Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GODS RIJKE BELOFTE VOOR EEN WEDERSTREVIG VOLK 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GODS RIJKE BELOFTE VOOR EEN WEDERSTREVIG VOLK 3

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen als in de dagen harer jeugd en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. Hosea 2 : 14

De harpen hangen aan de wilgen. In- en uitwendig worden zij aangevallen gelijk de dichter van de 42ste Psalm: Waar is God, Die gij verwacht? "

lijn kracht gaat weg. De Heere neemt de grond uit alles ^eg en daar zit het volk neder in zak en as. ^at zal hij nu met al zijn bevinding doen? Drukwegen, verberging van Gods vriendelijk aangezicht, dat deed > avid, die toch veel van de Heere geleerd had, uitroepen: Als Gij Uw aangezicht verbergde, werd ik verschrikt", te aanvechtingen en de tormenten van satan en daarbij zijn listen, die Paulus ook niet onbekend waren, zijn Gods volk ook niet vreemd.

 dan wordt het dal Achor een dal der beroering, /at werd het ook benauwd voor Jozua, daar we niet zen dat hij God nodig had in het optrekken met de strijdkrachten tegen Ai, totdat hij ontdekt had dat er een an in het leger was.

Achan had gestolen van de buit van Jericho, die de Heere voor Zich geheiligd had. Achan had genomen een BabyIonisch overkleed, tweehonderd sikkelenzilver en een ouden tong. Ge ziet hieruit hoe nauwkeurig de Heere een nog over alles heeft.

lij gedoogd de zonde niet en heeft er ook geen gemeen- : hap mee. Hiermede moet Gods volk tot zichzelf inkeren. Uit het nalatig zijn vloeit voort de verberging van Gods aangezicht en Zijn gunst. In hun hart kan soms zoveel verdragen worden, dat eertijds uitgebannen werd. Wij er anderen wel, maar de Heere verandert niet! ook in het huisgezin wordt de waarschuwende stem van eertijds niet meer gehoord.

), wat is het dan nodig, dat de Heere het volk in de agte brengt en niet aan zichzelf overlaat. Hij trekt ze iet koorden Zijner eeuwige liefde. Uit de nood gaan zij 'eer tot de Heere roepen.

lij maakte het onmogelijk om verder te gaan, gelijk uidelijk blijkt uit Jozua's gebed. De Heere kwam Zelf ie aanbidding weer te schenken, die pleiting op Zijn rote naam. „Wat zult Gij dan met Uw gróte Naam oen? " roept Jozua uit.

Daar ligt nu het leven van Gods kerk getekend, te Heere zegt zo terecht: „Ik  ben de Eerste en de Laatste, et Begin en het Einde".

> at komt bij Jozua uit en bij al Gods volk, dat ons in Hosea 2 getekend wordt als een afhoererende vrouw. Jog bemint de Heere Zijn volk, omdat Hij ze lief gehad heeft met een eeuwige liefde. Als daar hun oog voor gepend en hun hart weer ontsloten wordt voor die eeuwige trouw des Heeren tegenover de ontrouw van het steeds an Hem afkerende volk, wordt er een rijke toekomst, amelijk een deur der hoop ontsloten in het dal der beering. Doch eerst moet de ban uit het leger. e zonden moeten uitgebannen worden, want Gods' gerechtigheid moet haar loop hebben, Jozua roept het volk Israels op en na het onderzoek wordt bij Achan de oorzaak van Gods ongenoegen gezonden. Hij bekent aan Jozua wat hij gedaan heeft en e zonde door Achan gedaan moet aan hem gewroken orden. Hij wordt met, zijn gezin en al wat hij heeft naar et dal Achor gevoerd. Daar wordt hij met de zijnen gestenlgd en met vuur verbrand. Gods' gerechtigheid st het. En zo keerde de vrede weer terug.

Daarom noemde men de naam van die plaats het dal an Achor, tot deze dag toe.

ier openen zich verschillende zaken. Achan moest gestenigd worden, want hij had Gods bevel overtreden. , volk van God, onze plaats, nietwaar? Achan moest gestenigd worden, want God moest aan Zijn eer komen. O zie, ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven. Dat leidt ons terug naar onze diepe val in Adam. Dus ook wij liggen onder het strenge en rechtvaardige oordeel Gods'. Meer nog: Achan moest gestenigd worden, de ban moest weg!

Volk des Heeren, daar ligt op u en mij een ban vanwege onze ongehoorzaamheid, daar wij God tot een leugenaar gemaakt hebben en de woorden van de duivel geloofd hebben. Hier moeten wij wel in aanbidding wegzinken. De ban moest weg, dus wij moeten sterven.

Gods gerechtigheid vorderde dat en buiten dat recht om zal niemand vrede met God verkrijgen. Maar zie nu eens, inplaats dat het volk de ban zou treffen, heeft Christus Zich van eeuwigheid Borg gesteld voor dat onder de ban verkerende volk. Dat zijn degenen, die door genade in het eeuwig welbehagen Gods liggen. Die zijn of worden in de tijd door Sions Borg en Koning verlost van onder de vloek der wet. Daar, in het dal der beroering, is een deur der hoop gesteld voor dat in zichzelf omkomende volk. Mijn lezer, kent ge daar iets van door wederbarende genade?

Merk dan op hoe de weg ligt van het zaligmakende werk des Geestes in het hart van Gods volk. Zijn uw klachten weleens tot de Heere doorgedrongen: „Heere, doorgrond mij en ken mijn hart, en indien er nog een schadelijke weg bij mij is, leid mij dan op de eeuwige weg". Er is in onze tijd zoveel rusten buiten God. Augustinus had het geleerd, dat alleen de ware rust in God te vinden is. Zoek toch een ware en vaste grond te vinden, want alle grond buiten Christus zal eenmaal in de eeuwigheid tekort schieten. Bid de Heere om waarachtige bekering eer het voor eeuwig te laat, is. Maakt de rijkdom van het volk van God uw ziel niet begerig?

Dat volk is een gelukkig volk. In zichzelf worden het' ongelukkige. God missende mensen. Maar ze zijn gelukkig omdat de Heere aan hen denkt. Dat is ook uit onze verklaring van de tekst gebleken. Van het begin der ontdekking tot de meest ver gevorderde in de genade komt weer steeds die eeuwige trouw naar voren.

Hosea spreekt in ons teksthoofdstuk wel driemaal van het „daarom". Eerst van hun zonden, daarna van het , , daarom" des eeuwige ontferming in Christus. Dat is de vastigheid, Sion Gods! Dat leerde u in de weg, welke gij moest gaan, toen gij een weg des doods bewandelde. Ook voor die ziel, die weleens iets van de Heere mocht ervaren, maar alles in een gezicht. O, die hebbelijke genade, zij is groot. Maar toch, wanneer de Heere ze uit eeuwige liefde in de woestijn leidt, en zij met alles wat ze gesmaakt hebben de dood in moeten, is het om hen te leren. Ja, te funderen, niet in een toestand of hebbelijkheid, maar ze te brengen op die plaats waar het voor hen afgesneden wordt. Maar om alzo een weg in die dierbare persoon van Christus te ontsluiten. Wat zoetigheid wordt daar genoten, wat ruimte krijgt het volk in Hem. Hij schenkt haar, gelijk we lezen in onze tekst, haar wijngaarden van daar af. Geleid uit de woestijn der ontdekking, krijgen zij weer te genieten van de rijke vruchten.

Nu kan een tijd aanbreken, als de Heere verder gaat leren, dat Christus Zich bedekt achter het recht des Vaders. Want: „Sion zal door recht verlost worden". De zonden worden levend en daar staat de ziel met een open schuld na alles wat ze ervaren heeft. Nu doet de Heere een afgesneden zaak op aarde en mag dat volk ervaren dat het recht in Christus is voldaan. Hij is een vloek geworden voor Zijn volk en zo wordt Zijn gerechtigheid hun gerechtigheid. Zalige rui!

Daar wordt beleefd: „Nu zal Ik nooit meer op u toornen noch schelden!" Daar wordt de vrede ervaren met God in Christus. Hun staat ligt nu vast, maar nu moet standelijk geleerd worden in de weg der heiligmaking, gelijk Paulus zegt in Rom. 7: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? " Daarbij heeft Paulus geleerd: „Ik dank God, door Jezus Christus, mijn Heere".

Zo leeft dat volk uit Hem, totdat zij eenmaal in zullen gaan in het hemels Kanaan der rust. Bevrijd van alle zonden, smart en strijd zullen zij God drieënig alle lof, dank en aanbidding toebrengen voor de wegen des Heeren met hen gehouden. Amen.

Wijlen Ds. J. Hagestein

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1969

De Saambinder | 4 Pagina's

GODS RIJKE BELOFTE VOOR EEN WEDERSTREVIG VOLK 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1969

De Saambinder | 4 Pagina's