Ja, maar der Farizeeën vijandschap was wel héél erg, dat is toch wel wat erg om te zeggen, dat wij van nature allemaal zo zijn. Er zijn toch nog vele onbekeerde mensen, die heel anders tegenover de leer der waarheid staan dan de Farizeën.

Barend: Alhoewel door algemene genade de mens kan leven onder de Waarheid met een zekere toegekeerdheid, in de grond der zaak is het vóór of tegen Christus en zijn wij vrienden of vijanden.

Johanna: Maar werd het Ijjden van Christus door de Farizeeën Hem aangedaan, niet zéér verzacht door de liefde Zijner discipelen en door hen, die Hij met genadelicht kwam te begiftigen?

Barend: Hoewel dat inderdaad waar is, werd anderzijds dat lijden weer verzwaard door de Zijnen, vanwege hun onvatbaarheid en hardleersheid, en hun aardse Messiasverwachting, waardoor hun het doel van Zijn komst op aarde geheel ontging of slechts uitermate vaag beseft werd, gelijk zo duidelijk blijkt uit hetgeen we lezen in Matth. 16 : 21—23, waar Petrus Christus wil tegenhouden in de allesbeslissende daad van Zijns Zelfs offerande.

Johanna: Ja maar ik denk dat Petrus zoveel liefde voor de Heere Jezus had, dat het denkbeeld van een gewelddadige dood hem buiten zijn zinnen bracht en dat hij niet goed doorgedacht heeft?

Barend: Uit de ernstige en scherpe bestraffing van de Heere aan Petrus is toch heel goed te bemerken, dat Petrus hier heel ver mis was, wellicht was hij zelfs de hoogte ingegaan met hetgeen hem even te voren gezegd was over de sleutelen des Hemelrijks, vers 19. Petrus was net als wij zijn, de mens wil het beter weten dan de Heere Zelf, en dat bezorgt ons o zoveel bestraffingen en kastijdingen.

Johanna: Ja maar is het niet een aanval des satans geweest en een verzoeking voor Petrus en door Petrus voor Christus Zelve?

Barend: Zeer zeker, maar dat verschoont Petrus niet in zijn stoutheid om als discipel zijn Meester te bestraffen, of raad te geven. Had hij Hem niet beleden te zijn de Christus, de Zoon des levenden Gods? En moet een dwaas mens met raad terzijde staan?

Johanna: Vanzelf is dat niet goed te praten, maar ik dacht dat Jezus het meer zag als een werk van satan, omdat Hij zeide: Ga weg achter Mij, satanas, gij zijt Mij een aanstoot, vers 23a.

Barend: Hoewel Hij in Matth. 4 : 10 satan zelf ook alzo heeft geantwoord, is toch dit woord satanas, d.i. wederpartijdige tot Petrus, als een bewijs, dat de Heere getrouw was in het bestraffen, zelfs van Zijn beminde Petrus, ons hierin een voorbeeld nalatende.

Johanna: Maar zou Petrus dan geen licht gehad hebben in het doel, waartoe de Zone Gods de menselijke natuur had aangenomen, om daarin borgtochtelijk te lijden en te sterven ook voor Petrus' zonde?

Barend: Petrus had enige kennis van Christus, zelfs een dagelijkse omgang met Christus en toch was in dit alles dit grote tekort, dat hij niet diep genoeg ontdekt was aan zijn schuld en deswege Christus niet nodig had als schuldovernemende Borg. Terwijl Christus zich haastte met het werk der verlossing en daar Zijn hart op had gezet, trachtte Petrus Hem van het grote doel af te trekken, en daarom werd hij zo scherp bestraft, omdat hij de zaligheid van zichzelf en al de uitverkorenen in de weg stond, en daardoor ongewild met zijn houding Christus' lijden vergrootte.

Johanna: Zou de wetenschap dat Judas niet oprecht was, eveneens het lijden van de Heere Jezus niet hebben verzwaard, reeds toen het eigenlijke zwaarste lijden nog niet was aangebroken?

Barend: Ongetwijfeld, want het was voor Zijn heilige, onschuldige menselijke ziel een onafgebroken kwelling met die huichelaar om te gaan, al kon hij wellicht be­ter spreken dan anderen

Johanna: Waarom heeft Hij die verrader in Zijn nabijheid geduld, zo Hij toch wist, wat in Judas' hart omging? Indien de Heere geweten heeft, dat Judas een dief en een huichelaar was, waarom heeft Hij hem niet openbaar gemaakt, en hem laten begaan? Zou de Heere Zich toch niet in Judas vergist kunnen hebben?

Barend: Van vergissing is geen sprake, want als God was Hij alwetend en als Middelaar volkomen heilig, wijs, en goed en het Licht kan geen gemeenschap hebben met de duisternis, zodat van ware gemeenschap tussen Jezus en Judas nimmer iets geweest is, integendeel, het was een groot lijden voor Christus hem in Zijn nabijheid te moeten verdragen, maar dat lag in Gods raad en dat moest vervullen Gods Woord, leiden tot Gods eer en dienstbaar gesteld worden aan de zaligheid van Gods volk.

Werkendam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Barend en Johanna

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Saambinder | 4 Pagina's