Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opgestane Levensvorst..... en tragen van hart II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opgestane Levensvorst..... en tragen van hart II

6 minuten leestijd

En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben. Lukas 24 : 25

II.

„Wie is een Leraar, gelijk Hij? " (Job 36 vers 22b). Zii hier de uitroep van verwondering en aanbidding, waarin allen terecht komen met Elihu, die aan de gezegende voeten van die hoogste Profeet en Leraar worden gebracht en onderwezen. Dit is ook de ervaring geweest van Kléopas en de niet met name genoemde discipel (mochten wij het zijn), toen de van de Vader verordineerde en met de Heilige 'Geest gezalfde hoogste Profeet en Leraar de Schriften voor hen verstaanbaar maakte en hun hart en verstand opende.

Gehoord hebbende uit hun eigen mond (hier was het Hem om te doen), waar de haper zat bij Zijn discipelen, begint Hij, als de hemelse Zielearts, Zijn Goddelijk onderwijs met, voor alle dingen, de geestelijke diagnose vast te stellen. Deze onderwijsmethode volgt Hij nog bij Zijn kinderen. Al de scholieren van Christus komen hier achter. Ook nu nog. De aanspraak van de Emmaüsgangers wekt nog groot opalen bij de schriftgeleerden, niet onderwezen in het Koninkrijk der hemelen. Ongetwijfeld zouden zij het anders (niet beter) hebben gedaan. In plaats van aanstonds te zeggen (zoals ongeoefenden hadden verwacht): Ik ben het. Die gij zoekt; Ik ben opgestaan; begint Hij met een liefdevolle vermaning, een berisping, een bestraffing. Met erkenning, dat Gods kinderen niet geloven kunnen wanneer zij zelf willen, toont Christus met Zijn vérmaanwoord aan, dat hun eigen onopmerkzaamheid, hun niet acht geven op Zijn Woord, de selectie, die zij op Zijn Woord hadden toegepast de aanleidende oorzaak was van hun bekommernis; van hun benauwdheid, van hun angst en vrees. Uit de Schriften, die van Hem getuigden, hadden zij genomen, wat hen behaagde. Een Christus in heerlijkheid. Van een Christus, Die naar de bepaalde naad en voorkennisse Gods eerst moest lijden en sterven, wilden zij niets weten. Is het met ons wel anders ^gesteld? Wij willen wel leven, maar niet sterven. En de Heere leert Zijn volk te leven, om. te sterven; en te sterven om te leven. Een andere weg is er niet. De weg van Sions betalende Borg en Middelaar is en blijft ook de weg voor al Gods kinderen. En deze - weg is geen andere dan: „Door lijden tot heerlijkheid".

Van de lippen, waarop genade is uitgestort, vernemen de Emmaüsgangers: „Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo In Zijn heerlijkheid ingaan? " Zou het heilige Offerlam Zijn volk kunnen verlossen, moest er genoeg gedaan worden aan het geschonden recht Zijns Vaders. Alleen in de opluistering van Zijns Vaders deugden en volmaaktheden (Christus' lijdelijke gehoorzaamheid) kon Zijn volk van de straf der zonde worden bevrijd, gelijk in het volbrengen van de wet (Christus' dadelijke gehoorzaamheid) alleen het recht op het eeuwige leven kon verworven worden.

Heeft Hij deze weldaden in de staat Zijner vernedering verworven, in de staat Zijner verhoglng, die aanvangt met Zijn verrijzenis uit het graf, past Hij deze verworven zaligheid ook zekerlijk toe (door Zijn Heilige Geest) aan de verkorenen ten leven. De Emmaüsgangers hadden het, naar het eigen Woord de® Heeren, te wijten aan hun onverstand en traagheid van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hadden, dat zij na in duisternis, in twijfelmoedigheid.ter neder zaten.

De hemelse Zielearts 'begint met de wondeplek open te leggen. Nimmer kan er plaats komen voor en behoefte geschonken worden aan de wegname, de heling van de breuk, als niet eerst de breuk ontdekt is en men aan de weet gekomen Is, dat men zelf die breuk niet wegnemen noch helen kan.

Ontdekkende bearbeiding Ie en blijft nodig om, voor het eerst of bij vernieuwing, de dood te vinden bij onszelf en te schrijven op alles, wat van ons en Adam is, om het leven en de gelukzaligheid te mogen zoeken en vinden bulten ons in Christus Jezus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf Gode onstraffelijk heeft opgeofferd en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht.

Kostelijk onderwijs ontvangen alzo de 'Emmaüsgangers en allen, die met hen aan de weet mogen komen, dat het met minder niet 'kan, in leven en sterven, dan met Christus. Gravend in de goudmijn van Zijn eigen getuigenis doorwandelt Hij als die Gezant, Die Uitlegger, één uit duizend (Job 33 vers 23) met de Emmaüsgangers al de profeten, begonnen hebbende van Mozes, en legde Hij hun uit in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was. Alzo houdt Hij hen het schriftuurlijke beeld van de Christus voor, om voor een verhoogde Christus plaats te maken, na voorafgaande bevindelijke kennismaking met een lijdende en stervende Borg.

In dit ontstoken licht krijgt Zijn liefdevolle bestraffing eeuwigheidswaarde voor de gebrachte aan Zijn voeten, de plaats, waar Hij Goddelijk onderwijs geeft. Bij aanvang en bij de verdere voortgang. Hemelse lessen liggen hier voor de ziel; voor de ambtsdrager. Geve de Heere, dat wij ze ter harte mogen nemen.

Alleen de onderwezenen door Christus' Geest, Zijn Verheerlijker, krijgen verstand van God en Goddelijke zaken. Naar den Woorde Gods moeten zielen bearbeid worden. Hierom blijft gebiedende eis Hem te benodigen. Ook in Zijn ambtelijke bediening van Profeet, Priester en Koning. Met dit oogmerk heeft de Vader Hem verordineerd, opdat Zijn volk in Hem zou zoeken en vinden wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en volkomen verlossing. Waar is het zoetelijk gebruik maken, door het dierbare geloof, van Zijn ambtelijke toediening? Als wij de onuitsprekelijke gave des Vaders aan zijn plaats kunnen laten, doen wij de bewegende oorzaak oneer laan; versmaden wij de verdienende oorzaak en hebben we geen behoefte (in de dadelijkheid) aan de onderwijzende en toepassende bediening van de Heilige 'Geest.

De Emmaüsgangers, op de proef gesteld, dwongen Hem. om bij hen te blijven. Ze konden niet genoeg van Hem 'krijgen; van Zijn Goddelijke lessen. Ze wensten te mogen toenemen In de kennisse van Zijn Naam, Die voor het 'oprechte gemoed van al Gods volk goed is. Weliswaar waren (hun ogen nog niet geopend, dat ze Hem kenden, maar hun 'hart was brandende in hen, als Hij tot hen sprak op de weg en als Hij hen de Schriften opende. De Heere maakt nimmer plaats voor Zichzelf dan alleen om het met Zichzelf goed te maken. Rijkelijk hebben dit de Emmaüsgangers" ondervonden. Christus heeft Zijn Pasen aan hen meegedeeld. Ze zijn van dat heil, die weldaan deelgenoot geworden.

Mochten wij er mee inkeren tot onszelf, om ons af te vragen hoe het met ons staat op weg en refee naar de eeuwigheid. Zij ons voortdurend gebed: „En zie, of 'bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op de eeuwige weg".

Genemuiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1962

De Saambinder | 4 Pagina's

De opgestane Levensvorst..... en tragen van hart II

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1962

De Saambinder | 4 Pagina's