Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bijbel Gods Woord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bijbel Gods Woord

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de , , Rotterdammer" van 13 mei j. Liezen wij dat op de Hogeschooldag te Kampen, de Bijbel als onderwerp van bespreking is gesteld. Prof. Dr. H. N. Ridderbos bracht een levende discussie op gang van een forum, dat het onderwerp „Vragen rondom de Bijbel" behandelde. Hij leidde deze bespreking in met de vragen als: staan er fouten in de H. Schrift? Moet men elke tekst letterlijk opvatten? Ontdekt men tussen verschillende Bijbelgedeelten, die eenzelfde zaak behandelen, geen opmerkelijke verschillen? Moet het bedenkelijk worden geacht dat de Bijbel kritisch wordt benaderd, of moet dat juist toe te juichen zijn? Hebben die mensen geen gelijk, die zeggen, blijf met jullie gepeuter van het Woord van God af? Wij zullen op de bespreking van deze zaken, zoals die in het verslag wordt vermeld, niet nader ingaan, doch willen wel opmerken dat men o.i. op deze wijze zich hiermede op zeer gevaarlijk terrein begeeft. Wij mogen immers wel vragen: wat verstaat men onder de Bijbel en hoe is deze ontstaan?

De Bijbel is toch geen menselijk boek, maar het Woord Gods! Hebr. 4 : 12, Rom. 3 : 2. Voor de totstandkoming van dat Woord gebruikte God mensen, Zijn knechten, de profeten en apostelen. Deze Bijbelschrijvers zijn in dat schrijven door de Heilige Geest bekwaamd en geheel geïnspireerd.

In die inspiratie beschikte God over geheel de mens, evenwel sloot Hij het denken en onderzoeken der schijvers daarbij niet uit, doch bestuurde hen daarin geheel en al, zie b.v. Luk. 1 : 3, 1 Petr. 1 : 10. Toch was de inspiratie, hoewel woordelijk, niet mechanisch. De geïnspireerde schrijvers waren geen machines, geen onbewuste werktuigen in de hand des Heeren.

Zij hebben geleefd in hetgeen God hun openbaarde, al hebben ze geschreven naar eigen aanleg, karakter en in een stijl die hen kenmerkte. De inspiratie was organisch. God bewoog de wil tot schrijven en deed in bewustzijn de gedachten en woorden opkomen en bewaarde hen voor dwaling.

Al de Schrift is daarom het Woord Gods van letter tot letter en geheel feilloos. De inspiratie is een gans bovennatuurlijke werking des Heiligen Geestes, welke de schrijvers, beide zowel in de keuze en verdeling hunner stof, als in hun denken en uitdrukken, op zulk een wijze geheel bestuurde dat zij de openbaring Gods feilloos uitdrukten. De inspiratie heeft daarom een geheel eigen karakter, stellende de geschriften der geïnspireerde, heilige mensen Gods tot een onfeilbare regel van geloof en leer en leven, waarvan wij nooit straffeloos kunnen afwijken. Hieraan moet onverzwakt worden vastgehouden, want wanneer wij zouden stellen, gelijk sommigen willen, dat God de zaken, waarover geschreven is, wel in het hart van Zijn knechten gegeven zou hebben, doch dat deze mannen deze zaken in hun eigen woorden naar hun beste weten geschreven zouden hebben, wat blijft er dan van de Schrift nog over? Het is dan een menselijk geschrift geworden.

Wie niet onvoorwaardelijk vasthoudt aan een woordelijke ingeving, zodat de Heilige Schrift van woord tot woord van God ingegeven is, heeft geen Bijbel meer en alzo ook geen enkel wezenlijk houvast meer.

De Heilige Schrift is identiek met het Woord Gods. Velen loochenen dit echter, daar er woorden instaan door engelen en mensen gesproken, zelfs door goddelozen, en door de satan. Doch dit doet niets tekort aan het feit dat de Schrift Gods het Woord Gods is, daar de Heere in dat Woord ons bekend maakt, wat engelen en mensen, ja goddelozen en de satan gesproken en gedaan hebben. Al deze woorden vormen samen de openbaring Gods, het Woord Gods.

