CHRISTUS TRIOMFATOR
En Hij zeide tot hen: , Ik zag de satan, als een bliksem, uit de hemel vallen". Lukas 10 : 18
Met Pinksteren gedachten we de uitstorting van de Heilige Geest en haar gezegende gevolgen voor de kerk des Heeren op aarde. Dagelijks deed die Geest er toe tot de gemeente die zalig werd. Krachtig werkte Hij in de apostelen, zodat zij ondanks smaad en vervolging het Woord Gods met grote vrijmoedigheid verkondigden. Het rijk van Christus breidt zich uit en valt door niets te stuiten. Zelfs het blinde heidendom wordt gebracht tot kennis van de ware God en de Messias Jezus Christus. Uit verre landen komen zij Hem smeken om de vree.
Het is alles één voorspoedige voortgang van het Koninkrijk van de Heere Jezus Christus. Satan, de grote wederpartij der Gods schijnt nauwelijks meer iets te vermogen. Maar laten we ons hierin niet vergissen. De voorspoedige voortgang van Christus'rijk werkt vreselijk op satans boze gedachten. Het vermenigvuldigt zijn haat tegen Christus' kerk en waarbij hen na Christus' zoendood en opvaart ten hemel niet meer verklagen kan in de hemel, daar werpt hij zich met al zijn boze macht op de strijdende kerk op aarde. De Heere Jezus heeft er Zijn discipelen reeds op gewezen tijdens de omwandeling op aarde. Ook toen had het rijk van Christus voorspoed gehad. Zeventig waren er uitgezonden om het Evangelie te prediken en aUe ziekte en kwaal te genezen. En wat een voorspoed had hun zendingl Ze komen terug en zeggen: "Heere, ook de duivelen zijn ons onderworpen in Uw Naam".
Maar de Heere Jezus zegt dan tot hen: „Ik zag satan als een bliksem uit de hemel vallen". Er is niets wat de duivel zo vergramt als de voorspoedige voortgang van het rijk van Christus. Dan valt hij als een bliksem uit de hemel om met grote toorn tegen het Godswerk te strijden.
Daarom moeten wij als de jongeren niette vlug Hosanna roepen, maar ons wapenen tot de strijd met het zwaard des Woords, het schild des geloofs en het borstwapen van Christus' gerechtigheid. Juist na geestelijke voorspoed heeft de Heere Jezus Zijn discipelen over satan gesproken. We zijn ook geestelijk nooit zo gevoelig voor de aanvallen van satan als juist na veel geestelijke voorspoed.
Het spreekwoord: "Waar God Zijn kerk bouwt, daar bouwt satan zijn kapel naast" is zowaar. Het is waar in het algemeen, maar ook in het persoonlijke. Juist dan ligt de stad van ons hart open voor de invallen van de vijand. Ais David rust heeft van zijn vijanden en wandelt op zijn dak, ziet hij de schone Bathseba. Als Petrus meent sterk te zijn en zegt: „Ikzal mijn leven voor U zetten", is de tijd er om voor een dienstmaagd zijn Meester te verloochenen.
De waakzaamheid vermindert dan en vooral de band van ootmoed en geloof aan Christus en dat maakt ons zwak in de strijd.
Een arme en hulpeloze zondaar zal dicht bij zijn Meester leven en daardoor juist sterk zijn. Maar een in eigen oog rijk geworden zondaar zal open liggen voor steunen op eigen krachten en daardoor juist zwak zijn. Niet voor niets zegt de Schrift: "Welgelukzalig is hij, die geduriglijk vreest".
Vooral moeten we waakzaam zijn na geestelijke voorspoed, want dan staat satan gereed en valt naar het Woord van Jezus als een snelle bliksem uit de hemel. Laat dan veel meer het schone gebed van de Heidelberger onze beleving zijn: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze, dat is: „Dewijl wij van onszelf zo zwak zijn, dat wij niet één ogenblik zouden kunnen staande blijven, en daartoe onze doodsvijanden de duivel, de wereld en ons eigen vlees niet ophouden ons aan te vechten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht des Heiligen Geestes, opdat wij in deze geestelijke strijd niet onderliggen, maar altijd sterke wederstand doen, totdat wij eindelijk ten enenmale de overhand behouden".
Dus ook na Pinksteren is er oorzaak om te bidden om de kracht des Heiligen Geestes en wel om daardoor te worden gesterkt in de strijd. Christus heeft ons gewaarschuwd, juist na voorspoed, ' juist na Pinksteren: „Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen".
De Heere Jezus spreekt over de duivel. Voor velen is dit iets waarover men niet meer spreken mag. Men moet niet spreken over de duivel of over de hel. Maar de Heere Jezus heeft het wel gedaan. Hij noemde de duivel de grote wederpartijder Gods en sprak niet alleen van een hemel voor die Hem vrezen, maar ook van een hel voor die weigeren Hem als hun Koning te erkennen. Twee wegen besprak Jezus in Zijn prediking, een brede weg, die eindigt in de eeuwige dood, en een smalle weg, die uitloopt op het eeuwige leven.
