De Kerk

2k) hebben wij dus nu de ambten in de kerk behandeld. De ambtsdragers ontlenen hun gezag alleen aan Christus. Immers, de ambten in Gods kerk zijn de ambten van Christus. Hij bedient inzonderheid Zijn profetisch ambt door middel van de herders en leraars, Zijn priesterambt door middel van de diakenen en Zijn Koninklijk ambt door middel van de ouderlingen.

Christus is de van God gegeven Ambtsdrager, de grote Profeet, Priester en Koning der kerk.

Hij heeft Zijn ambten niet overgedragen aan mensen, het blijven immers Zijn ambten, maar nu wü Hij de ambtsdragers gebruiken als instrumenten, als organen, opdat Hij in Zijn kerk als de grote Ambtsdrager werkzaam zij.

De mensen die het ambt vervullen, hebben dan ook alleen betekenis en gezag van Christus uit, nooit van zichzelf uit. Want zo is dan noch Paulus iets, noch Apollos, maar door de genade Gods ben ik, die ik ben. Alleen Christus, de Koning der kerk, heeft gezag in de kerk. Hij alleen regeert.en het gezag, wat de ambtsdragers hebben, is dus van Hem uit, aan Hem ontleend, nooit van onszelf uit.

Daar vloeit dan ook vanzelf uit voort, dat de ene dienaar des Woords, niet meer is dan de andere, de ene ouderling niet hoger dan de andere ouderling, de ene diaken niet invloedrijker dan de andere.

Immers, allen ontlenen hun ambtelijk gezag aan de grote Ambtsdrager der kerk en .daarom kan er van meerdere of mindere nooit sprake zijn.

Bij Rome heeft men de hiërarchie. Immers aan het hoofd van heel de kerk staat de paus. Daaronder komt het college van kardinalen, daaronder de aartsbisschoppen; iedere aartsbisschop heeft weer een aantal bisschoppen onder zich; iedere bisschop is gesteld over een aantal dekenen en daaronder komen weer de pastoor en de kapelaan. De hogere geestelijkheid heerst hier dus over de lagere. Doch dit mag nooit.

Wanneer de discipelen onderling twisten en vragen, wie van hen toch wel de meeste is, stelt de Heere Jezus een kind tof voorbeeld. „Wie de meeste wil zijn, zij aller dienaar. Zo wie zichzelf zal vernederen, gelijk dit kindeke, deze is de meeste in het koninkrijk der hemelen".

Christus heeft ook gezegd, dat er in de gemeente geen overste en geen dien^r mag wezen, want Hij Zelf is immers de Meester en Heere. 

Zo lezen we dan ook in onze Nederlandse geloofsbelijdenis in artikel 31: „En aangaande de dienaars des Woords, in wat plaats dat zij zijn, zo hebben zij allen een zelfde macht en autoriteit, zijnde altegader dienaars van Jezus Christus, de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd der kerk".

Dit geldt ook van de ouderlingen en diakenen. De ene ouderling is niet hoger en meer dan de andere ouderling en de ene diaken staat niet boven de andere. Ook mogen de dienaren des Woords niet heersen over de ouderlingen en diakenen. Al is er immers onderscheid tussen de ambten, er is geen hiërarchie.

De Dordtse Kerkorde zegt met nadruk ra artikel 84: „Geen kerk zal over andere kerken, , geen dienaar over andere dienaren, geen ouderling of diaken over andere ouderlingen of diakenen enige heerschappij voeren".

De hiërarchie van Rome is tegen de ordinantie van Christus en laten wij ook in onze Gereformeerde Gemeenten altijd waken tegen hiërarchie.

De roomse kerk maakt echter niet alleen onderscheid tussen de geestelijken onderling, maar zij maakt ook een scherpe scheiding tussen geestelijken en leken. De leken zijn de schare, die de wet niet kent. Ook hier moeten wij tegen opkomen, zoals we dan de volgende keer D.V. nader hopen te zien.

Vlaardingen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen