KERK EN KERKRECHT 54
De Dordtse Kerkorde, artikel 12.
Dewijl een dienaar des Woords, eens wettelijk als boven beroepen zijnde, zijn leven lang aan de kerkedienst verbonden is, zo zal hem niet geoorloofd zijn zich tot een andere staat des levens te begeven; tenzij om grote en gewichtige oorzaken, waarvan de classis kennis nemen én oordelen zal.
WERGANG TOT EEN ANDERE STAAT DES LEVENS
Artikel 12 gaat uit van het beginsel, dat een wettelijk geroepen predikant zijn gehele leven aan de kerkedienst verbonden is. Een predikant mag niet eigenmachtig overgaan tot een andere staat des levens, om een andere betrekking te kiezen of als privé persoon zonder ernstige redenen een rustig leven te gaan leiden. Dit beginsel moet echter niet verstaan worden in de zin van Rome, alsof het ambt niet meer van de ambtsdrager te scheiden zou zijn. Rome toch beweert dat het ambt een character indelebilis draagt, dat wil zeggen, onverdelgbaar is en niet van de persoon weer af te scheiden en los te maken is. Volgens Rome drukt het sakrament van de priester een merkteken in de ziel, zodat de priesterlijke macht nooit weer verloren kan gaan. Wie eens priester is, is altijd priester. Alleen kan de kerk om bijzondere redenen de uitoefening van de priestermacht verbieden. Bij Rome kan in zulk een geval wel de bediening, maar niet het wezen van het ambt ontnomen worden.
De gereformeerde vaderen stelden daar tegenover, dat bij ontzetting uit het ambt niet alleen het gebruik, maar ook het bezit van het ambt ontnomen kan worden; van een onlosmakelijke band tussen ambt en ambtsdrager wilden zij niet weten. En toch handhaafden de gereformeerde vaderen het beginsel, dat een dienaar des Woords levenslang aan zijn dienst verbonden was. Maar dan op grond dat er een band is tussen de predikant en c|e plaatselijke kerk, een band die voor het leven gelegd is. De eerste gereformeerde kerkorde van de Franse kerken bepaalde in artikel 12: "Zij, die eenmaal gekozen zijn tot de dienst des Woords, moeten weten dat zij gekozen zijn om dienaar te blijven gedurende geheel hun leven". Het is wel de vraag of dit beginsel rust op de Schrift en of daarvoor voldoende bewijzen zijn te vinden. En hoewel er in Gods Woord geen woordelijke uitspraak of een bepaalde tekst voor te vinden is, wezen de gereformeerde vaderen toch wel op verschillende teksten, die van de gedachte uitgaan dat er een levenslange verbondenheid is aan het predikambt. Zo b.v. Hand. 15: 26, waar van Paulis en Barnabas gezegd wordt, dat zij zich geheel en al en voor altijd aan de ambtelijke dienst hadden overgegeven, zodat zij hun leven voor de Naam des Heeren geheel over hadden. In Tim. 4: 1—6 spoort Paulus zijn geestelijke zoon Timotheüs aan tot volharding en getrouwheid, om tijdig en ontijdig aan te houden. Zo kunnen er meerdere teksten genoemd worden» waaruit blijkt dat de dienaren van het Nieuwe Testament niet eigenwillig en eigenmachtig hun ambt hebben neergelegd. Er is maar één voorbeeld te vinden van een prediker, die zijn ambt heeft neergelegd en tot een werelds beroep is teruggegaan, namelijk dat van de evangelist Demas. Hiervan staat in 2 Tim. 4: 10: "Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonika gereisd". Volgens een oude overlevering om een zilvermijn te ontginnen. Paulus keurt dit echter ten sterkste af, waaruit dan nog niet volgt dat Demas geheel van het geloof afgevallen zou zijn (kanttekening Statenvertaling).
Voetius meende dan ook dat er wel al genoeg teksten waren om te bewijzen dat het uit eigener beweging neerleggen van het ambt ongeoorloofd is, zolang er krachten waren naar lichaam en ziel om de dienst waar te nemen. De ambtelijke dienst in de kerk van Christus vraagt al de liefde (2 Kor. 5: 14), al de tijd (Joh. 9: 4) en de volharding. De Gereformeerde Kerk leerde dat het ambt niet kleeft aan de persoon, maar aan de dienst van de kerk. Als er gewichtige redenen zijn tot verlating, dan moeten de gemeenten oordelen, die de predikant riepen en hem eenmaal in het ambt stelden. De predikant heeft zich met zijn plechtig "ja" voor altoos aan de dienst van het Evangelie gegeven, daarbij gelovende van God hiertoe geroepen te zijn. Deze regel moét in het algemeen vast staan. Wel zijn er enige uitzonderingen mogelijk op deze reg^l, alhoewel dè hoofdregel blijft: "het zal hem niet geoorloofd zijn zich tot een andere staat des levens te begeven".
's-Gravenhage
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1964
De Saambinder | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 augustus 1964
De Saambinder | 4 Pagina's