Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor eeuwig meevallen 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor eeuwig meevallen 2

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders, beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. Mattheüs 25 : 34.

Doch wat zal het dan ook een eeuwig wonder zijn, daarbij te mogen behoren. De Heere Jezus heeft'eens tot Zijn discipelen gezegd: „Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren". En de apostel Johannes schreef: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad". De Heer e zegt Zelf: , , Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden. Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten", Jes. 65 : 1. De grondslag van hun verkiezing en zaligheid ligt alleen in God, en dat maakt het eeuwig wonder uit. Uit kracht van het eeuwig welbehagen Gods zijn Gods kinderen van eeuwigheid schapen. Een bok kan nooit een schaap worden, en omgekeerd een schaap nooit een bok. De Heere Jezus heeft dat duidelijk geleerd in Joh. 10:16. Doch krachtens onze val in Adam zijn wij allen kinderen des toorns, verwerpelijk en verdoemelïjk, onrein, melaats van de hoofdschedel af tot de voetzool toe.

Het zijn allen verloren schapen, die zó ver van God zijn afgevallen en* afgeweken, dat ze nooit meer uit en van zichzelf terug kunnen komen, en niet willen komen ook. Wat leren die schapen hun wederstrevige natuur kennen, dat halsstarrige, dat verzet, die vijandschap om uit genade zalig te worden. Het is bekend dat wanneer een schaap gewassen moet worden, het zo lang als het grond onder zich gevoelt, dit weigert; doch zodra het niets meer heeft om zich op vast te zetten, laat het zich op zijn wol drijven, dan geven de schapen zichzelf over. En dat is het wat Gods volk hier ook leert. Ze zoeken hun gerechtigheid in de werken der wet, , en zo lang zij nog maar enig houvast hebben in iets buiten Christus, dan verzetten zij zich. God Zelf moet de grond onder onze voeten wegnemen, onze vijandschap tegen de vrije genade breken, ons afsnijden door Zijn Goddelijk recht, zullen wij ons laten zaligen. Zal het voor dezulken geen eeuwig wonder worden? En dat niet alleen, maar het wonder zal steeds groter worden, naar die mate dat zij met David moeten betuigen: , , Wie zal de afdwalingen verstaan? Reinig mij van mijn verborgen afdwalingen".

Zij kennen voor zichzelf de plaag van hun hart; dat inwendig verderf, dat altijd maar bezig is hun ziel van God af te trekken.

Doch niettegenstaande ook dat alles, zij zullen toch eenmaal staan aan Christus' rechterhand. Die God, Die het goede werk in hen begonnen heeft, zal het ook voleinden tot op de dag van Jezus Christus. De grondslag, maar ook de waarborg van hun eeuwige zaligheid en heerlijkheid ligt in een drieënig God. Geen klauw zal er van achter blijven.

Zij zullen ddar staan, in de staat der rechtheid stonden zij ook als eenpronkjuweelyan Gods schepping, versierd met Zijn bedd, dat bestond in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Maar o, wat zijn zij diep gevallen. Gevallen in een afgrond, waaruit zij zichzelf nooit meer oprichten kunnen. Voor Gods uitverkorenen komt er echter een tijd in hun leven dat zij voor God vallen mogen. We lezen van Saulusvan Tarsen aan de weg naar Damaskus dat hij ter aarde gevallen is. God heeft hen gevonden midden in de dood. Zij lagen onder Gods toorn bedekt, o'nder de vloek der wet, onder de heerschappij van satan en onder dé zonde als bedolven. Maar die Gezegende des Vaders, die dierbare Borg des verbonds heeft gebogen ondeg, de wil des Vaders en onder het recht des Vaders. Hij heeft Zelf betuigd tot Zijn Vader: , , En Gij legt Mij in het stof des doods". Als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, , a]zo deed Hij Zijn mond niet open, Jes. 53 : 7. Hij heeft Gods toorn gedragen en doordragen, maar is ook tot een vloek geworden om de Zijnen van onder die toorn en van onder die vloek te verlossen. Satans kop heeft hij vermorzeld en de dood is verslonden tot eeuwige overwinning. Maar nu in de toepassing van dat verworven heil leert dat volk een tijd kennen in hun leven, dat. zij uitroepen:

Ik lag geknield in banden van de dood,
daar d'angst der hel mij alle troost deed missen.
 

