Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toeëigening van Christus door het geloof 2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toeëigening van Christus door het geloof 2

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus, onze Heere. Romeinen 6 : 11.

De geestelijke dood is de scheiding van Gods gunst. De gevolgen van de geestelijke dood zijn in Christus nooit geweest, zoals het verliezen van Gods beeld en de slavernij der zonde en des satans. Maar Hij is wèl van Zijn Vader verlaten aan het kruis. Zijn ziel is gesteld onder de ondeelbare toorn Gods tegen het ganse menselijke geslacht en onder de last der zonde en satans benauwing. Hierin daalde Christus in de geestelijke dood in. En eindelijk is Hij ook de eeuwige dood gestorven. De eeuwige dood is een eeuwig straflijden in de hel. Niet minder dan de verdoemden in het eeuwige vuur lijden zullen, heeft Christus geleden vóór Zijn sterven, opdat Hij Zijn uitverkorenen van de eeuwige straffen verlossen zou.In Zijn kortstondig lijden was een dragen van de volle toorn Gods, hoewel Hij nimmer het voorwerp van Gods toorn geweest is. Hij bleef ook in de volle uitgieting van Gods toorn Zijn welbeminde Zoon, in Wie de Vader Zijn welbehagen had. Ten hoogste verlustigde de Vader Zich in het offer, dat Christus in Zijn onbeschrijfelijk lijden bracht. De dood van Christus was noodzakelijk krachtens Gods waarheid en gerechtigheid. God had in het paradijs gezegd: , , Ten dage als gij daarvan eet zult gij de dood sterven". En de mens heeft gegeten, hij heeft het verbond verbroken en de dood over zich gehaald. God handhaaft Zijn waarheid. Wat uit Zijn lippen ging, blijft vast en onverbroken. Ook de uitverkoren kerk lag onder het oordeel des doods. Daarom was de dood van Christus noodzakelijk, opdat Hij Zijn volk van de dood verlossen zou. Maar God handhaaft ook Zijn gerechtigheid. Heilig ijvert God voor Zijn geschonden deugden. Daarom moest de Borg betalen tot de laatste kwadrantpenning toe voor de schuld Zijns volks. Daarom moest Hij Zich vernederen tot de dood, ja, de dood des kruises.

Christus heeft volbracht; alles heeft Hij betaald. Hij heeft Gods waarheid en gerechtigheid verheerlijkt. De waarheid Gods heeft Hij bevestigd en Gods deugden luisterrijk verheerlijkt. Hij heeft de zonde teniet gedaan in Zijn sterven, en daarin Zijn volk verlost. Dit is de grond van de zaligheid, dit is het fundament, vast en onwrikbaar, buiten het bereik van satan, wereld en zonde. Die op dit fundament bouwt, heeft alles, en wie dit mist, mist eeuwig alles. Maar Christus is niet alleen gestorven. Hij is ook opgestaan. Hij leeft. Hij leeft eeuwig. Hij kon van de dood niet gehouden worden naar Gods recht. God de Vader eiste, handhavende de geschonden gerechtigheid van het Wezen Gods, voldoening, maar sprak Christus ook eeuwig vrij. De opstanding is de rechtvaardigmaking van Christus en in Hem van al Zijn volk.

