Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

N. te M. vraagt of er een wachttijd is en of deze tijd door alle kinderen in de genade wordt doorleefd. Hij zou dit staven met de woorden van Naomi tot Ruth: „Zit stil, mijn dochter". Hij vraagt echter meer voorbeelden.

Antwoord: U bedenke, dat er in de Heilige Schrift herhaaldelijk van wachten gesproken wordt, in onderscheiden betekenissen. Zo op het wachten op de Heere. In het leven van een kind des Heeren komt dit telkens voor; dus niet voor één. keer, niet voor een periode op de weg des heils, maar het ganse leven door. U bedoelt het blijkbaar in de tweede zin: werkeloos neerzitten en afwachten, wat de Heere doen zal; maar toch met enig vertrouwen, dat Hij 't maken zal op grond van uw keus. Maar deze kan geen grond zijn. Een godzalige vrouw zei eens tegen 'n andere vrouw: Onderzoek toch of gij met God, of God met u begonnen is. Alleen op 's Heeren Woord kunt ge hopen; Zijn toezegging heeft alleen waarde. Zeg tot mijn ziel: Ik ben uw heil. Psalm 35 : 3. Dezulken hebben hun afgescheidenheid van God leren kennen vanwege hun zonden; worden het hartelijk eens met hun beschuldigende consciëntie, stappen niet over het recht Gods heen, gaan aan de zijde Gods staan en kunnen toch ook de Heere niet loslaten: de zaak is te ernstig, van te groot belang, waarom het gaat. Als de Heere hen dan in deze nood der ziel een belofte, een toezegging geeft, dan kunnen zij daarmee niet stil gaan zitten. Alle beloften zijn in Christus ja en amen. Hem ingelijfd te zijn door een waarachtig geloof is de vaste grond. Hem en al Zijn weldaden aan te nemen geeft de rijkste troost. In de weg der toepassing worden we geen Quiëtisten (een woord dat ontleend is aan een woord, dat „rust" betekent); ook geen „bekeerde"'mensen, die voor Christus geen werk hebben. Maar armen, kleinen, zondaren, die geholpen moeten worden; echter zo ook de Koning zien in Zijn schoonheid. Hem aanklevende in een werkzaam geloof. Laten we toch bij 't begin beginnen (zie Heid. Cath. vraag 2) en ons geestelijk eertijds niet vergeten.

V. te K. is het niet recht duidelijk, waarom de vrouwen en kinderen van Korach (Num. 16 : 32, 33) moesten sterven; ook de huisgenoten van Achan (Joz. 7 : 24, 25); dit in verband met het gesprokene in 2 Kon. 14 : 6 (gegrond op Deut. 24 : 16: De vaders zullen niet gedood worden voor de kinderen en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaders; een ieder zal om zijn zonde gedood worden).

Antwoord: Het woord van Deut. 24 : 16 wil God gehandhaafd zien. Zelf handhaaft God het ook.

I. Als er nu staat in Num. 16 : 32, dat de aarde haar mond opende en hen verslond met haar huizen, en alle mensen, die Korach toebehoorden en al de have; dan blijkt uit de verdere geschiedenis van Israël, dat bij dit oproer niet alle Korachieten omgekomen zijn, maar alleen zij, die zich aan de zijde van hun vader schaarden en daarom rechtvaardig gestraft werden. Men leest toch later telkens van de kinderen van Korach. Zij waren de zangers van Israëls heiligdom. Een aantal heerlijke psalmen draagt hun naam. Dat zij niet omgekomen zijn in het oordeel Gods bewijst, dat zij niet meededen in het oproer. Zeer zeker waren zij op dat vreselijk ogenblik in de Tent der samenkomst.

II. Wat Achan betreft: God zegt niet tegen Jozua, Achan heeft gezondigd, maar: „Israël heeft gezondigd en het verbond, dat God met hen gemaakt heeft, overtreden." Wat dus één, met de zijnen, deed, raakte het gehele volk. De zieke plek moest dus a.h.w. uitgesneden worden. Dat Achan en al zijn kinderen eerst gestenigd en daarna verbrand werden, is een bewijs, dat ook zij medeplichtig waren, de diefstal niet hadden aangegeven en dus mede schuldig aan de ban over Israël. Ware dit niet het geval geweest, zeker zou de rechtvaardige God ingegrepen hebben.

Zeist

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Saambinder | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1952

De Saambinder | 4 Pagina's