Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods kerk door geklank geleid I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods kerk door geklank geleid I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent; o Heere, zij zullen in liet licht Uws aanschijns wandelen. Psalm 89 : 16

In Psalm 48 merken wij bij de dichter duidelijk een opklimming in het geloof. Want in deze Psalm spreekt hij in de eerste plaats van de stad des groten Konings; hij roemt die stad op het allerhoogst. Maar als hij haar in het algemeen heeft voorgesteld, treedt hij in het bijzondere en gaat hij spreken van de weldaden, die in het midden van die Godstad verleend worden en hij roept uit: „O God, wij gedenken Uwer weldadigheid, in het midden Uws tempels. Gelijk Uw Naam is, o God, alzo is Uw roem tot aan de einden der aarde; Uw rechterhand is vol van gerechtigheid". En aan het eind zegt hij: „Deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot de dood toe ". Eerst de stad Gods, dan de weldaden en dan het Wezen Gods.

Er is niets wat de dichter hoger prijzen kan; alles staat onder de bediening van die Koning. De koningen der wereld hebben nodig goud en zilver, wol en vlas — want zelfs de koning wordt van het veld gediend — maar die Koning is niet als iets behoevende. Hij is de God van de dichter, want hij mag met toeëigening uitroepen, dat hij verbonden is met het Goddelijk Wezen. Het hart van de dichter gaat open als hij zich in dat dierbaar Wezen verliezen mag. Neen, niets anders is zijn begeerte, dan de gemeenschap Gods. O, God gemeenschap met een arme zondaar, dat wonder kan de dichter niet op. Het mocht ook ons hart eens raken. „Deze God is onze God", roept de , dichter uit. Hij weet dat God in zwakheid, in krankheden en in sterven Zich niet zal onttrekken. Onze vrienden kunnen ons ontvallen in wegen van druk en tegenheden, de verloren zoon hield niets over, maar God blijft met Zijn kerk in duisternis en tegenspoed en roept haar toe: „Ik ben met ulieden al de dagen, tot de voleinding der wereld". Hij zal Zijn volk geleiden tot de dood toe. Hij gaat hen voor gelijk een generaal zijn leger. De Heere treedt aan de spits. 

Hij doet nooit als David, die op het dak wandelde toen het volk in de strijd was. God schenkt Zijn volk dé zege. Maar wij mochten ons wel ernstig onderzoeken of wij die God kennen. Want God te kennen wil zeggen, dat wij verstaan mogen wat God is in Zijn Wezen, eigenschappen en deugden. Dan gaat die God Zich verklaren in onze ziel. Die God kan alleen onze God worden door een weg van verzoening, die tot stand gebracht werd door Zijn Zoon Jezus Christus. Die God zal Zijn volk geleiden tot de dood toe. Niet: Hij kan, maar: Hij zal. En dan zullen zij, van alle strijd verlost, eeuwig God prijzen.

Wij dachten voor zulk een leiding, die de Heere met Zijn volk houdt, uw aandacht te vragen.

Onze tekst wijst er op, dat de Heere middelen en instrumenten wil gebruiken om Zijn kerk te onderwijzen. Wij zien in deze tekst als het ware een leidraad voor Gods kerk van alle tijden, want het geldt niet alleen voor het volk Israël, het is te allen tijde bewezen, dat God Zijn kerk leidt door geklank, en van de instrumenten opleidt tot Zichzelf.

Psalm 89 is een Psalm van de grijze Ethan. Veel pennen zijn in beweging gebracht door de vraag wanneer hij heeft geleefd, doch wij sluiten ons aan bij hen, die van mening zijn, dat het geweest is ten tijde van Salomo en Rehabeam. Het was één der wijzen van Salomo, die aan zijn zijde stond om hem wijsheid en recht te leren. En naar alle waarschijnlijkheid is hij één der oudsten geweest, die aan Rehabeam de goede raad gaven om het volk ter wille te zijn en hun lasten te verlichten. Rehabeam heeft echter de raad der jongelingen opgevolgd, zodat het rijk gescheurd werd en hij slechts twee stammen overhield. En in gedachten zien wij de oude Ethan bedroefd nederzitten al zuchtende: „Och, dat mijn hoofd water ware en een springader van tranen uit mijn ogen voortkwam, om te beweiden de breuk der dochter mijns volks".

Maar te midden van die druk mag hij nog God prijzen en van Zijn weldaden getuigen. Hij prijst het volk gelukkig^ dat bearbeid door Gods Geest, zich mag wenden tot het geklank van de genadetonen van fluit en citer.