Hij is opgestaan als de Leeuw uit Judas stam, Die .overwonnen heeft. Die macht heeft Zijn leven ai te leggen en het wederom aan te nemen. Hij leeft tot heerlijkheid Gods. Gods deugden zijn op het luisterrijkst door Hem verheerlijkt en zij blinken glansrijk in Hem uit. Hij is opgevaren in de hemel en heeft een weg door lucht en wolken gebaand, opdat Zijn volk een vrijmoedige toegang zou hebben tot Gods genadetroon. Hij is opgevaren en gezeten aan de rechterhand der majesteit Gods, opdat Hij vandaar Zijn kerk zou besturen en bewaren en haar Voorbidder zou zijn bij de Vader. Hij is aan de rechterhand der majesteit Gods, Zijn kerk ten goede. Hij is haar onderpand in de hemel, naar ziel en lichaam beide. Hij is in de hemel, tot grootmaking van Gods deugden ten jongsten dage, wanneer Hij in de hoogste trap Zijner verheerlijking komen zal op de wolken des hemels, om Gods waarheid en gerechtigheid te verheerlijken aan alle redelijke schepselen. Voordat over satan en alle goddelozen het oordeel zal geveld worden, zal Christus Zijn uitverkorenen aan Zijn rechterhand zetten. Zij zullen voor de ogen van hun vijanden verheerlijkt worden en over de goddelozen heersen en hen helpen verdoemen. En dan zal Gods volk naar ziel en lichaam eeuwig bij de Heer e zijn en Hem dienen zonder zonde. En zo zullen op de jongste dag Gods deugden grotelijks verheerlijkt worden en Gods waarheid en gerechtigheid bevestigd aan alle goddelozen in hun verdoemenis, maar ook aan Gods uitverkoren kerk, die met Christus zal ingaan in een storeloze zaligheid zonder einde. De grondslag van de zaligheid der kerk is dus Christus, en Hij alléén. Al het onze is te kort. Het kan niet minder zijn. Zal het wel met ons zijn, ~dan moeten wij gemeenschap aan Christus hebben. Maar Christus is niet voor alle mensen gestorven. Alle mensen worden niet zalig. Christus heeft volbracht, de schuld betaald alléén voor de uitverkorenen, voor degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn. Zij en zij alléén verkrijgen deel aan Christus.

Christus wordt hun in het stondeke der minne van de Vader toegerekend, waardoor zij Hem ingelijfd en Zijn weldaden deelachtig worden.

Die gemeenschap aan Christus wordt geoefend door het geloof, dat door de Heilige Geest als een levende plant in de ziel wordt gewerkt. D|t is het genadewerk des Heiligen Geestes, dat naar het 'soevereine van Gods welbehagen verheerlijkt wordt in de harten der uitverkorenen. Paulus spreekt van dit werk als van een , , inenting", maar dan van een , , inenting tegen nature". Immers, in de natuur wordt een goede ent op een kwade stam gezet, maar het werk des Heiligen Geestes is: een kwade ent op een goede stam te zetten. Hij snijdt de uitverkoren zondaar af van de eerste Adam, die een verdorven stam is. Zó verdorven, dat in der eeuwigheid nooit meer één Gode welbehaaglijke vrucht groeien kan aan deze stam of aan één van zijn takken. Van deze gans verdorven stam wordt de uitverkoren zondaar afgehouwen en in de tweede Adam ingeplant, zodat deze verdorven ent het leven en de sappen van Christus deelachtig wordt. Dit is het werk der wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking uit de doden, levendmaking, waarvan in de Schrift zo heerlijk gesproken wordt, welke God zonder ons, in ons werkt, en waardoor de uitverkoren zondaar gemeenschap aan Christus bekomt, ja, waardoor hij aan de zonde sterft.

Dit genadewerk van de Heilige Geest doet de uitverkoren zondaar sterven aan de zonde. In de eerste plaats aan de vloek der zonde. Wij zijn het oordeel Gods onderworpen om der zonden wil. Het oordeel van de drievoudige dood.

Zoals we reeds opmerkten, zijn we in Adam de tijdelijke, geestelijke en eeuwige dood onderworpen naar Gods rechtvaardig oordeel. Wij zijn verloren in Adam. Het vonnis is reeds geveld.

Velen hebben beroeringen in het hart omdat ze vrezen verloren te zullen gaan. Maar we gaan niet verloren, we zijn verloren. Het oordeel van de dood is over alle mensen uitgesproken en onherroepelijk vastgesteld. Het is alleen Gods lankmoedigheid, dat dit oordeel nog niet is uitgevoerd, dat God de mens nog laat in het heden der genade, waarin Hij de welverdiende straf uitstelt om de uitverkorenen tot bekering te brengen en de verworpenen te overtuigen.