Doch zij hebben ook leren kennen:

Wie in 't stof ligt neergebogen,
wordt door Hem weer opgericht.

O, wat een eeuwig wonder is het voor dat volk, dat ze niet voor eeuwig moeten wegzinken, maar dat zij opgehaald worden en in de toepassing door de Heilige Geest van Christus' volmaakte gerechtigheid en heiligheid voor het aangezicht des Vaders gesteld worden als een reine maagd, zonder vlek en zonder rimpel. Dan worden zij bekleed met de klederen des heils en met de mantel van Christus' gerechtigheid. Wat een wonder, niet alleen iets van die vrijheid te mogen zien, maar er in geplaatst te mogen worden en er in te mogen wandelen.

Toch zijn er in de weg van heiligmaking nog zo veel tijden dat zij tegen de grond liggen. De dichter van Psalm 44 zegt: „ Want onze ziel is in het stof neergebogen; onze buik kleeft aan de aarde"; Het is hier meer liggen dan staan. Zo lang zij nog in 's vijands gebied zijn, blijft de strijd hun niet bespaard, en dan kunnen er nog zo veel stormen woeden. Sommigen van Gods kinderen liggen nog tegen de grond in de laatste maanden en dagen van hun leven, dat zij met David moeten zeggen: „Mij is zeer bange". Er kan onder de toelating wat gebeuren en soms Ieidt de Heere Zijn lievelingen nog door diepe afgronden, waar zij soms hun gehele leven lang geen kennis mee gemaakt hebben* Zij moeten maar afgetrokken worden in henzelf, van zichzelf maar ontdaan worden, opdat zij maar zullen leren dat zij uit genade zalig zullen worden. Dat er niets van de mens overblijft en dat zij er alleen komen ; omdat God het gewild heeft. Dat wonder, dat zij straks door de strijd en boven de strijd, ook van alle twijfel en moeddooshdd voor eeuwig verlost, daar staan zullen aan de rechterhand, zal toch zo eeuwig groot zijn. De éeuwighdd zal niet te kort zijn, maar die zullen zij wel nodig hebben om het wonder eeuwig te bewonderen. Daar ziillen zij staan, die verlosten, Gods knechten met hun zaad, om nooit meer weggestoten en nedergeworpen te worden, maar om daar in hd openbaar voor God en mensen, voor engden en duivden vrijgesproken te zullen worden.

En op welke grond, zullen zij daar publiek worden gerechtvaardigd? Neen, niet op enige grond, die ooit in hen was. In hen was niets waarom zij daar staan. Zij hebben het in hun leven leren kennen: „Zo Gij, Heere, de ongerechtigheid gadeslaat, wie zal bestaan? " Zij hebben het ook doorleefd dat hun gerechtigheid voor God was als een wegwerpdijk kleed. Wanneer wij met alles wat van ons is in de weegschaal van het Goddelijk recht terecht komen, dan is het: „Gewogen, gewogen, en te licht bevonden". Buiten Christus moeten wij voor eeuwig omkomen. Wij hebben inderdaad niets, maar dan ook totaal niets, . wat enig gewicht in de schaal brengen kan. Gods volk is alleen in Christus rechtvaardig voor God, omdat uit loutere genade de volkomen genoegdoening, gerechtigheid .den hdlighdd van Christus hun worden toegerekend. Laat ons nu een ogenblik stilstaan bij de grond en Je oorzaak waarom zij daar staan aan de rechterhand an Christus. Dan is dat in de eerste plaats omdat zij djn de gezegenden des Vaders, en in de tweede plaats om de de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: „Voor z». veel gij dit één van deze Mijn minste broederen gedtiai hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan". Met vde voortrdfeUjke namen worden Gods kinderen in de Bijbel genoemd. Over het algemeen zijn het niet ved rijken en edelen, diedeHeereheeftmtverkoren, maar toch is het zo opmerkdijk dat er op de gehele wereld geen koning of keizer is die zo ved namen draagt als dat door de werdd verachte volk. Het zou ons te ver voeren in deze overdenking zo wij bij al die verschillende namen moesten stil staan. Het zal wat zijn als er eenmaal geen tijd meer zijn zal!

