Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De dierbaarheid van Christus I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De dierbaarheid van Christus I

U dan die gelooft, is Hij dierbaar. 1 Petrus 2 : 7a

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit korte woord is rijk van inhoud, doch alleen voor hen, die door het zaligmakend geloof met Christus. verenigd en Hem ingelijfd zijn. Onuitsprekelijk zijn de voorreohten der gelovigen en het heil, dat zij in Christus deelachtig zijn. Deze zijn niet op te wegen tegen het goed dezer wereld, die voorbij gaat met al haar begeerlijkheden. En wat ligt er een donkerheid over het volk des Heeren; hoe weinig worden deze voorrechten gezien en er gebruik van gemaakt. Welk een aardsgezindheid wordt er veelal bij de kinderen Gods gevonden, en zo weinig hemelsgezindheid, om te zoeken de dingen, die boven zijn. Welk een verlaten en een steunen op eigen inzichten, een zoeken en een bedoelen van zichzelf. Hoogmoed en eigen een zoeken openbaren de vrucht van eigenliefde.

Voor bekeerde en klare mensen is Christus niet dierbaar, maar voor de gelovige, die uit al zijn werken en uit zichzelf gezet is, om buiten zich in Hem het leven en de zaligheid te vinden. Voor hen, die het leven in eigen hand niet meer kunnen vinden, is Christus dierbaar, gepast, beminnelijk en noodzakelijk; die aan hun verloren staat ontdekt zijn, om door het geloof de zaligheid en het leven in Hem te zoeken en te vinden. Voor hen wordt Hij dierbaar. Petrus schrijft zijn brief aan de broeders in de verstrooiing. Zij, die met hem een even dierbaar geloof hadden ontvangen. In het tweede vers van zijn eerste hoofdstuk noemt hij de voorrechten van vrije genade op. Het zijn de uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus.

Ziet, welke weldaden en hemelse geschenken en genadegiften de gelovigen deelachtig zijn. Uit de staat des doods en des verderfs geroepen en getrokken tot de gemeenschap Zijns Zoons Jezus Christus. Overtuigd door Gods Geest van hun ellendestaat, waar het van alle zijden een omkomen werd, is hun door diezelfde Geest de weg der verlossing en der zaligheid geopenbaard, zodat zij door het geloof alles in Hem mochten vinden. Van nature zien wij geen gedaante of heerlijkheid in Hem, dat wij Hem 'zouden begeren. Ons oog is daarvoor gesloten en wij zijn vreemd van de enige en ware God. Maar door genade is de gelukstaat der gelovigen uitnemend. Dat geloof, dat een gave Gods is en in de levendmaking wordt geschonken, verenigt hen met Christus; en komt in de vrucht en de oefeningen als een hebbelijkheid der ziel openbaar. Het sluit de kermis van Christus in zich, waardoor de gelovige heibegerig de toevlucht tot Hem neemt en gelovig aanneemt hetgeen hem van boven geschonken wordt. Door dat geloof stelt hij zijn betrouwen alleen op de algenoegzaambeid van Christus, met verzaking van alles wat daar buiten is. Om dan als een gans verlorene, met de koorden der veroordeling om de hals en door Gods recht afgesneden van alle gronden buiten Christus, Hem te kennen, van Wie Petrus zegt: „U dan die gelooft, is Hij dierbaar". . Dierbaar, dat wil zeggen, kostbaar, sierlijk, zeer uitnemend, boven alles beminnelijk, naar waarde niet te schatten en allesovertreffend is Hij voor de gelovige.

Het eeuwige wonder Gods wordt hier verklaard, dat voor' vijanden van genade een Naam en een Middel onder de hemel gegeven is om zalig te kunnen worden. Voor dezulken, die alles verbeurd hebben en al hun rechten kwijt laken en geen recht meer overhouden, kis des doods waardig, voor dezen wordt Hij dierbaar. Hier moeten zij uitroepen met de apostel: „O diepten des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods!" Dit is geen blote wetenschap van het historiëel geloof. Maar de zaligmakende kennis van het Code verheerlijkende geloof. Daardoor zeggen zij met de bruid: „Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk Eén is mijn Liefste, ja zulk Eén is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem".

Petrus wekt de gelovige broeders in de verstrooiing op om in Hem alleen de zaligheid te zoeken. Om als nieuw geboren kinderkens zeer begerig te zijn naar de redelijke, onvervalste melk, opdat zij door dezelve mogen opwassen. Hij wil, dat die Christus een gestalte in hen zal krijgen en Hij de-enige oorzaak hunner zaligheid en grond van behoudenis zal zijn in de verstrooiing, waarin zij verkeren. Om alles schade en drek te achten door de uitnemende kennis van Christus, hun Hoofd en Zaligmaker. Wat is het een paradox in ons leven, uit alles uitgezet en met verlies van ons leven Hem te benodigen. Die in alles dierbaar wordt. Dan moet er ook alles aan wat van de mens is. Ontledigd van onszelf, om vervuld te worden met het Zijne. Vlees en bloed staan dit tegen; die zullen het Koninkrijk Gods niet beërven. Hoe noodzakelijk is het, Godskennis en Christuskennis door Gods Geest te ontvangen, om te komen tot zelfkennis van zijn verdorven bestaan, opdat de Heere alles worde en wij niets, en dit te mogen blijven door de allesoverwinnende genade van Hem.Waar het arme zondaars-leven wordt ingeleefd, heeft men geen grote gedachten van zichzelf, maar daar mag het zijn: „Niet ons, o Heere! niet ons, maar Uw Naam geef eer!" En waar dan de weg der verlossing wordt geopenbaard, wordt zalig worden zó groot, dat het niet uit te spreken is. Daar is het: „U dan die gelooft, is Hij dierbaar". En zouden wij gaan beschrijven waarin Hij dier'baar is, waar zouden wij beginnen en waar zouden wij eindigen? Wij kunnen er slechts van stamelen. Onze mond is te arm om het uit te spreken. Om maar enkele zaken te noemen, het geloof ziet Hem in Zijn namen, in Zijn Persoon, Zijn ambten, staten en weldaden. Hij is de Immanuël, God met ons. Jezus, de Zaligmaker, en Christus, de Gezalfde, de Borg en Middelaar, de Opstanding en het Leven, de Eerste en de Laatste, Jehova onze Gerechtigheid, en met veel meer andere namen zijn zij te vermeerderen. Jesaja getuigt er van, dat Zijn Naam is: Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader eeuwigheid. Vredevorst. En als wij Hem door het geloof krijgen te benodigen, zullen wij met dit woord moeten instemmen: „Tot Uw Naam en tot Uw gedachtenis is de begeerte mijner ziel".

Borssele

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

De dierbaarheid van Christus I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juli 1956

De Saambinder | 4 Pagina's