Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET WOORD IS VLEES GEWORDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET WOORD IS VLEES GEWORDEN

En het Woord is vlees geworden.... Joh. 1 : 14

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat maakt gans de wereld zich op om Kerstfeest te vieren. Geen der christelijke feesten staat zozeer in het middelpunt van de belangstelling. Met alle mogelijke religieuze gevoelens maakt men zich op om zichzelf in de kerstsfeer te brengen. Met sparretak en hulst worden de huizen versierd, en men heeft dan bij alle gezang en vrolijkheid een echt „gezellig kerstfeest" gehad. Hoe dood en doodarm is de mens van nature en wat een verdwazing om in alle uiterlijkheden voldoening te zoeken welke men er toch nooit in vinden zal. Neen, het wonder van Kerstfeest zal alleen gekend worden door een volk waaraan de Heere Zelf de waarde ervan bekend maakt. Dat volk leert wat kennen van het ondoorgrondelijke geheim van wat Johannes schrijft: ..En het Woord is vlees geworden." Een volk, dat ontdekt werd aan de onoverbrugbare klove welke er gaapt tussen de vlekkeloos Heilige God en ons. Een klove welke hunnerzijds nooit te overbruggen is. O wat missen we die noodzakelijke ontdekking in deze dagen. Hoe zielsmisleidend is toch de prediking waarin niet die scherpe onderscheiding gesteld wordt tussen het historieel kennen van de waarheid alleen, en het zaligende werk van God de Heilige Geest. Dat Woord was in den beginne bij God, en het Woord was God. Hij, Die vlees en bloed aannam uit de maagd Maria, is het ongeschapen Woord. Hij is de tweede Persoon in het Goddelijk Wezen. Hij is waarachtig God met de Vader en de Heilige Geest. God uit God en Licht uit Licht, gelijk Athanasius het zegt. De Vader sprak door Hem in de schepping, en de hemelen werden door dat Woord daar gesteld en geen ding is gemaakt, hetwelk door dat Woord niet gemaakt is. Door datzelfde Woord draagt God alle dingen, want het is het Woord Zijner kracht. Door ditzelfde Woord spreekt God en de dood moet zijn prooi loslaten, want doden, geestelijk doden, zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben zullen leven. In dit Woord is de volkomen verlossing van doodgevallen zonen en dochteren van Adam. Daarin is verzoening, en ontheffing van de straf en vloek. Nooit, nooit kan een kind van Adam zich verlossen uit de staat waarin we ons gezondigd hebben. Alleen Hij, Die de Eeuwige Zoon des Vaders is, vermocht dit onbegrijpelijke werk tot stand te brengen. Dit wonder te kennen door het geloof geeft waarlijk vreugde en kennen we niet zonder de verlichting des Heiligen Geestes. O, we kennen Hem niet, Die is het vlees geworden Woord, waarvan de profeten hebben gesproken. Luister slechts naar Jesaja, als hij in blijde zielejubel uitroept: Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en men noemt Zijn Naam, Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. Hij maakte het bekend met de Vader één te zijn. De Heilige Geest getuigt zowel in Oud-, als in Nieuw-Testament. Dit onbegrijpelijke wonder gaf de apostel aanleiding uit te roepen: „En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot. God is geopenbaard in het vlees." Neen, niet alleen Anna, Simeon en de herders, zullen aan de geboren Zaligmaker ere brengen, doch allen die Zijn verschijning hebben liefgehad door de genadige onderwijzing des Geestes. Vreemd, ja vreemd blijven we van die kennis van dit onbegrijpelijke geheim, indien de Heere dat openbaart. Gods volk zal Hem eeuwig ere brengen en de kroon werpen voor de voeten van het Lam dat hen Gode kocht met Zijn bloed. Dat Woord nu is vlees geworden, zo zegt Johannes. 

