Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKRECHT

Toelichting op de D.K.O. Art. 66

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijd, -zware vervolging der kerken en^ andere algemene zwarigheden, zullen de dienaars der kerken de overheid hidden, dat door haar autoriteit .en hevel, openbare vast- en biddagen aangesteld en geheiligd mogen worden.

Biddagen (1) ,

Biddagen, vast- en bededagen, zijn bij de Reformatie van oudsaf in gebruik geweest. In tijden van oorlog, bij vervolging van de kerk, bij zware nationale rampen werden door de overheid deze biddagen uitgeschreven, om in de kerkdiensten de noden waarin volk en kerk zich bevond voor te leggen aan de Heere en om Hem in de smeekbeden om hulp en verlossing te bidden.

We moeten deze vast- en bededagen waarover in art. 66 gesproken wordt wel onderscheiden van wat we heden onder onze biddagen verstaan. De bid- en dankdagen die nog heden gehouden worden zijn de kerkdiensten die speciaal de arbeid in het natuurlijke leven, het gewas en de oogst aan de Heere opdragen en eveneens om in het najaar de Heere te danken voor Zijn ontvangen zegeningen. Ook onze vaderen hebben aan deze bid- en dankdagen veel waarde gehecht, omdat toch de arbeid die verricht wordt op het veld, de groei en de vrucht van het zaad, het gedijen van de oogst, geheel het arbeiden om het dagelijks brood, zowel voor de bewoners van het platteland als van de stad, van zoveel gewicht is. Deze dagen die in Overijssel werden gevierd kregen de naam van de Overijsselse bid- en dankdagen.

Deze werden gehouden op de tweede woensdag in maart en de eerste woensdag in november. Ook in Zeeland zijn deze jaarlijkse bid- en dankdagen nog eerder ingesteld dan in Overijssel, waar zij daar dagtekenen van 1653. In Overijssel waren het de Gedeputeerden van de Partikuliere Synode die zich tot de Ridderschap en steden gewend hadden, aangezien, dat het Opperwezen enige jaren herwaarts, het gewest had bezocht met schadelijke droogten en andere landverdervende plagen" met het verzoek, dat een provinciale biddag mocht worden geordonneerd. Ridderschap en steden hebben toen een dag ingesteld „tot afwering van Godes plagen en tot het verkrijgen van een gezegende zomer". Ook is toen ingesteld een dankdag „voor de veelvoudigen verkregen seegeningen en weldaeden".

Uit deze bede- en dankdagen die in Zeeland en Overijssel zijn begonnen zijn voortgekomen de biddagen voor het gewas en dankdagen over het ontvangen van het gewas. In vissersplaatsen had men deze dagen, wat, begrijpelijk is, ingeruild voor de visserij. Deze speciale diensten voor gewas en arbeid werden vroeger algemeen in alle kerken gehouden, maar thans hebben vele kerkformaties ze afgeschaft of zijn ze geheel verschoven naar de zondag en zijn dan geworden tot moderne „oogstdiensten", die dankdiensten voor het gewas zijn waarbij de oogstgaven, meestal fruit en bloemen, door de gemeenteleden in de kerk worden gebracht ter dankzegging, om dan daarna deze oogstgaven uit te delen onder de zieken. Waar echter de bid-en dankdagen nog in ere worden gehouden zoals ze bij de aanvang zijn ingesteld zijn het dagen van afzondering om de Heere in erkentenis te houden dat van Zijn zegen alles afhangt. Gewas en oogst, arbeid en gewin, hoe dan ook verkregen, hangt niet af in de eerste plaats van mensen vlijt en deskundigheid, maar van de goedgunstigheid van de Schepper van hemel en aarde. Wanneer deze diepe afhankelijkheid van Hem gevoeld wordt, zijn deze dagen dan meer dan een veruitwendigde vorm. Juist in onze dagen van een verzakelijkte, vermechaniseerde en verindustrialiseerde wereld, waarin de mens zich inbeeldt alles zelf te kunnen, is wel zeer nodig te belijden dat God de Heere de" Onderhouder is van al het geschapene en dat het, zoals de Heidelberger Catechismus dat belijdt, de almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods is, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankte, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen. (Zondag 10).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1971

De Saambinder | 4 Pagina's

KERKRECHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1971

De Saambinder | 4 Pagina's