Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wonderlijke wegen 5

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wonderlijke wegen 5

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij heeft Zichzelf vernederd, de beker van Gods gramschap en toorn aanvaard. Hij heeft die beker geledigd tot de laatste druppel, opdat Zijn volk de beker der verlossing zou mogen opnemen en de Naam des Heeren aanroepen. Hij is met Zijn aangezicht ter aarde gevallen in de hof van Gethsémané, opdat Hij verzoening doen zou als Borg over onze verharding en verwerven dat grote voorrecht, dat wij in ons leven voor die allerhoogste Majesteit Gods met ons ganse hart mogen buigen. Waarlijk, , zo lezen wij in Jes. 53, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtig­heden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Er zijn geen beter medicijnen dan door het geloof te mogen zien op die lijdende en bebloede Christus, Die geleden heeft, rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen.

Christus heeft de vloek weggenomen en de prikkel uit de dood voor al Zijn volk weggenomen. O, wie zal ooit de waarde van dat borgtochtelijk lijden kunnen uitspreken, opdat ook wij gemeenschap mogen verkrijgen aan het lijden van Christus, Zijn dood gelijkvormig mogen worden. Wat een verwaardiging voor nietig, zondig, verwerpelijk en verdoemelijk stof en as, zoals wij in onszelf zijn. De apostel Paulus schreef in Rom. 15, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog vijanden waren. Dus van de mens komt er niets en dan ook niets in aanmerking. Het is alleen de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog. Met Christus door het geloof verenigd en al Zijn schatten en weldaden deelachtig te mogen worden en in de vruchten van Zijn borgtochtelijke bediening te mogen delen, ook in Zijn vernedering. Wanneer de drukking der neus bloed en de drukking der melk boter mag voortbrengen, is dat niet anders dan een gunst Gods. Waardig zijn wij het niet, verdiend hebben wij het ook niet, wij hebben alles verbeurd en alles verzondigd. De minste bemoeienissen, die de Heere nog met ons wil maken, zijn onuitsprekelijk groot. O, wat is het een onverdiende weldaad, wanneer wij nog vernederd mogen worden onder de krachtige hand Gods, dat we nog uitgedreven mogen worden tot de troon der genade. Dat wij nog lessen mogen leren, die ons wijs kunnen maken tot zaligheid, dat er nog vruchten voortgebracht mogen worden van geloof en bekering waardig; vruchten, die tot lof, eer en verheerlijking van de drieënige God mogen zijn. Vruchten, waardoor de zonden worden afgebroken, de satan beschaamd en onze zielen verlost, gered en gezaligd mogen worden. Ps. 119: 36:

Geen meerder goed, Heer', Gij mij geven meugt.
Dan dat Gij ons vernedert en maakt kleine.

Wat een voorrecht, wanneer wij door lijden geheiligd en door de druk geoefend mogen worden. De wereld wordt er niet toe verwaardigd. Het juichende christendom krijgt er nooit kennis aan. Maar het is een weldaad vloeiend uit het verbond der genade, dat de genade blank geschuurd wordt, opdat God Zijn beeld in Zijn volk zal zien, en zij de zonde afsterven en der gerechtigheid leven zullen. Zij zullen reeds hier in dit leven God er de eer van geven en eenmaal in de hemel volmaakt en volkomen. n f

Wat is ons leven hier op aarde anders dan een voorbereiding voor de eeuwigheid? Het is waar, elk krijgt hier zijn plaats op de wereld om Gods raad uit te dienen. Het is niet doelloos, maar toch, het leven is maar een doortrek door de tijd naar de eeuwigheid. O, wat noodzakelijk is het om hier te leren sterven eer het sterven wordt. En voortijds behaagt het de Heere in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid ook uitwendige wegen te gebruiken om inwendig bekommerd te worden vanwege onze zonden. Wij weten maar nooit wat God gebruiken wil. God heeft zovele pijlen op Zijn boog en Hij kan de mens brengen waar hij zichzelf nooit brengen kan. O, een mens is een vijand van God en van zijn eigen zaligheid. Hij verhardt zich maar in het kwaad en kiest van nature de kortste weg uit om in de hel te komen. Maar als het God behaagt om ons te bekeren en te leren, door de diepste wegen ook uitwendig, dan zal God er de eer van ontvangen. 