De naam, waarmede in het laatste oorded de Heere Jezus Zijn volk. Zijn schapen aanspreekt, is wel zeer bijzonder. Wat een voortreffdijke erenaam, die eigenlijk alle beschrijving ondndig te boven gaat. Steeds komt maar openbaar hoe groot en hoe goed God is, maar ook hoe kldn en hoe arm wij zijn. De Heere Jezus spreekt hier als de Koning, Die van de Vader van eeuwigheid is gezalfd over Sion, de berg van Gods heiligheid. Een volmaakte lidde en vereniging is er van éeuwighdd tot in eeuvwghdd tussen de Vader en de Zoon, maar ook tussen de Zoon en de Vader. Hij is de eeuwige, natuurlijke Zoon des Vaders, uit kracht van eeuwige generatie. In Gethsémané, in het diepst van Zijn vernedering, mocht Hij en kon Hij met volle vrijmoedighddGod aanspreken als „Mjn Vader"." Na Zijn opstanding uit de doden sprak Hij in Zijn verheerlijking tot'Maria dezelfde woorden, dezelfde aanspraak: „Mijn Vader". En nu in de laatste trap van Zijn verhoging als Midddaar is er nog geen verandering in die verhouding gekomen. Het was: „Mijn Vader"', en hd is: „Mijn Vader? '. Wie zal toch ooit in st? iat zijn om dat ongeschokte en nooit te verbreken of te doen wankelen bewustzijn in hd hart > van de Midddaar in zijn volle diepte te pdlen? Het dndige kan het ondndige nooit bevatten; het is alleen maar te bewonderen en te aanbidden, doch verder zullen wij er, ' nooit mee kuimen komen.

De uitverkorenen zijn om Christus' wil uit genade tot kinderen Gods aangenomen. Adam werd in de staat der rechthdd de zoon van God genoemd, maar in zijn diepe val heeft hij dat kindschap teniet gedaan. Toch spreekt Christus hier in onze tekst van de gezegenden Zijns Vaders. Zij dragen die naam, omdat zij van éeuwighdd door de Vader zijn gekend en bestemd tot Zijn kinderen en erfgenamen. Uit Hem is al hd geslacht in de hemelen en op de aarde, Ef. 3 : 15. De Vader heeft hen lidgehad van éeuwighdd. Zij zijn door Hem in Christus uitverkoren van vóór de grondlegging der wereld. Ook dat Koninkrijk is hun berdd 'van vóór de grondlegging der werdd. Md recht worden zq-dan ook gezegenden of beweldadigden des Vaders genoemd. De verkiezing ^s niet om voorgezien gdoof of goede werken, maar de oorzaak ligt alleen in God. De mens valt er gehed bmten. En het wonder is, warmeer wij er buiten mogen vaUen met bewusthdd voor onszelf, dan vallen wij er juist in. Zij worden gezegend en begiftigd met, , de liefde des Vaders. De Heere Jezus heeft Zelf tot Zijn discipelen gezegd: i, ïk zeg nid dat Ik de Vader voor u bidden zal, want de Vader Zelf heeft ü lid". En de apostd Johannes, de apostel der lidde, schreef: „Zid hoe grote lidde ons de Vader gegeven hedt, nameUjk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden", 1 Joh. 3:1.

Die gezegenden dés Vaders worden gezegend met die onuitsprekelijke gave Gods, en dat is Christus. En de gave aller gaven is de Heilige Geest, Die toch onmisbaar is ten leven.

Grand-Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1964

De Saambinder | 4 Pagina's

Voor eeuwig meevallen 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 juli 1964

De Saambinder | 4 Pagina's