Van deze vloek nu wordt de uitverkoren zondaar om Christus' wil ontslagen. Maar dit genadewerk van de Heilige Geest doet in de tweede plaats sterven aan de heerschappij van de zonde. De zonde zal over hem niet'meer heersen op zodanige wijze als voorheen. Christus heeft de zonde teniet gedaan in Zijn vlees en door Zijn overwinning z£d de zonde ook niet langer heerschappij voeren in de harten van de Zijnen.

Dit sterven geschiedt in de eerste plaats in de wedergeboorte, als de zondaar overgebracht wordt uit de dood in het leven, uit de duisternis tot het licht; als hem de ogen geopend worden, zodat hij ziet. Daaruit vloeit in de tweede plaats dat sterven aan de zonde, waaraan hij ontdekt is. Dit weet dat volk zelf niet. Zij hebben menigmaal vele twijfelingen over zichzelf en vragen met Rebekka: „Hoe ben ik toch dus? " In de wereld en haar begeerlijkheid kunnen zij niet meer leven. De lust en de smaak is er uit weg. Zij moeten sterven en God ontmoeten, en zij weten en gevoelen het: zij kunnen God niet ontmoeten zoals ze geboren zijn. Een hemelhoge schuld staat er tussen God en hun ziel in. 

Dat sterven openbaart zich in het zuchten over de vloek 1 der wet, die hen besluit onder Gods oordeel. I De Goddelijke wet komt hen al duidelijker voor ogen te ™ staan. Ze zeggen wel tegen de Heere: „Wees lankmoedig over mij en ik zal u alles betalen", en ze hebben vele voornemens om hun leven te verbeteren en in overeenstemming te brengen met Gods wet, maar desniettegenstaande zakken ze hoe langer hoe dieper in de ellende en leren ze al meer hun van God vervreemde staat kennen, m Zij zuchten onder Gods oordeel ter ontkoming en voeren de strijd tegen de zonde, maar kunnen er niet boven uit komen. Zij moeten het tenslotte opgeven en worden het met God eens. Zij vallen God in  Zijn recht toe. Zij schrijven God rechtvaardigheid toe in hun ondergang. Dit kan een mens van nature nooit, welke hoogstaande beroeringen en overtuigingen er ook in de consciëntie mogen zijn, welke benauwdheid voor het aanstaande oordeel er ook gevonden moge worden. Genade alleen vermag de mens onder God te doen bukken. Dit leert dat door God getrokken volk. Zij worden het met God in Zijn recht eens, al zou Hij hen verdoemen. Ja, dan zouden ze in de rampzaligheid nog getuigen, dat God recht is.

En als ze in al hun zuchten enige verkwikking van God mogen ontvangen uit Zijn dierbaar Woord in de ontsluiting van Zijn beloften, of als ze onder de bediening van Gods Woord hun ziel eens horen verklaren, dan grijpen ze moed. Dan kunnen ze zo'n hoop op God hebben, dat het is of de scheiding wegvalt. Dan mogen ze de vertroostingen des Heeren ervaren. Het duurt echter maar zo kort. Als ze Gods Woord gesloten he ben of de kerk hebben verlaten zijn ze weer dezelfde, ja zinken ze nog dieper weg. De schuld wordt al hoger, de onmogelijkheid aan hun zijde steeds groter en de smart over het Godsgemis steeds dieper. Zij krijgen een Borg nodig, Die hen zou willen lossen; een Middelaar, opdat zij door Hem tot God zouden genaken. Zij vinden benauwdheid en droefenis. Ziet het maar in Psalm 116. Banden des doods hadden de dichter omvangen; door angsten der hel was hij getroffen. Maar uit de benauwdheid riep hij tot God en de Heere hoorde hem.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De toeëigening van Christus door het geloof 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1966

De Saambinder | 4 Pagina's