Getrouw heeft Christus met Zijn hoorders gehandeld. Hij kon hun lieflijk op de fluit van het Evangelie spelen, want wie is een Leraar gelijk Hij? Maar ook kon Hij hen toeroepen: "Wee u Kapernaum, wee u Bethsaïda, want zo in Tyrus en Sidon die tekenen geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben". Hij noemde de zaken zo ze in werkelijkheid waren. Daarom sprak Hij ook van de duivel, de macht van het rijk der duisternis. Satan, één der aartsengelen, die met Michaël en Gabriel stond over het derde deel der engelen (Openbaring 12 : 4).
Geschapen als één van de hoogste en heerlijkste engelen is hij in opstand uitgebroken tegen zijn Schepper en Weldoener. Hij heeft met zich medegetrokken het derde deel der engelen, dewelke met hem duivelen zijn geworden. Satan begeerde in hoogmoed zelf God te zijnen God van Zijn troon te beroven. Er brak krijg uit in de hemel. Een vreselijke opstand tegen God, Die hun Schepper was, zonder Wiens toedoen zij niet zouden zijn geweest.
Hoe dit alles kon gebeuren en er in de hemel onder de heilige troongeesten zulk een gruwelijke zonde van opstand kon uitbreken, beantwoordt de Bijbel niet en wij kunnen noch willen het dan ook beantwoorden. Dit is één der dingen waarvan Mozes zei: „De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God".
Wat de Bijbel niet onbeantwoord laat is, dat hetgeen satan en zijn engelen deden, de gruwelijkste en meest lage daad is geweest. Opstaan tegen Hem, Die hen met zoveel heerlijkheid gezegend had. Natuurlijk is die opstand van de duivel en zijn engelen op niets uitgelopen. Een volledige nederlaag leed hij en is met zijn medestanders uit de heerlijkheid des hemels geworpen. Zijn woonplaats en thuis was er niet meer. Wel leiden we uit het boek Job en Zacharia af, dat hij vóór Christus' hemelvaart nog recht had om Gods kerk, die inzichzelf onrein is, vanwege hun onreinheid voor God te verklagen. Hij kon zeggen: er is nog geen voldoening gegeven en toch delen ze in Uw gunst
De Heere Jezus terugkerende van Zijn onderneming om zondaren zalig te maken in Zijn hemelvaart, heeft aan dat verklagen in de hemel voor goed een eind gemaakt en satan is uit de hemel neergeworpen (Openb. 12 : 9, 10). Dat nu heeft de Heere Jezus reeds voorzien tijdens Zijn omwandeling. Want Hij voorzag dat waar de duivel uit de hemel zou geworpen worden, hij daarna al zijn gramschap op de vrouw zou werpen. Hij zou nu al zijn boze krachten aanwenden om Goden Christus in Zijn gemeente te treffen. Daar heeft de Heere Jezus Zijn jongeren tijdig voor gewaarschuwd: „Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen".
Sinds het vreselijk gebeuren van satans opstand in de hemel is hij de grote vijand van God en Christus. Hij trachtte God te treffen in hen, die Zijn beeld droegen, de zo schoon geschapen mens. En het gelukte hem. De mens schaarde zich aan zijn zij de om tegen God te strijden. Een allesverwoestende oorlog tegen God is toen de mens onder satans banier begonnen.
Een vreselijke strijd ontbrandde. Heel Gods schepping werd ontwricht. Maar God hield de teugels van het bestuur in handen en deed Zijn raadsplan met de wereld doorgaan. Aan God zou het laatste woord zijn, dat maakt ons Gen. 3 bekend. In Zijn barmhartigheid richt Hij een deel van Adams geslacht op en in Zijn rechtvaardigheid vermorzelt Hij satan de kop. Dit is het bestek dat God Zich gemaakt heeft en dat Hij in Gen. 3 begint te openbaren aan de gevallen mens tot Zijn eeuwige behoudenis. Gods plannen gaan door! „Zijn raad bestaat en Hij zal al Zijn welbehagen doen".
Maar ook satan is doorgegaan. Die weet van geen kapituleren. Voor de duivel is er daarom maar één medicijn: „Binden met eeuwige ketenen des afgronds". Maar hoe is het met u, geliefde lezer? Als u weigert te kapituleren zal er ook voor u maar één medicijn zijn, namelijk: „Ga weg van Mij, gij vervloekte, die niet wilde dat Ik uw Koning zij". Dat u leerde de strijd op te geven. Voor u geldt een drangreden, die voor satan en zijn engelen niet geldt. Dit is: dat er voor mensen een Behouder is, de Middelaar Gods en der mensen, de Mens Jezus Christus.
Utrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1968
De Saambinder | 4 Pagina's