Laten wij het ter harte nemen 7 (slot)

En nu een volk, dat zichtaelf 'er buiten zet, •wordt op Gods tijd er in gezet. Die ziichizelf er in waarheüid buiten sluit, wordt er door God, door Zijn Woord en dioor Zijn 'Geest, inigesloten. Gods iwore vodk moet 'door God Zelf •opgeHasit worden. „Zeg Gij tot mijn ziel: Ik 'ben uw heil". Een ouderUn'g zei eens tegen mij: dfie^ tekst «m'oet van 'binnen veriklaard wordien; en daailboe is 'OOk 'de predikiing van het Woord gegeven. Het is 'een voorrecht, wanneer van de diaken gepredöbt wordit, wat in de bdmnenflcameren geschiedt, en wanneer onsi 'innerlijk lieven bevestdigd wordt door de es'uwiige waarfhetid Gods.

O, dat wij toch niet dichibvaardig mochten handJelen met lonizie koatelijike en voor de eeuwftgheild geschiapen izielen. Dat wij ons hart op onae wegen leeirdten zetten. Er hangt niet veel, maar ales van af. De dood' 'brenigt een eeu'wtiige besl'issinig. Br moet iets gekend worden, wat de eeu'wigheid ban veridiuren. Laten •wij maar steeds bedenken, dat er in het igraf geen verzönndng en wetens'dhiap meter zijn zal. Het hiuis idat op ide steenrots gebouwd was, bleef staan, miaar het haiiis op de zandgirond zjonk weg, toen die waterstromen kwamen en de stormen gingen l'oeien.

Krachtens erf- en dadelijke sdhiuild zijn wij diep rampzaflig in onszelf, en , iii m'eer of mindere maifce zal dat door God's Geest ontdeibt moeten warden, opidiat wij het ook persoonllijk voor onszedf 'zuflllen weten en kennen. OpperVIialkkig en conscentietel (bunnen wij het weten, miaar diat brengt cns ntaiimer 'iai de ware beboanmemiing: „Ho© zal 'ik rechitvaardiig verischljnen voor Grod". De zjaSiiigmakenide lovertuiilging drijft ons niaar God uit, met smiekdnig en geween. • Wij wMlen 'alles dioen om zalig te. worden. Dat wordt de 'hoofdzaak van ons leven: „Doet idat en gij TXJlt leven" zit 'diep in ons hJart. Em hoe zou het ook aniders kunnen, daar •wij het genade> verbond niet kennen, en GhrSstius ons verborgen is. O, al zijn wij onder de waarheid opgevoed, en hebben wij geleefd aJls de rijke jongeliing, wij 'kennen Ohristius niet. Hij moet van de hemel geopenbaard •worden aan ons, en 5in ons. Maar wanneer en hoe? Wanneer de wet ons vervloekt, de inlevinig van Adiams val ons verdoemelijk voor God legt, en Gods recht Kxas afsnijdt.

Als mij geen hulp of uitkomst bleek. Wanneer ooiijn geest in mü bezweek, En ovewsteapt was door eOlend', Hebt Gij, o Heer', mijn - paid gekend. Ps. 142 : 2

En dan, een geopenbaarde Mlddela-ar is nog geen toegepaste en geschonken Móiddielaar. Miaar och, Ttö (hoor ik sommflige mensen zeggen: „Houdt nu 'maar op", er blijft niets meer •over. Ja vriienden, diat is die weg, verloren gaan om ibehjouden te worden; omOsjomen en dian er uitkomen; wegssiln- Icen en dian gered. God aegene oon Zijns Zelfs wil deze arme en lege woorden tot hedl onzer !2ielen.

Grand-Rapids

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen