Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Martha en Maria

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Martha en Maria

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Martha: Marie, de vorige keer beloofde je, dat je zou trachten uiteen te zetten hoe de Heere antwoordt'op het gebed van iemand, die in waarheid om Zijn onderwijs verlegen is. Ik zou graag willen, dat je je gelofte in deze betaalde.

Maria: Martha, inderdaad zegde ik zulks toe, maar ik moet eerlijk bekennen, dat ik achteraf dacht: wat heb je beloofd! Want beste zus, het is en blijft zelfs voor 's Heersn geoefendste kinderen een oefenschool om de stem des Heeren te leren kennen en verstaan. Wanneer we de Heilige Schrift en de praktijk van alle eeuwen raadplegen, dan blijkt het, dat dit antwoorden soms onmiddellijk, maar meestal middellijk geschiedt. Met onmiddellijk antwoorden bedoel ik zulk een wijze van antwoorden, waarbij de Heere zonder tussenkomst van iets buiten Hem Zijn wil bekend maakt. Ik lees in Num. 12 : 8, dat de Heere van mond tot mond tot Mozes sprak; in 1 Sam. 9 : 17, dat toen Samuel Saul aanzag, de Heere Samuel antwoordde: „Zie, dit is de man, van welke Ik u gezegd heb", en in Hand. 9 : 6, dat de Heere op Paulus' bede: „Wat wilt Gij, dat ik doen zal? " antwoordde met een hoorbare stem: „Sta op, ga in de stad, enz."

Dit hoorbaar vernemen van de wil des Heeren geschiedde bij hoge uitzondering en dat slechts in zeer bijzondere gevallen. Hoewel de Heere vrij is en blijft om te antwoorden zoals Hij zulks verkiest, geloof ik voor mij, dat deze manier van antwoorden een einde genomen heeft nadat de Heere Zijn Woord deed beschrijven. Op een antwoord door middel van engelen, dromen, gezichten e.d., zoals dit in de oud-testamentische en apostolische tijd plaats vond, behoeven wij m.i. ook niet te rekenen, want ik geloof, dat ook deze manier van antwoorden sinds bovengenoemd tijdstip niet meer geschiedt, omdat de Heere anders Zijn Woord niet zou hebben doen beschrijven. Ik weet wel, dat geestdrijvers van vroeger en nu hier niet van willen weten, maar het woord uit 2 Petr. 1 : 19: „en wij hebben het profetisch Woord, dat zeer vast is, en gij doet wel, als ge daarop acht hebt...." spreekt in deze een zeer duidelijke taal. Wel gebeurt het, dat de Heere tijdens of na het gebed Zijn wil bekend maakt door een daartoe passend schriftgedeelte, soms ook wel een door Zijn kinderen of knechten gesproken of geschreven woord (denk b.v. aan de berijmde psalmen) - voor de aandacht te doen komen, en dit kan zó zijn, dat het is alsof men een stem hoorde! Dit is geen geestdrijverij of valse mystiek, zoals vreemdelingen en vijanden van de levende godsvrucht uit onkunde het gaarne betitelen, maar een wezenlijk element uit het leven der genade, dat behoefte heeft ook aan deze vorm van gemeenschapsoefening met de Onzienlijke.

Martha: Marie, voor je verder gaat, even een vraag. Ik heb wel eens horen gewagen van een verschil, dat er (bestaan zou tussen „voorkomende" en „bijkomende" waarheden. Marie, wat heeft dat te beduiden?

Maria: Martha, wanneer dat onderscheidt gemaakt wordt, bedoelt men er mee te zeggen, dat men niet aanstonds reageren moet op elk schriftwoord of versje, dat, wanneer we in moeilijkheden zitten, maar voor de aandacht komt, omdat men daardoor zo gemakkelijk verleid kan worden door satan, in samenwerking met ons arglistig hart.

Martha: Marie, ik zou graag willen, dat je wat nader uiteenzette waarin inkomende of voorkomende waarheden onderscheiden zijn en waaruit het op te maken is of ze tot de eerste of de laatste soort behoren.

Maria: Martha, over het algemeen is het zó, dat men zulke woorden, die ons zeer schielijk tijdens of na het gebed voorkomen, en die overeenkomen met hetgeen men begeert te doen, onder de „voorkomende", dat is niet van de Hegre komende waarheden heeft te rangschikken. Het is immers zó, dat de Heere, ter beproeving van de ernst van de bidder, meestal enige tijd wacht met antwoorden. Ik lees in Jer. 42 : 7, dat het tien dagen duurde voordat Jeremia antwoord kreeg, en uit Dan. 10 : 12 blijkt het, dat Daniël 21 dagen moest wachten. Hoewel het te ver zou gaan om te beweren, dat de Heere nimmer terstond antwoordt, meen ik, dat het in verband met de misstappen van kinderen Gods, gedaan door het reageren op zulke schielijk invallende woorden, aanbeveling verdient om in deze de grootst mogelijke voorzichtigheid te betrachten en een nadere bevestiging af te smeken. Zeer verraderhjk is het wanneer invallende woorden ons een richting aanvdjzen, die we voordien wel wensten, maar niet durfden in te slaan. Als regel moeten zulke woorden niet de Heere, maar satan toegeschreven worden, die als een engel des lichts, samenspannend met de verdorven natuur, altijd in de weer is om de mens te verleiden tot het wandelen naar eigen lust. Immers de wil des Heeren is altijd te­ genovergesteld aan de wensen van vlees en bloed. De wegen, die Hij wil dat. we gaan zullen, zijn meestal zo, dat wanneer men er vóór geplaatst wordt, er aanvankelijk niets anders te bezien is dan dat het naar menselijke berekening een omkomen zal worden. Denk aan de weg door de Rode Zee en de woestijn. Dit dient tot openbaring van de natuurlijke afkeer van de wegen Gods, tot ontdekking van het ongeloof, dat in ons allen van nature woont, maar ook als middel in 's Heeren hand om de uitverkorenen te brengen tot ware zelfkennis en Godskennis, om hen Zijn genadige bijstand te doen benodigen tot het gehoorzamen aan Zijn wil, en om te maken, dat bij de goede uitkomst van de weg alle vlesehjke roem zou zijn uitgesloten, daarentegen de lof des Heeren zou weerklinken wegens Zijn genade, macht en trouw. Onderwijzingen, die het mes zetten in onze vleselijke verlangens naar valse rust, ijdele roem en vleselijk zingenot, zijn onder de „inkomende", dat wü zeggen, van de Heere komende waarheden te rekenen. Welgelukzalig is dus die mens, die in waarheid om 's Heeren raad verlegen is, die schielijk invallende, voor het vlees aangename aanwijzingen met de grootst mogelijke achterdocht behandelt, en die als vrucht van inwinnende, overwinnende genade vlees en bloed verloochenen en de wil des Heeren gehoorzamen mag. Wanneer je er niets op tegen heb, Martha, zou ik nu de draad weer op willen nemen van zoeven, om te trachten je uiteen te zetten hoe de Heere middellijk antwoordt.

Martha: Marie, daar heb ik niets op tegen. Ik hoop alleen maar, dat we 's Heeren genade mogen ontvangen om alles wat ons zo .onmiddellijk in de gedachten zou mogen komen, met een geest des onderscheids te leren behandelen.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1957

De Saambinder | 4 Pagina's

Martha en Maria

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 1957

De Saambinder | 4 Pagina's