God gebruikt ook wegen van druk voor Zijn volk om door al de wegen van tegenheden en druk te sterven aan zichzelf, aan de wereld en aan al hetgeen geen God en Christus is. David betuigde in Ps. 119: Toen ik verdrukt werd dwaalde ik, maar nu geleerd onderhoud ik Uw wetten. Soms behaagt het de Heere om de ziel Zijner gunstgenoten door ziekte en druk lessen te leren of nieuwe onderwijzingen op te doen en nieuwe weldaden te mogen ontvangen, gelijk eenmaal de godvruchtige koning Hiskia. De uitwendige mens wordt soms verdorven, opdat de inwendige vernieuwd wordt van dag tot dag, 2 Kor. 4:16. Het is opdat wij het beeld Zijns Zoons gelijkvormig zullen worden om tot meerder en klaarder kennis van Christus te komen, opdat wij in Zijn woorden allerlei vertroostingen zullen vinden en gesterkt worden door de genade die in Christus Jezus is. Ja, die God, Die genoemd wordt: de alleen wijze God, Hij weet wel wat Hij bedoelt en beoogt. Wij staan overal maar blind voor, maar Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend. Abraham werd beproefd, Job moest in de oven, Jona over boord, David in de dood, opdat Christus zou worden verhoogd. De gangen van mijn God en Vorst zijn aan Uw volk gebleken. Christus moet wassen, ik minder worden, en dat kostte Johannes de Doper zijn hoofd.

Christus is die getrouwe, medelijdende en barmhartige Hogepriester, Die medelijden kan hebben met onze zwakheden. Ons hart moet maar van alles afgetrokken worden, opdat Christus er de hoogste plaats in zal hebben, ja opdat Hij een gestalte er in zal krijgen en wij door het geloof alleen op Hem zullen leunen en steunen. Ja, de liefde tot alles wat buiten God is en geen Christus is, dat ons maar aftrekt, moet vaak door bittere wegen gedoofd en geblust worden, opdat God Zijn Vaderlijke liefde aan Zijn volk zal kunnen bewijzen en opdat zij ook daardoor meer en meer verzekerd zullen worden van hun kindschap. Daarom schreef de apostel Paulus in Hebr. 12 : 6-8: Want die de Heere liefheeft, kastijdt Hij, en Hij geselt een iegelijk zoon, die Hij aanneemt. Indien gij zonder kastijding zijt, welke allen deelachtig zijn geworden, zo zijt gij dan bastaarden en niet zonen. Daarom lezen wij ook in Job 5:17: Zie, gelukzalig is de mens, dewelke God straft, daarom verwerp de kastijding des Almachtigen niet, en in vers 18: Want Hij doet smart aan en Hij verbindt. Hij doorwondt en Zijn handen helen. En nu zijn we in ons leven voor het eerste bevreesd, maar het tweede zouden wij wel willen hebben, doch dat lieve Wezen leert ons, dat het één aan het ander verbonden is, onafscheidelijk aan elkander verbonden is. De gespeenden van de melk en de afgetrokkenen aan de borsten zullen de kennis Gods vinden. O, het is om onszelf maar meer en meer te leren kennen in ons bestaan, in de diepte van onze val, dat er uit ons nooit vrucht meer zal voortkomen. Maar ook hoe groot de genade is in Christus Jezus. Het is om maar losser te worden van deze wereld en maar aan alles gespeend wat God mishaagt, en te verlangen naar dat land waar geen inwoner meer zeggen zal: Ik ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben, Jes. 33 : 24. Wij zijn uit de aarde aards en zo dwaas om onze pinnen maar vast in te slaan in de aarde, maar de Heere weet wel wegen te openen om ons los te scheuren van alles waar wij onszelf aan vast klemmen, om het zat te worden op de wereld en boven alles zat van onszelf, en meer betrekking te krijgen op de dood dan op het l& ven.

Wij blijven hier maar een dwaalziek hart omdragen en we geven de Heere Zelf de stok in de hand om ons te slaan, opdat wij het weer tot God zouden wenden en tot Hem de toevlucht nemen. En opdat wij alleen op Hem ons betrouwen zullen stellen. Die toch de nooit beschamende Rotssteen is. Wiens werk volkomen is. Juda moest voor zeventig jaar naar Babel om genezen te worden van hun afgodendienst. Wij moeten uiten inwendig van alles maar afgebroken worden om gebouwd te worden op dat enige fundament Christus Jezus en Die gekruisigd, en dat Hij voor ons zijn zal alles en in allen. Wij moeten met onszelf in de dood terecht komen en op alles wat van ons is de dood leren schrijven, opdat Christus ons leven zal zijn en zal worden in de staat en in de stand. Die praktijk mocht Paulus beleven in Fil. 3, waar hij schrijft, dat hij alle dingen schade en drek mocht achten om de uitnemendheid der kennis van Christus Jezus, de Heere, om in Hem gevonden en geborgen te worden.

