Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten uit het verleden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten uit het verleden

Willem Teellinck

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is onze bedoeling nog een paar keer op Teelinck terug te komen, om 's mans gedachtenis te eren. Hij bleek een groot godgeleerde te zijn en is door zijn mede-ambtsbroeders als zodanig ook geëerd. In het bijzonder Voetius komt herhaaldelijk met Teelinck voor de dag. Het moge ons toch zeer duidelijk worden welk een grote plaats Teelinck heeft ingenomen, vwjl iemand als Voetius zo menigvuldig zich op Teelinck beroept. Vooral in de strijd tegen de Remonstranten wordt Teelinck meermalen door hem geciteerd. Naast verschillende schrijvers als Preston en Boston is het vooral Teelinck welke aangehaald wordt. In zijn werk „Noodwendig vertoog" is Teelinck dan ook zeer positief en het moge ons wel terdege een oorzaak van onderzoek zijn om de waarheid Gods recht en zuiver te kennen. Merkwaardig is het getuigenis hetwelk Voetius zelf van Willem Teelinck geeft aan zijn-zoon Maximiliaan na de dood van Willem. Ik wil het hier overnemen ten bewijze hoe hoog Teelinck bij Voetius stond aangeschreven. Het staat vermeld in de 2e druk van Teelincks Huisboek in de voorrede. Hij schrijft daar: „Ik weet dat veel liefhebbers der theologie over lang gewenst hebben en alsnog wensen dat uws vaders werk moge gesuppleerd en op onze catechismus gepast mochte worden. Zodat hét niet te betwijfelen valt of velen zullen uw arbeid in dezen met dankbaarheid gedenken. Inzonderheid die met mij willen erkennen dat ze door uws vaders arbeid en geschriften, zowel gemeenteleden als predikanten grotelijks daardoor gesticht zijn geworden." Wanneer een man als Voetius dit zegt, dan behoeft' het geen verder betoog welk een waardering hij voor Teelinck had. Voetius was toch echt niet de eerste de beste, noch wat geleerdheid, noch wat godzaligheid betreft. Het moge ons ten huidigen dage wel tot lering zijn en wat meer is, tot een voorbeeld dienen, opdat het apostolisch woord, dat de een de ander uitnemender aohte dan zichzelf, metterdaad zou gevonden worden. Het schijnt soms of de een de ander wil overtroeven in gevatheid en geleerdheid. Nu is geleerdheid steeds hogelijk te waarderen, als er dan maar ootmoed mee gepaard gaat. Dit laatste is weer geen vrucht van onze akker, maar alleen vloeiende uit Christus en de gemeenschap aan Hem. Wat het hoofddoel was zowel bij Teelinck als bij Voetius moge ons we! voor ogen staan en vooral moge dit in praktijk worden gebracht, namelijk de opvoeding des volks. Dat behoort naar de schriften te zijn. Dat raakt niet alleen Gods kerk en daamee bedoel ik dan de kerk naar de beschrijving van art. 27, N.G.B., maar allen die tot de uiterlijke openbaring der kerk behoren. We zijn zozeer.de norm van Gods Woord kwijt en daaruit komen alle mogelijke uitwassen voort. Onvoorwaardelijke onderwerping aan dat woord hebben we zozeer van node. Wij en onze kinderen mochten daar toch meer op letten. We raken het spoor zo bijster. Genade is alleen een werk Gods om dat te verheerlijken, maar Gods Woord is toch ook een regel ten leven voor allen. Wanneer we die norm loslaten zijn we geheel weg. We richten zoveel ook in de prediking des woords ons alleen tot Gods volk. Ik meen toch metterdaad dat er ook nog onbekeerden in de kerk zitten en dat die ook recht hebben op een woord van vermaan en leiding. Als ik zeg re dan vchtenersta men mij wel. Rechten hebben geen van allen meer, maar ik be­doel dat zo, dat we ze niet zonder meer aan hun lot over laten. Wanneer de Heere genade verheerlijkt, doet Hij dat toch niet omdat er enige waarde in de mens is of zijn kan, maar naar Zijn aanbiddelijk welbehagen. Zo is het Zijn hoge welbehagen een norm ten leven te geven voor allen. Dat we daar niets meer van terecht kunnen brengen ligt niet aan dat woord, maar aan- ons, dewijl we ons met alle kinderen van Adam midden in de dood gezondigd hebben. In Zondag 4 wordt zozeer terecht gezegd, dat we ons door het ingeven des satans en moedwillige ongehoorzaamheid van alle deze gaven beroofd hebben. Ik geloof echt dat ik een beetje ben afgedwaald. Laat  mij dat niet euvel geduid worden. Ik vind hetgeen door onze vaderen geschreven is toch inderdaad wel dé moeite waard om nog eens aandachtig na te gaan. Jammer dat er zo weinig van Teelinck meer overgebleven is. Natuurlijk zijn er nog wel hier en daar werken, maar het merendeel van zijn geschriften is teloor gegaan. Hij is een man die waard is door de genade, verheerlijkt aan hem, nagespeurd te worden. Het is uitermate leerzaam èn stichtelijk. Daar valt al hetgeen de laatste tijd verschijnt toch wel een beetje bij in het niet, althans, naar mijn bescheiden mening. De Heere.geve ons genade om in ootmoed te wandelen.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1952

De Saambinder | 4 Pagina's

Gedachten uit het verleden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1952

De Saambinder | 4 Pagina's