Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profeet Daniel 27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profeet Daniel 27

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De boodschap van Gabriel vormde het fundament van de gehele heilsopenbaring, en sloeg ook geheel als antwoord op het gebed van Daniël, die gebeden had om de vergeving der zonden. Het, antwoord was dat die vergeving der zonden geschieden zou na vier honderd negentig jaren. Hij had gebeden om de wederoprichting van het heiligdom, en kreeg ten antwoord, dat de heiligheid der heiligheden zou gezalfd worden, bij geestelijke inwijding. In werkelijkheid zou het nieuwe heiligdom met de olie des Heiligen Geestes worden gezalfd, dus denken wij hierbij aan de uitstorting des Heiligen Geestes op de Pinksterdag te Jeruzalem. Een eeuwige gerechtigheid zou worden aangebracht. De rechtvaardigheid Gods, het hoogste, wat zich Daniël wensen kon, zou door Christus verworven en van Hem aan de Zijnen geschonken worden.

De engel Gabriel sprak verder tot Daniël: „Weet dan en versta van de uitgang des woords, om te doen wederkeren, , en om Jeruzalem te bouwen tot op Messias, de Vorst zijn zeven weken en twee en zestig weken, de straten en , de grachten zullen wederom gebouwd worden, doch in benauwdheid der tijden".

Duidelijk werden de zeventig jaarweken dus verdeeld. Daniël werd te verstaan gegeven, dat bijzondere gebeurtenissen zouden plaats hebben in die tijdvakken van zeven weken en twee en zestig weken. Deze zeventig weken begonnen bij het bevel om Jeruzalem te herbouwen. Ezra 7, in het zevende jaar van Arthassastha, toen Ezra met een tweede afdeling Joden naar Jeruzalem trok, in het jaar 457 voor Christus, tot op de tijd, dat Pontius Pilatus Christus overgaf tot de kruisigingsdood. De zeven jaarweken zouden benauwde tijden voor de Joden zijn, evenals in twee en zestig weken. De teruggekeerden zouden de straten en de grachten wederom bouwen, maar steeds kampende met de bewoners des lands, de Samaritanen. Later moesten zij zuchten onder de heerschappij van Alexander de Grote en nog later onder die van Ptolemeën van Egypte. Vooral moesten de Joden veel lijden van de druk der Syriërs, met wie zij in 63 voor Christus vielen onder de Romeinse wereldheerschappij. Het waren temeer benauwde tijden, omdat geen profeten meer opstonden. Antiochus Epifanes trachtte het geloof hunner vaderen de Joden te ontroven. Griekse beschaving, taal en kleding drong hij met geweld de Joden op. Het volk zonk al dieper. En na die tijd zou de Messias uitgeroeid worden, maar het zou niet voor Hemzelf zijn en een volk der vorsten, hetwelk komen zou, zou de stad en het heiligdom verderven en zijn einde zou zijn met een overstromende vloed en tot het einde toe zou er krijg zijn en vastelijk besloten verwoestingen.

De Messias zou uitgeroeid worden, dat wil zeggen, dat Hij een gewelddadige dood zou sterven, niet te Zijnen behoeve, of vanwege Zijn eigen schuld, maar ten behoeve van anderen, te weten voor degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn en die door het geloof met Hem verenigd zouden worden. Duidelijk wees Gabriel dus Daniël, op de borggerechtigheid van Christus, en dat Hij niet zou komen om gediend te worden, maar om te dienen. De Messias had geen zonde gedaan, werd tot zonde gemaakt, opdat Hij een gerechtigheid verwerven zou voor de Zijnen, dood- en doemschuldige zondaren. Het bloed van stieren en bokken kon niet reinigen van de zonde, maar alleen het bloed van dat Lam Gods. Ontzettend zou het zijn, om geen deel te hebben aan Christus en Zijn eeuwig geldend offer. Een volk van de vorsten, de Romeinen, zou komen tot straf van Israël wegens de uitroeiing van de Messias en zou de stad en het heiligdom verwoesten met een overstromende vloed. En zo is het ook gebeurd, het was een verdelgingsoorlog, een strafgericht des Allerhoogsten. Het Joodse land werd door de vloed van de Romeinse legers overstroomd. En Hij, de Messias, heeft er velen het verbond met God versterkt, een week, dat was de zeventigste, van 26-33 na Christus' geboorte. En in de helft van de week heeft Hij door Zijn offerdood al de oud-testamentische schaduwen vervuld, en dus het slachtoffer en het spijsoffer doen ophouden, in het jaar 70. Nadien heeft Israël geen tempeldienst meer gehad. De verwoesting van stad en tempel was bij God vast besloten over het door de gehele wereld verstrooide Jodendom. Gelijk Jeremia in de voorzegging van de zeventig jaren een periode voor ogen had, van het begin van de Babylonische wereldmacht tot aan de ondergang, zo profeteerde Daniël van zeventig jaarweken vanaf het opbouwen van de tempel tot aan de verwoesting daarvan door de Romeinen. Jeremia zag een treurig begin en een goed einde, bij Daniël was het andersom, hij zag een goed begin en een vreselijk einde, maar toch smaakte hij de vreugde, dat de komst van Christus op een door God bepaalde tijd hem van Gabriel werd aangekondigd, en dat de Messias velen het verbond versterken'zou.

Wonderlijk is ook de getallen-symboliek, die geheel rust op de betekenis van de getallen drie en vier in hun verschillende verhoudingen. Drie is het getal der Godheid, vier is het getal der wereld. Tezamen zeven, is het getal van de algemeenheid, oneindigheid in God, de onbeperktheid in de wereld. Driemaal vier, twaalf, is het getal van de geheiligde wereld, dat is de kerk Gods. Zes is het getal van de onvolkomenheid, het getal der gevallen mensheid. Laat ons nogmaals even stilstaan bij de gruwel der verwoesting. Aanvankelijk hadden de belegerden, bij herhaalde uitvallen, met grote dapperheid volbracht, enig voordeel behaald, maar na enige tijd bezweek de muur, en weken de Joden naar achter de tweede muur en de Romeinen namen het noordelijk deel der stad Bezetha in. Ook de tweede muur bezweek, en er ontstond een bres voor de binnenstromende vijanden. Titus had deernis en verzuimde al het voordeel, dat het breken der tweede muur hem had kunnen verschaffen. Doch de Joden bestookten de belegeraars uit stegen en straten van alle kanten en dwongen de Romeinen tot de terugtocht. Na een woedende, strijdlustige stormaanval werd de verloren stelling weer herwonnen en toen werd alles wat weerstand bood of een schuilplaats bood aan het zwaard of aan de vlammen geofferd. De derde muur, die de burg Antonia, de tempel en de bovenstad moest beschermen, vorderde nog de allerzwaarste storm. Al wat Jeruzalem reeds geleden had was nog maar een beginsel der smarten. Titus deed wat hij kon om de Joden over te halen tot onderhandeling om verdere verwoesting van stad en tempel te voorkomen, maar de Joden weigerden hardnekkig. Titus werd daardoor verbitterd, en allen die de Romeinen in handen vielen werden gekruisigd, met het gezicht naar de stad. Steeds werden nieuwe stormschansen gebouwd, maar ook de belegerden zaten niet stil. Titus wilde door uithongering de Joden tot overgave dwingen en liet een aarden wal rondom de stad opwerpen, gelijk Jezus voorspeld had. Luk. 19 : 43: „Zij zullen een wal tegen u opwerpen en u insluiten en van alle zijden benauwen".

Werkendam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Saambinder | 4 Pagina's

De profeet Daniel 27

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1970

De Saambinder | 4 Pagina's