En tenslotte, ik zal het maar niet verder gaan uitbreiden, alleen nog een enkele regel over een zaak. De wegen, de diepe wegen, die God soms met ons houdt in dit leven, worden ook wel eens dienstbaar gesteld om ons dichter bij de Heere te brengen en nauwer aan elkander. Wij hebben dat ook ervaren in de wegen waar Gods hand ons bracht. Het wordt soms alles zo koud en liefdeloos, meer en meer verwijderd van elkander. O, dat liefdevuur kan soms zo ver zijn uitgeblust. Dat de Kaïnsgeest zo wordt uitgeleefd: Ben ik mijns broeders hoeder? Ja, het is niet om te zeggen hoe ellendig dat het soms gesteld kan zijn. Twee lieve kinderen Gods, twee geroepen apostels, twee grote lichten in de kerk Gods, Paulus en Barnabas, krijgen ruzie met elkander, verbitteren zelfs tegen elkander. En waarom toch? Och ja, die boze verdorven natuur kwam er tussen en ze scheidden van elkander. En soms nog al erger, dat we elkander gaan verdenken, elkander niet meer willen ontmoeten, kwaad van elkander gaan spreken. Wat is de zonde een diepe afgrond en wat een verwoestend karakter.

Och, wat legt de mens veel tussen God en zijn ziel, dat er geen nood meer is. Esther was in dertig dagen niet meer bij de koning geweest, maar toen het benauwd werd en de dood voor ogen kwam, besloot ze om te gaan: Kom ik dan om, zo kom ik om. En als Petrus in de gevangenis zit, dan gaat er een gedurig gebed voor hem op tot God. Maar als die lieve Petrus weer vrij rond loopt, gaat hij met de Joden veinzen en moet Paulus hem weer bestraffen.

Het is nog groot wanneer de Heere nog bemoeienissen maakt, dat we weer naar God gebeukt en naar elkander geslagen worden om elkanders lasten te dragen en alzo de wet van Christus te vervullen. Het leven kan wel ver weg zijn, begraven als onder zoveel ellende. Wat allemaal van onszelf is, doch als het dan weer eens beproefd wordt en in de nood gebracht wordt, dan komt het vorige leven nog wel weer eens terug. O, als er toch ooit wel eens in de ontmoeting van elkander wat van God geweest is, dan komt het toch weer wel eens naar boven. Naar boven, als de Heere nog bemoeienissen met ons maken wil, want och, in de tijden, die wij beleven, verbergt de Heere Zich zo, dat wat van elkander gescheiden leeft, schier niet meer bij elkander komt. Een teken van Gods groot ongenoegen over de zonde. Het is soms een raadsel hoe het alles kan, en dan een volharden in het kwaad en dan toch nog op de been blijven met onszelf. O wat een weldaad als de Heere ons vernedert ook voor en met elkander, dat het weer wordt als het geweest is. Dan moeten wij de verborgen plaatsen voor elkander wel weer eens opzoeken en nog wel weer eens voor elkander tot God zuchten. Och ja, onze dwaasheid komt in alles maar openbaar. En dan gaat het niet langer meer om met stenen te werpen op een ander, maar dan worden wij de schuldige voor God. Zo lang we nog op onze troon zitten, dan heeft altijd een ander het gedaan en wij gaan vrij uit. Maar stoot God die trotse Amoriet weer eens van de troon, dan worden wij de man voor God en voor elkander. God kan ons zondaar maken, maar ook schuldenaar. Doch dat is alleen maar door de alles overwinnende genade Gods in Christus. En dat is een wonder, wanneer dit in waarheid gebeuren mag, dan worden wij er nog blij mee ook. Wat is het dan een vanzelfsheid: belijdt elkander de misdaden. En als God dan in Zijn onveranderlijke en nederbuigende goedheid in Christus dat sprankeltje liefde Gods weer eens opblaast, dan is het ook een vanzelfsheid om elkander te gedenken in de druk en in de tegenheden. Dan wordt het weer ervaren in de praktijk (Ps. 133 : 3):

Waar liefde woont, gebiedt de Heere de zegen.
Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen
En het leven tot in eeuwigheid.

