Het wonen in des Heeren huis II
Zelfs vindt de mus een huis en de zwaluw een nest voor zioh, waar zij haar jongen legt, bij Uw altaren, Heere der heirsoharen, mijn Koning en mijn God. Psalm 84 : 4
JaloerisiheiMa as een grote zoiwie; eij imisigimt de naasUe wat die Heere lieon sohonk, tdie jaüoeirs© is lïiiet tefvieden imieit het goed diat inem is toeibedieeM. Tooh bestaat er een jialoersheaid, diii© niieit aoniddg is, ointeigendieel, wend die miaair meeor londier ons gevonden, Ihiet zxm er 'in Oods ifceirfk ia; ndleiris bijstaaja.. Wij bedideden de lueifllige jaüoertslhleild. In aUe sitiaindfen van 'het geestelijke leven wordit die jialoersheilid, lals toet goed 'iis, in mieendere of miindeire m^ate gekend.
Wat kaminen de door d'es Heeren Geest aan aicihzelf 'bekend gemiaatoten en overtuiigden van aonden en schuld heil'iig jaJl'oers zijn loip het dieel van Gods kiindieiren. O, als zij ze hoiren spmeikien van de wegen, die God. met hen gehooiden heeft, wat zouden sse gaarne met hen wiilen lovensitéken. Neen, niet zoals een Biieam, die alleen maar met Gods volk wUdie siterven, o neen, izij ziauden zo gaarne' met d!at volk siamen wiillen wlonen, üeven en Bitiarven. Ja, wat ziiien zij hen olLs bomen wandelen. En met zo min aJte zij 'iln het (niartmurlijke leven kTHinen laanhoren, dat kwaad van hun gle- Mefiden igesprotoen wondt, zo ikumnen ae het ook niet verdragen, diat er een smet op één van Gofds gunatgenoten woirdit geworpen. Niets Is hun te veefl om hen te idfflenen. Ze zouden hun ogen voor ze wililien uütgraven. En 'als het nu demilken wordt igegeven een oog buiten aich te slaan, waar düe Mididleliaar huin wordt 'geiopenlbaarid (door het recht Goidis heen, ooh weüfc een aaligheadl mogen ze dian toch igenileben. Ze kuaünen ihet haast naiet op. Wat al een ruimte, en dat voor zuOklen als zaj zün.
Dooh zo blijft het wiet. Neen, er komen lanidene 'tijidlen. Het gemiiis wordt weer ©evoeld, hun ischuld kiomt itemig, het reeht Gods moet zijn loop hebben. Och, als zuilken idian Gods kiiinid/erfen, vrijigemaakt dioor het faloed des Lam; S, horen spreken, wat worden ze dian jaloers op hen. Want zij ikrntnnen verklaren waar hun sohuüd gebleven is, zij kuinnen spreken van een verzoende betrekküng met God, en ju'ist die missien zij zo. O ja, er zijn tijiden Hn hun leven, diat ide Heere ze bemoedSigt dIoor Zijn Woorid en beloften, dat Hij het dÉe ongetroosten, dlile door onwteder voortgeicirevenen- ) toertoept: „Ziet, Ik aal uw stenen gans stierlijk 1 leggen. Ik zal u op saffieren grondvesten". Maar I de meesite tijid staan zij, ook ia! toumnen zij het j werk Gods aiiiet 'Ontkennen, miet ledÉge handten. En dian wordt het hun ibainig. O, mochten zij ook • eens komen tot diite volle iruiimite, waarvan 23e andieren horen spnetoen. Wat kian hun zoel er omar uitgaan. Zij wordfen 'door hedJiifee jialioershedd. gedireven. En don kunt ge wel verstaan, diat aulfcen 'het met hun vroegere toeviinidiingen niiet ilaüger touoinen doen; jae hebben ler m'iBschden wel jaren uit igeleefd, maar nu (gaat het igiemiis klemmen.