Op veel plaatsen in de Schrift wordt daarvan gesproken. Ik noemde reeds 1 Tim. 3 : 16. Naar Gal. 4 : 1 is Hij gezonden van de Vader, en geworden uit een vrouw. Zonder 's mans toedoen is Hij geworden. Ontvangen van de Heilige Geest. In verwondering heeft Maria gevraagd: Hoe zal dat zijn dewijl ik geen man bekenne? O wat een wonder. Maria, zelf een kind van Adam, in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren, bracht de zondeloze Middelaar voort, alleen, maar dan ook alleen omdat Hij van de Heilige Geest ontvangen was. Wat Rome hier bijbrengt zijn slechts menselijke verzinsels. Gods Woord verkrachten. Vertreden de heerlijkheid van de Godsopenbaring in Zijn getuigenis gegeven en door het geloof alleen gekend. Hij stond buiten de toerekening van Adams zonde, dewijl hij niet ontvangen was door 's mans toedoen. De zonde van al Zijn volk, de verkorenen, de van de Vader Hem gegevenen, werden op Hem gelegd. Hem toegerekend. Uit hoofde van die borgstelling moest Hij de vernedering aanvaarden. In tweeërlei zin spreekt de Schrift over vlees. Als nietig en zwak, alsmede vergankelijk Zijnde, maar ook als verdorven en verwerpelijk voor God. De Zone Gods, het Woord heeft ons vlees aangenomen. Onze natuur heeft Hij aangenomen, ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Hij heeft de gevolgen der zonde Zich onderworpen. Hij hongerde en dorstte. Hij was vermoeid en weende. In alles is Hij ons gelijk geworden.

Die vernedering, welke Hij Zich onderwierp, ligt reeds in Zijn geboorte. De beestenstal was Zijn plaats der geboorte. Hij, Die de hemel heeft tot Zijn troon en de aarde tot een voetbank Zijner voeten, werd in een stal, in een kribbe geboren en gelegd. De Koning der Koningen en de Heere der Heeren, in een stal, in een kribbe. Gewonden in doeken, zo zouden de herders Hem vinden, getuigenis afleggend van Zijn diepe vernedering. Op Hem werden al de zonden Zijner uitverkorenen gelegd. In hun plaats werd Hij tot een vloek. Al hun ongerechtigheden moesten op Hem aanlopen, naar des Vaders aanbiddelijke raad en welbehagen. Ten volle moest Hij betalen de schuld der Zijnen. Het welbehagen des Vaders moest door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan. Laat men smalen over een prediking van een welbehagen en een eenzijdige verbondsprediking er voor in de plaats schuiven. Dit welbehagen gaat door, door de diepste vernedering, en het gaan in de schande alsmede het dragen daarvan, en daarom zal Gods volk zingen van dat welbehagen, hier en tot in alle eeuwigheid. In deze Middelaar moest de fontein geopend worden voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem. Tot dezulken, die als dorstigen worden aangesproken in Jesaja 55, en geen geld hebben, komt de nodiging. We kennen onze armoede niet en dorsten niet naar God. Integendeel, we menen rijk en verrijkt te zijn en geensdings gebrek te hebben. Welke waarde heeft een vernederde Christus voor ons, niets, maar dan ook niets van nature. Dan gaat het ons als de vrouwen die weenden over Jezus. Dan hebben we medelijden met Hem. Met Christus betaamt geen medelijden, want Hij was geen martelaar, doch de van de Vader verordineerde Borg, Die Gods deugden moest verheerlijken en Diens welbehagen volvoeren. Armen en verlorenen, zij, die zich zo leerden kennen, hebben hier toegang. Geen is lager gezonken dan Hij Die als het Woord vlees werd. O, dat des Heeren lieve volk in al hun armoede en ellende, in al hun vloek- en doemwaardigheid waaraan zij zich onderworpen kennen, het door het geloof verstaan. Hier wordt de ruimte gegeven. Gegeven zeg ik, niet gestolen. Er is trouwens niets te stelen, want niemand kan er bij, dan die het van de Vader ontvangt. Hier liggen de grondslagen voor de hope van benauwden van geest en door onweder voortgedrevenen. Hier is het Kerstwonder waarvan Maria en Simeon en heel de kerk gezongen hebben.

Hij heeft onder ons gewoond, zo gaat Johannes verder. Geboren en gewoond beide. Niet alleen moest Hij geboren worden, maar ook onder ons wonen. Hij is Borg in Zijn ontvangenis, maar ook in Zijn leven, zowel als in Zijn lijden en sterven. Schaduw van dat wonen was onder Israël de wolk- en vuurkolom, de lichtende wolk boven het verzoendeksel. Vervulling kreeg dat alles in Hem, Die tevoren was afgebeeld, in de kribbe. Hier is het wonder van Immanuël, God met ons. In de harten van verloren zondaren woont God door Hem. Hij maakt plaats voor Zichzelf. Zij brengen zichzelf niet in de gemeenschap met God terug, neen. God brengt hen in de gemeenschap met Hem, door in het vlees in te komen en Zijn uitverkoren gunstgenoten dadelijk met Hem te verenigen. Wonen deed Hij onder ons, omdat dat volk bij God moge wonen. God van de hemel woont bij dien, die van een verbroken en verslagen geest is en die voor Zijn Woord beeft. Hoe dierbaar is dat wonder voor Gods kinderen als zij die vrede met God mogen smaken, die alle verstand te boven gaat en die harten en zinnen bewaart in Christus Jezus, en dat alleen omdat het vlees geworden Woord onder ons gewoond heeft en in Zijn volk woning heeft gemaakt. Hij neemt de zonden weg door voldoening, en geeft verzoening, en herstelt de gemeenschap in Hem, Die geen zonde heeft gehad noch gedaan. Hoe gelukkig is dat volk hetwelk zo op Kerstdag de Geborene in de kribbe door het geloof leert kennen en omhelzen. Zij ontvangen in dat geheim God terug en zeggen met de bruid: Mijn liefste is mijn en ik ben de Zijne.