Ik zal nu eindigen en u niet langer meer vermoeien. Wat ik neerschreef zijn enkele overdenkingen voor onze vrienden, die hun innig meeleven betoonden met al de wederwaardigheden, die de Heere over ons bracht. Dat heeft ons zeer verkwikt, dat zovelen van Gods kinderen nog met ons meedragen en nog met ons meezuchten. Van verschillende zijden mochten we vernemen, niet alleen in onze eigen gemeenten, dat de leraars ons kind en ons nog gedenken, maar ook van leraars en ouderlingen en volk buiten onze gemeenten. De dood verscheurt en ontbindt, maar het leven wekt op en verbindt. Dan valt hout en steen weg. Een ontslapen vriend schreef eens na onze eerste operatie: Het kind is wel eens opgesprongen in onze ontmoeting met elkander. Reden om God er voor te erkennen en Zijn Naam er de eer van te geven.

Ons vlees schreeuwt tegen al die wegen, maar de alleenwijze God keurt het goed, dat wij door zulke diepten heen moeten. Het is nog zo groot, dat de Heere ondersteunt, en wij hebben ervaren ook in dezen, dat de Heere voor bijzondere wegen bijzondere genade geeft. Wat er nog voor ons ligt, wij weten het niet. Misschien nog zwaarder beproevingen en nog dieper wegen, maar de Heere heeft ons bemoedigd met de woorden uit Ps. 68 : 21: Bij de Heere, de Heere zijn uitkomsten, zelfs tegen de dood. Onder de heerschappij van de dood hebben wij onszelf gebracht, wij liggen onder de vloek en onder de toorn Gods. Maar die eeuwige Jehova heeft een weg uitgedacht om van de dood te verlossen. En die Adonai (Heere), die Christus heeft de dood gedood toen Hij de dood inging. En al worden we nu voor de dood geplaatst en moeten wij door de dood heen, maar bij Hem zijn uitkomsten zelfs tegen'de dood. Christus is de Opstanding en het Leven.

Wij zongen pas nog in een Hollandse dienst uit Ps. 147 : 6: Die, hoe het ook moog' tegenlopen, gestadig op Zijn goedheid hopen. De Heere doet geen onrecht, maar Hij is recht in al Zijn weg en werk. Hij antwoordt niet van al Zijn daden. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. God bereikt Zijn doel en het einde van al Zijn wegen zal zijn de verheerlijking van Zijn Naam. Dat het maar niet in Zijn toorn, maar in Zijn Vaderlijke liefde mag zijn. Liefdeslagen, liefdebezoekingen en kastijdingen tot ons nut, opdat wij Zijn heiligheid zouden deelachtig worden. O, al blijft er dan niets meer van ons over, als het die vruchten mag afwerpen, dan zal het einde voor ons zijn: Ik dank U, dat Gij toornig op mij geweest zijt. Uw toorn js afgekeerd en Gij troost mij. Daar ligt een drieënig God in verklaard in Jes. 12: Maar dat is ook in al de uitwendige wegen, die God dan met ons houdt, zowel voor ziel en lichaam beide.

In deze dagen en weken heb ik vaak moeten denken aan Matth. 18 : 8-9: Het is u beter tot het leven in te gaan, kreupel of verminkt, dan twee handen of twee voeten hebbende in het eeuwige vuur geworpen te worden, enz. O wat een zalig voorrecht om door de genade des Heiligen Geestes aan de zijde Gods te mogen vallen. Daar is het goed en daar is het zoet, daar ligt de mens er onder. Daar wordt er iets van ingeleefd: En stil berust in Zijn beleid van nu tot in all' eeuwigheid. Daar het me niet mogelijk is om alle vrienden dadelijk te antwoorden, schreef ik deze regelen. De Heere verzoene in het geschrevene alles wat van ons is, daar we vol zitten van onszelf en zo leeg van God zijn. Ontvang dan deze regelen uit liefde, vanuit mijn hart tot uw hart, geschreven uit Mesech en uit het dal der moerbeziënbomen. De Heere zegene het nog om Zijns Zelfs wil, om Christus' wil, tot onderlinge verbinding, in de enigheid des Geestes, door de band des vredes.

Grand-Rapids

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1970

De Saambinder | 8 Pagina's

Wonderlijke wegen 5

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1970

De Saambinder | 8 Pagina's