Aoh, wat kan er in hun hart een levendiig begeren zijn maar de Middelaar, om dIoor Hem van zonde en schuM voor eeuwig bevrijd te worden; wat een rusteloos zoeken; wat een hongenen en dorsten naar de gerechtl'gheid. Aoh, was Chrfistus mijii Deel, zegt zullk een ziiel.
En lals nu 'dat voük komen mag tot die tonerilijfce vrijheid des harten, om Hem te miogen efflgenen, afgesnedlen vain hun leven, waar ize een welgeva/llen kregen im de straf hunm'er onigerechtigheid, dan woridien ze alweer jialoers. Jaloers namelijk lop 'deut voQfc, dab zeggen mag: Abba, iUeve Vader. Wamt 'al zijn ze dan voor ide taewtusthetid hunner ziel Ohristus inigeplont, en ai 'hebben 'ze d'aar dieribore' ventroostamgen mogen sm'aken, de vrijmoediiige toegang tot de Viader lügt naiet in hun reohtvoardlLgmakfiinig, maar%gt iin het getuügenis van Gods Geest meit hun geest, dat zij Gods kiinderen zijn.
Ziet : ge wel, dat Gods kinderen in alle standen van het leven idieze jiaioershedid kennen? Immers diegenen, die om Christus' wil tot kunderen 'Gods zijn laanigeniomen, en idaarvan de verzegeiüng dies Geesties ontvamgen hetoben, 'ach wat kunnen zij jaloers zijn op 'de 'triiomferende kerk. W& it verstiaan zij bij tijden Paulus, als hij zegt: , Jk wenste wel onitboniden te wezen en met OhröstuB te zijn, want diat 'is zeer verre het beste".
Zo zijn 'dan de leerstbeigöininjeniden in die 'genade jialoens op de meengeoefendten, idioch look die mieengeoefenden zijn jaüoers op die iMeintj'es in de 'genade. Neen, daar alen ze iniiet laag op neer. Integendieel, lals zij hen horen spreken lover het eerste tere leven, wat ifcan het dan weer wartn wordten in hun hart. Die ifcleintijes, idie zuiigeilnigen dm de 'genode, worden (imimiers zio vertroetelDd, veel m'eer idan de ignote kinderen. Is het zio ook niet dm het niatu, unlijke? Is de moeder niet hfeel de dag m'et 'haar kleiine bezig? De ouderte kunderen zijn zowat de hele idiag 'buiiten, ze igaan naar sohool 'of naar imn werk. Sleohts nu en idian wonden ze eens aangehaald, en dan nog weer •anders dan 'de zuilgeliing. 'De mieer igeoefeniden Sn de igeniade moeten leren uiit het geloof te Heven, daarom worden ze steeds meer 'aan het 'gevoel en aan de gestalten gespeend. Ziodloenide kennen zij 'tijden van 'grote 'donkerheid, wamt juist in hlet donlfcer wondt het ©eloof «geoefend.
Heilige jialoerstoefid is dus een kenmerk van geniade. Diie heillige jial'oersheid Vinden we ook on 'de 'tekst 'bij 'die idiohter: „Zelfs ide mus vindt een huiis en de zwaluw een nest voor ^oh, waar zij haar jioMgskens legt bij Uw altaren, Heere 'der heirscharen, mijn Konüng en mijn God. Welgelukaalig zijn zü, 'diife in Uw huis wonen. Zij prijzen U 'gestadligUjk". Waar 'de 'dichter verstoken is 'vain het op te giaan m, et de feestvierende menigte, daar Sis hij zelfis hartdUjk jaloers op die kledmie schuwe vogeitjes, omidiat izij een nest mogen hebben bij iGods altaren.
Kennen wü ook iets van idiie jalksemsheid? Vbttk Gods, is er ook bij u een udtroepen: opdat ik Hem toennen miocht en venvoJgen tie kennen. Is uw hart ook vervuld met 'heiMige jolioerBhieaid, als ige verstoken zyt van op te gaan maar Gods ihufiis? Het deed de dichter roepen: „Weügielukzoli^ edjn zij, idSse in UW huSis women; zij prijzen U gestadügflijk".
Rijssen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1962
De Saambinder | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1962
De Saambinder | 4 Pagina's