Alle schriftkritiek dient daarom verworpen te worden, daar zij de menselijke rede op de troon verheft en Gods getuigenis voor de vierschaar van het verdorven menselijk vernuft daagt.

De autoriteit van de Schrift komt echter niet door de rede tot stand, doch is er omdat de Bijbel Gods Woord

is, hetzij de mens deze gelovig aanvaardt of ongelovig verwerpt. Het gezag der H. Schrift wordt niet bepaald door de rede, zoals socinianen, remonstranten en de rationalisten willen, verheffende de verdorven rede van de door zijn val gans verduisterde mens boven Gods openbaring. De apostel Paulus zegt in 1 Kor. 2 : 14: „De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, want.zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden". De natuurlijke mens, d.i. immers de mens zoals hij geboren is, is door zijn val in Adam het beeld Gods kwijt, dat bestond in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Hoe geheel verduisterd zijn wij door onze zonde, en al klimt een mens tot de hoogst mogelijke ontwikkeling op, zo blijft hij zelfs met een algemene verlichting des Heiligen Geestes (zie Hebr. 6:4) vervreemd van God en Goddelijke zaken.

Hoe noodzakelijk is door de Heilige Geest vernieuwd te worden tot kennis, naar het evenbeeld Desgenen, Die ons geschapen heeft (zie Col. 3 : 10) zullen wij recht verstaan de dingen die des Geestes Gods zijn, en dat is Gods Woord. Die Heilige Geest, Die destijds de Bijbelschrijvers inspireerde, zal ons hart daartoe moeten verlichten. Dit is geldende zelfs van de natuurlijke zowel als van de geestelijke dingen, die in Gods Woord beschreven staan. In Hebr. 11 : 3 lezen wij: , , Door het geloof (daarmee verstaat de apostel het zaligmakend geloof) verstaan wij dat de wereld door het Woord Gods is toebereid...." Bij alle bekritisering van Gods Woord hebben wij wel te bedenken wat Mozes getuigde, en dat geldt ook de meest raadselachtige schijnbaar tegenstrijdige zaken, toen hij zeide: „De verborgen dingen zijn voor de Heere, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet", Deut. 29 : 29. Onvoorwaardelijke aanvaarding van Gods Woord, ook al klopt dit of dat voor ons verduisterd verstand niet, is onze dure plicht, willen wij het oordeel Gods niet over ons inroepen.

Waarom die aantasting dan zo erg is? Wel, omdat wij met onze kritiek en beoordeling onszelf in onze verblinding en verduistering door de zonde boven God en tegen God verheffen, daar Zijn Woord van Hem niet te scheiden is en Hij in Zijn Woord Zichzelf openbaart. Hoe gelukkig zijn ze dan die door hartvernieuwende beweldadiging des Heiligen Geestes verlichte ogen des verstands ontvangen, zie Ef. 1 : 17 en 18 en alzo de zegelen van Gods Woord worden weggenomen en inleiding verkregen wordt in die verborgen schatkamer. Dan zullen wij immers ervaren dat de oorzaak van alles wat in dat Woord voor ons verstand zo verborgen en zelfs schijnbaar tegenstrijdig schijnt, niet gelegen is in dat Woord, maar in onze verblinding door de zonde, waaruit ons nodig, is door verlichting des Heiligen Geestes verlost te worden. . Hebben wij dat Woord Ook zo lief als de dichter van Psalm 119 : 65? Hoor hem:

Hoe wonderbaar is Uw getuigenis
Dies zal mijn ziel dat ook getrouw bewaren;
Want d' oop'ning van Uw woorden zal gewis
Gelijk een licht het donker op doen klaren.
Zij geeft verstand aan slechten, wie 't gemis
Van zulk een glans een eeuw'ge nacht zou baren.

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's

De Bijbel Gods Woord

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1966

De Saambinder | 4 Pagina's