Dat wonen houdt nog meer in. Hij leefde, want Hij was veracht en werd niet geacht. Hij had Zich alles onderworpen. Hongerde en dorstte om Zijn kinderen spijze en drank te bezorgen. Had geen plaats ter woning noch iets waar Hij het hoofd kon nederleggen, opdat Hij woning voor de Zijnen zou verwerven. Ja, in alle benauwdheid was Hij benauwd, om in alle kruis, leed en verdriet, rouw en kommer, al de Zijnen te wezen een oorzaak van eeuwige zaligheid. O die sterkte in alle omstandigheden, welke Gods volk daaruit mag wegdragen is met geen pen te beschrijven, noch in woorden uit te drukken. De Heere is mij tot hulp en sterkte. Hij is mijn lied, mijn psalmgezang. Ja, met David hebben ze te midden van hun leed betuigd: 'k Zal. Zijn lof zelfs in de nacht. Zingen daar ik Hem verwacht. Dat de Heere ons geve moed en krachten om Hem te verwachten, aan het einde van de strijd gebracht. Hem eeuwige ere toe te brengen. Dat ons de moed dan niet ontzinke, want wij hebben geen Hogepriester die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, want Hij is in alles verzocht geweest, gelijk als ook wij, doch zonder zonde.

Door die vernedering heen blinkt Zijn heerlijkheid. Luister verder naar Johannes als hij vermeldt: „En wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd." Wonderlijk getuigenis. Wie ziet er heerlijkheid in die geboren Koning in de kribbe 'van Bethlehem? Wat voor schoonheid is er voor ons natuurlijk oog aan Hem, Die daar in doeken gewonden ter neer ligt? Welke heerlijkheid zien zij in Hem die zich vergapen aan een opgesierde spar, of bij brandende kaarsjes neer zitten? Geen gedaante noch heerlijkheid is er dat wij Hem zouden begeerd hebben. Alleen door het geloof is dat te zien en te genieten. Die herders zagen er wat van, zij maakten alom bekend hetgeen hun van dit Kindeke gezegd was. Alleen het zaligend geloof doet die heerlijkheid kennen. Alles wat buiten Hem is zinkt in het niet. Die heerlijkheid blinkt uit in Zijn vernedering, in Zijn lijden, in Zijn sterven, opstanding, ja in alles wat Hij gedaan heeft tot heerlijkheid van de Vader en zaligheid Zijner verkorenen. Alle vijanden zullen bij de openbaring van die heerlijkheid vlieden en neergeslagen worden. Dat we vervuld met eerbied en ware verootmoediging voor God werden gelegd in het stof. Het is een heerlijkheid als des Eengeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid. Hij is vol van alles wat God verheerlijkt en wij van node hebben. Uit Zijn volheid ontvangen wij allen ook genade voor genade en nooit is die fontein in deszelfs volheid te ledigen, of minder geworden. In deze volheid vonden David, Petrus, Maria Magdalena en al Gods kinderen lafenis en uit die volheid steeds vervulling. Waar de zonde meerder is geworden is de genade veel meer overvloedig geweest. Daarenboven is Hij de waarheid in Zijn wezen en werken en spreken. Waarheid zijn in Hem al Gods beloften voor diegenen welke in Hem zijn. Hij maakt waar hetgeen Hij beloofde en bevestigt Zijner handen werk en zal geven dat het werk Zijner kinderen in der waarheid zal zijn, want de Geest der waarheid, welke Hem gegeven is zonder mate, deelt Hij mede aan Zijn kinderen, en woont in Zijn gunstgenoten. Welnu dan volk van God, dat op het feest van des Middelaars geboorte, onze ziel zich verlustige in Hem, Die is het vlees geworden Woord, vol van genade en waarheid, Amen.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

HET WOORD IS VLEES GEWORDEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's