Het krijgen van waarheden

In ons eerste artikel hebben wij gezien, hoe de dopersen zich verwijderen van Woord en sakrament en men alle nadruk legt op het inwendige woord en het inwendige licht.

We vinden hier min of meer de ontkenning, dat het leven des geloofs te doen heeft met de God der Schriften en met de Christus der Schriften en dat de Geest alleen maar werkt door het Woord. Bij de dopersen is er een geringschatting van de genademiddelen van Woord en sakrament. De Reformatie heeft zich met kracht tegen deze doperse en mysticisitische opvattingen verzet. Onze reformatoren hebben er met nadruk steeds weer op gewezen, dat het Woord van God, de Heilige Schrift, het genademiddel is, waardoor de Heilige Geest het geloof werkt en versterkt.

De dopersen maken de band tussen Christus en het Woord en tussen de Geest en het Woord los en leren een gemeenschap met Christus zonder het Woord en een werking van de Heilige Geest in het hart buiten het Woord om.

Onze reformatoren bepleitten echter, dat Christus alleen door het geloof gekend kan worden in het gewaad des Woords en dat de Heilige Geest de Geest des Woords is. Er is geen rechtstreekse gemeenschap met Christus, noch een, werking des Geestes buiten het Woord om.

Dit Woord van God doet door de bediening des Geestes Zijn werking tot zaligheid, als het wordt gepredikt, maar ook als het wordt gelezen of onderzocht. Geloof en bekering worden gewerkt door het middel van de prediking van het Woord.

Denk aan artikel 24 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis, waar gehandeld wordt over de vrucht van het nieuwe leven door God gewerkt: „Wij geloven, dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens en doet hem leven in een nieuw leven en maakt hem vrij van de slavernij der zonde". Gods Woord leert ons zelf: „Het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods. Hoe zullen zij horen zonder die hun predikt? "

En zondag 21 van onze Katechismus belijdt: „Dat de Zoon Gods, uit het ganse menselijke geslacht, zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord in enigheid des waren geloofs vergadert". .

Vooral het gepredikte Woord van God is genademiddel, waardoor de Heilige Geest het geloof werkt en versterkt. Dus niet allereerst het gelezen Woord van God, maar het gepredikte.

Gods Woord zegt dit zelf in de aangehaalde tekst: „Het geloof is uit het gehoor". Ook artikel 24 van de belijdenis spreekt over het horen van het Woord en uit al de geschriften van de reformatoren blijkt zonneklaar, dat zij bij het Woord als genademiddel vooral nadruk legden op de prediking er van.

Het Woord van God is allereerst bestemd om gehoord te worden.

Calvijn schrijft: „Onlangs is wel is waar toegestemd, dat het Woord op zichzelf niets kan voortbrengen, maar waar het de Heere behaagt te werken, daar beschikt dit instrument over Gods kracht. Zo werkt God' krachtdadig door de stem des mensen, opdat Hij door die dienst het geloof in ons scheppe". Het geloof, door Gods Geest in de levendmaldng in het hart geplaatst, is aangelegd op het horen van Gods stem ia het Woord, in het bijzonder als het gepredikt wordt.

Dus vooral de prediking wü de Heere gebruiken om het geloof te werken en te versterken. Denk ook aan Zondag 25 van de Katechismus: „Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al Zijn weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk geloof? Antw.: Van de Heilige Geest, Die het geloof ia onze harten werkt door de verkondiging des heiligen Evangelies en het sterkt door het gebruik van de sakramenten'.

Daarom heeft de Reformatie tegenover alle doperse stromingen ook nadruk gelegd op het verband van Woord en ambt, en het verband van Woord en kerk, omdat dit Woord aan de kerk is toebetrouwd om het ambtelijk te verkondigen als middel tot werking en versterking van het geloof.

Wanneer dit verband tussen Woord en kerk. Woord en ambt wordt losgelaten en de ambtelijke prediking niet op de rechte waarde wordt gesteld, krijgt men ongetwijfeld geestelijke doorvloeiing en krijgt het gees­telijk leven van dezulken, waar dit nog gevonden wordt, een ongebonden en ongeregeld karakter en wordt het geheel van alle kracht beroofd.

Juist bij zulken wordt het krijgen van waarheden overspannen en is alles niet meer met de Schriftuurlijke bevinding der heiligen overeen te brengen. Laten wij dus nooit vergeten, wat wij schreven, dat de Heere vooral door de prediking spreekt en het geloof versterkt in de door Hem Zelf gestelde verbanden van Woord en kerk, Woord en ambt. „Hoort, wat de Geest tot de gemeente zegt".

Moge ons dit toch de prediking recht doen waarderen. Jonge mensen, verzuimt die prediking toch nooit. Ook als er in de week in de gemeente dienst gehouden wordt, komt dan toch trouw, want de Heere wil door die prediking werken tot zaligheid. En moge ook Gods volk die prediking op rechte prijs stellen. Als het recht ligt in ons hart, kan dit niet anders en dan zal er ook een gedurig gebed opgaan tot de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders uitstote in Zijn wijngaard.

VIaardingen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen