Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 3

En ziet er vloten wateren uit, van onder de dorpel des huizes. Ezcchiël 47 : 1

8 minuten leestijd

Dat wassen gaat echter geheel anders dan wij er van denken met ons dwaas en ijdel verstand. De weg naar de hemel is geheel anders dan wij denken. Onze voorstelling is om door het verzamelen van goede werken, het wandelen in de vreze Gods en het ijveren voor Gods koninkrijk al rijker te worden en eindelijk de hemel in te gaan. Maar het is een weg van in onszelf steeds armer worden om alzo in Christus te wassen. Het water van de Heilige Geest wordt wel steeds dieper, maar in de weg van ontkrachting van al het onze. Hij komt immers niet onze roem, kracht of godzaligheid verheerlijken, maar Christus verheerlijken.

De Heere Jezus heeft van de Heilige Geest en Zijn werk in mensenharten niet gezegd: Die zal u verheerlijken, maar „Die zal Mij verheerlijken". Door de meerder-" uitstorting van de Heilige Geest wast het geestelijke leven. Echter op een gans andere wijze dan wij daarvan denken.

Wij willen wassen in kracht tegen de zonde. De Heilige Geest nu doet Zijn volk ook wassen in de geestelijke strijd, maar ontkracht ons in die weg, opdat wij wassen zouden in het gebruikmaken van Christus' kracht. : ^^S'- Wij willen groeien in deugden en steeds meer gerechtigheid voor God verkrijgen.

De Geest echter leert ons met Jesaja inleven: „Wij zijn allen als een onreine en al onze gerechtigheden zijn een wegwerpelijk kleed". Zo doet Hij Zijn volk wassen in het gebruikmaken van Christus' volmaakte gerechtigheid en geheel en alleen berusten op Hem, in Wie alleen gerechtigheden en sterkten zijn. Wij willen wassen in het bidden.

Onze gebeden moeten steeds krachtiger en inniger worden. De Heilige Geest leert ons echter langs een pijnlijke weg, dat wij niet weten te bidden zoals het behoort. Hij bepaalt ons bij de zonden van ons bidden. Langs deze weg maakt Hij onze gebeden inderdaad krachtiger en inniger. Maar geheel anders dan wij dit gedacht hadden. Zij worden krachtiger door het opzien naar de armen van de grote Mozes in de hemel. Zij worden inniger door ootmoed en zelfveroordeling.

Wij willen wassen in wijsheid. De nieuwe wijsheid, die God ons leert, is echter zo geheel anders dan de wijsheid die wij op het oog hebben. Hij doet de wijsheid der wijzen vergaan en maakt het verstand der verstandigen teniet, om ons de ware wijsheid te leren. Opdat wij niet ons vernuft, maar Christus leggen zouden tot het fundament van onze wijsheid en met Paulus konden zeggen: „Die ons gegeven is tot wijsheid". Het gaat samen op in het geestelijke leven. Hoe dieper ontkracht aan het onze, hoe dieper de stroom van Geestesgaven en genaden wordt.

Weinig zelfontlediging zal inhouden weinig vervulling uit Christus. Wie nog vol is van zichzelf en al het zijne, kan niet vervuld worden met Jezus Christus. Genade is dan ook van een wassende natuur, echter in de weg van ontlediging van al het onze.

Daar wast de genade, waar de zondaar geheel ontkracht, onder tienduizend talentponden schuld ligt en niet één kwadrantpenning heeft om te betalen. En nergens anders blijft de genade wassen, dan waar de mens gedurig weer in zijn armoede, ellendigheid, dodigheid en totale hulpeloosheid terecht komt. Het water wordt dieper, maar niet in de verheerlijking van ons, maar in de verheerlijking van Christus. Velen heeft het water wel eens gereikt tot aan de enkelen. Troost en hoop is geschept uit de wateren van Gods vrije genade.

Anderen raakte het weleens tot aan de kniën.

De ruimte van zalig worden is hun getoond in het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Nog anderen zonken tot aan de dijen in de wateren van Gods vrije genade. Zij ontvingen een heerlijke openbaring van de Persoon des Middelaars.

De kracht van Christus' bloed werd gevoeld aan het geweten. De alles overtreffende schoonheid van de Borg bleef hun niet verborgen. Zijn liefde was zelfs de banier over hen. Maar het reikte nog niet zo ver, dat het hun wateren der zwemming werden. De volle uitstorting der vergevende liefde, die ons doet zwemmen in Gods barmhartigheden, bleef nog voor hen verborgen. Het reikte slechts tot aan de dijen. Men kon nog lopen. Nog de bodem gebruiken.

Ezechiël echter werd door de Engel des Heeren tenslotte in zulk een diepte van de stroom genadewater gebracht, dat hij er niet meer door kon gaan en het hem werden wateren der zwemming.

Zwemmen in de wateren der genade Gods is weggelegd alleen voor hen, die nergens meer kunnen staan. Dat zijn zij, wier schuld een onpeilbare diepte bereikte. Geen woorden bleven hun> meer over, maar een heilig zwijgen deed hen verstommen voor Hem, Die de schuldige geenszins onschuldig houdt.

Zijn schuld zo groot en God zo onberispelijk heilig en rechtvaardig te zien, dat verwekt in het hart die diepe verslagenheid en schaamte die ons aan Gods zijde doet vallen, belijdende: „'k Erken mijn schuld, die U tot straf bewoog. Uw doen is rein. Uw vonnis gans rechtvaardig". Zulken kunnen niet meer op de voeten staan en zich nergens meer mee op de been houden.

Hier baten geen liefelijke ervaringen of doorgemaakte toestanden meer. Daar wordt het ingeleefd: „ Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid". Maar hier ook wordt de zondaar, zo de Schrift ons leert, door het geloof gerechtvaardigd.

Het zuivere geloven wordt toch alleen beoefend door hen, die niet meer op eigen benen staan kunnen. Daar wordt het een overgeven. Het wordt een vallen in de handen des Heeren, een zeggen met de oude Eli: „Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijn ogen".

Zij vinden aan het eind van de wet waarlijk Christus tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. O, wat wonder, daar in onze diepe verlorenheid Jezus Christus te vinden. Hem voor onze schuld te zien kruipen in de hof van Gethsémané. Voor onze vloek te zien hangen aan het vloekhout des kruises. Hier mag de zondaar zich laten zaligen. Hier mag hij al zijn doem en vloek op Jezus Christus wentelen en ervaren: „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Jezus Christus zijn".

Daar worden de wateren van Gods genade zo diep, dat het worden wateren waai^door men niet kon gaan, maar waardoor men zwemmen moest, zoals Ezechiël zegt. De zondaar mag daar zwemmen in de liefde van Christus en zeggen: O dierbare Heere Jezus, hebt U dit willen doen voor zo één als ik ben? Hier is Jezus eerst recht blank en rood, dragende de banier boven tienduizend.

De zondaar mag zwemmen in de liefde des Vaders, Die immers om Christus' wil al Zijn toorn afgelegd heeft en de zondaar als draagt in Zijn armenroepende: „Is Efraim Mij niet een dierbare zoon, is hij Mij niet een troetelkind? " Maar ook mag de zondaar zwemmen in de liefde van de Heilige Geest.

Door de beloften van het evangelie immers getuigt Hij krachtig met hun geest dat zij kinderen Gods zijn. Wat een zoete vertroostingen doet de Heilige Geest de totaal, ontledigde zondaar gevoelen door de eden van het verbond Gods en de beloften van schuldvergiffenis met ongekende warmte en kracht in het hart te drukken. Het laat zich niet beschrijven hoe waar het dan wordt wat Ezechiël mocht ervaren, namelijk: Het werden wateren der zwemming.

De zondaar mag zwemmen in de liefde Gods. Met de bruid moet hij bidden: „Ondersteunt mij met de flessen en versterkt mij met de appelen, want ik ben krank van liefde". Hier is Jezus' linkerhand onder ons hoofd en Zijn rechterhand omhelst ons. Ja, hier wordt de rust geschonken, hier het vette van Uw huis gemaakt, een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken.

Ziet geliefden, dat wil God nu zijn voor een mens, die vanwege zijn schuld, boosheid, goddeloosheid, ellende en vloek niet meer op eigen benen kan staan en zich mag laten drijven op de wateren van de vrije genade Gods, die vloeien uit het heiligdom.

Zo wordt Sion zalig en anders niet. Kennen wij er iets van? Wat schijnen velen anders zalig te worden. Wat is er een bekeerd zijn, een hemelreiziger zijn, een kind van God zijn, een avondmaalganger zijn, een ambtsdrager zijn, zonder levendige kennis van deze zaken.

Nog altijd staat men op zijn eigen benen. Nog altijd rookt men aan zijn eigen garen. Nog nimmer werden het wateren der zwemming, omdat het nimmer werd een zich laten vallen in de hand des Heeren.

Gods ware Sion wordt door de ontdekkingen van de Heilige Geest met Ezechiël gebracht in water, waar men de handen en de voeten, ja niets meer gebruiken kan. Daar valt al ons willen en lopen weg en blijft er over: „Het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar alleen des ontfermenden Gods". Amen.

Utrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1969

De Saambinder | 4 Pagina's

DE WATEREN DES HEILIGDOMS 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1969

De Saambinder | 4 Pagina's