Hij roept van hen uit: „Welgelukzalig is het volle, hetwelk het geklank kent". Dit wijst ons terug naar het bevel, dat God gegeven had in Numeri 10, dat het volk geleid moest worden door twee zuiveren trompetten of bazuinen, die geblazen moesten worden door van God aangewezen personen. Door het geklank van hun instrumenten moesten zij het bevel van de hemelse Koning doorgeven aan hét volk. Door die tonen werd het volk ten strijde, of tot het feest des Heeren geroepen. In het blazen van de bazuin lag de raad Gods verklaard, die nooit af te scheiden was van het volk Israël. In die klanken zag Bileam de leiding Gods met Israël, hij riep uit: „Het geklank huns Konings is bij hen". Als die trompetten geblazen werden, sidderden de vijanden; dan stond Israël op om onder de banier van zijn Koning te strijden.

Als het geklank gehoord werd, was er een bevel Gods; dan toonde de Heere dat Hij nog leefde. Elke klankstoot toonde, dat God Zijn bevel gaf, want die trompetblazer blies niet op het bevel van een dode koning, maar van de Koning, Die eeuwig leeft. Als het geklank gehoord werd, openbaarde God Zijn raad. Dat wist het volk Israël. Dan toonde de Heere nog te willen wonen in hun tenten. Ja, dat Hij gemeenschap met hen wilde hebben, dat in de lendenen van dat volk— zoveel het vlees aangaat — de Christus woonde. Jesaja riep uit: „Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid. Vredevorst.

De Heere kwam Zelf de personen aan te stellen, die trompetten blazen moesten, maar dat niet alleen. Hij wees hen pok de plaats aan, waar zij de klanken zouden laten horen. Dat alles is van grote betekenis en geldt tot op deze dag toe.

De bazuinblazer moest staan op één van de hoogste bergen van Israël, zodat in berg en dal het geklank gehoord kon worden. Het riep het volk samen om te strijden of feest te vieren. Wij zouden liever altijd feest hebben, maar dat is Gods weg niet. Doch het is ook niet altijd strijd.

Ook heden roept de Heere Zijn volk nog, en wel door Zijn Woord en Geest,

Als dat Woord gebracht wordt, wordt het bij geklank vergeleken. Christus Zelf vergelijkt het prediken van het Evangelie met geklank, Matth. 11 : 17: „Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend".

Maar als de bazuinblazer zuiver het bevel doorgeeft, zal de Koning zorgen, dat Zijn bevel gehandhaafd wordt. Als Ruben weigert samen te komen, ontvangt hij een ernstige bestraffing.

Als het geklank des Konings bij ons is en de kracht van Zijn bediening ervaren wordt, maar wij weigeren gehoor te geven, zullen wij niet te verontschuldigen zijn. Dan zal het volle gewicht der verantwoording mijn en uw deel zijn. God zal Zijn raad volvoeren.

De bazuinblazer moest van Godswege een aanstelling hebben, zo moet ook elke prediker een aanstelling hebben om de bazuin des Evangelies te blazen. Hij moet kunnen getuigen langs welke weg hij tot dat ambt gekomen is. Gods knechten moeten de volle raad Gods naar het bevel van hun Koning uitdragen. Zij moeten Hem prediken. Die is de verlossing Israëls, van Wie de priester onder Israël slechts een zwak voorbeeld was. In zijn priesterlijke bediening had die priester een priesterlijk overkleed over zijn andere kleding. Onder dat overkleed droeg hij een mantel, bezet met een rij schel klinkende belletjes. Als nu de priester offerde, , kon de menigte hem horen, want zolang hij bezig was klingelden die belletjes. Zo is de enige Hogepriester, Jezus Christus, gedurig werkzaam, want het geklank van het Evangelie doet ons horen, dat Hij bezig is. De bazuinblazer moet wijzen op het Offer, dat alleen het volk verlossen kan. Eerst moeten zij horen naar het blazen van de bazuin, dan luisteren naar het dienen van de priester.

Het moet wat geweest zijn voor de offeraar, die zijn offer gebracht had, maar de priester niet zien kon; hoe zal hij, met vrees bezet, geluisterd hebben of zijn offer aangenomen werd. Hoorde hij de priester bezig, dan was zijn offer aanvaard.

Wijlen Ds. F. J. DIELEMAN

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1956

De Saambinder | 4 Pagina's

Gods kerk door geklank geleid I

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1956

De Saambinder | 4 Pagina's