Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KLEINE SCHOLEN (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KLEINE SCHOLEN (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

KLEINE SCHOLEN (2)

We zenden onze kinderen zoveel mogelijk naar eigen scholen, ook al zijn die scholen klein. We doen dit uit principieel oogpunt. De resultaten van die kleine scholen doen niet onder voor die van de grote scholen. Dit alles stelden we in ons vorig artikeltje voorop en we willen er nog iets meer van aantonen. En dan aan de hand van de praktijk, tevens uit eigen ervaring.

Vanaf een tweemanschooltje (een schooltje met een bovenmeester en een juf) verhuisde ik destijds naar de toenmalige M.U.L.O. Na twee jaar M.U.L.O. naar de Kweekschool. Ik heb nimmer bemerkt dat de leerlingen van die kleine schooltjes minder in hun mars hadden dan de leerlingen die van grote scholen afkomstig waren. Integendeel. Ik durf te zeggen dat juist die kleine schooltjes in vele gevallen „beter werk" afleverden dan de grote. De inspecteurs bij het lager onderwijs (basis-onderwijs) zijn over het algemeen goed te spreken over de resultaten van het onderwijs op die kleine scholen. Waar zit dat dan toch in?

Er zijn ouders die menen bezwaren te moeten hebben tegen die kleine scholen omdat ze zich maar niet voorstellen kunnen dat zo'n juf of meester met twee of drie leerjaren goed onderwijs zouden kunnen geven: Allerlei verhalen doen de ronde. Ik zou zulke ouders willen aanraden om zo'n klein schooltje eens te bezoeken. Dat mag heus wel hoor. Belangstelling van de zijde van de ouders wordt zeer op prijs gesteld. In vergelijking met de grote school — de school met een onderwijzer voor elk leerjaar — zal dan ook al gauw in het oog springen, dat van de leerkrachten van die kleine school meer gevraagd wordt. Ze zijn voortdurend in touw en als goede „krijgsheren" overzien ze niet alleen het gehele veld, maar ook de afzonderlijke delen. Ik geef toe, op die kleine scholen moeten goede onderwijzers(essen) zijn, harde werkers. Maar daar heeft de grote school niet minder behoefte aan. De kleine school is het best gediend met ervaren leerkrachten. Als ongeoefende heeft een jeugdige onderwijzer soms al zijn inspanning nodig om één klas aan het werk te houden. Op de kleine scholen moeten ze dit doen met twee of drie klassen in één lokaal. Dit zijn dan ook meestal geoefende leerkrachten die zich de samenhang van de klassen goed bewust zijn en die de bijzondere moeilijkheden van de gekombineerde leerjaren weten aan te pakken. Een winstpunt van de kleine school is evenwel dat deze minder leerlingen in een klas hebben. De grote scholen worstelen nog steeds met een leerlingenaantal van rond de 40 (soms zelfs er boven), terwijl de kleine scholen het veelal met 30 kunnen stellen.

Door dit kleine aantal leerlingen kan de meester meer aandacht besteden aan zijn kinderen. Nog een voordeel van de kleine school is, dat de leerlingen zelfstandiger leren werken. De juf of meester kan zich nu eenmaal niet zo veel met de kinderen bemoeien-, omreden de leerstof van meer dan een leerjaar behandeld moet worden. De meester van één klas op de grote school zal zijn leerlingen meer hulp bieden omreden hij daar de tijd voor heeft. De meester van de gekombineerde klassen laat de leerlingen hun moeilijkheden meer zelf uitzoeken. En heus, dit laatste is een pluspunt. In zo'n klas hoor je de meester nogal eens zeggen: „Zoek het zelf maar uit Jantje". En als de meester dan een ogenblik vrij heeft en naar Jantje gaat kijken, dan blijkt dikwijls dat deze de oplossing van zijn moeilijkheid inmiddels zelf gevonden heeft. Kinderen vragen dikwijls maar al te vlug. Ze moeten leren de moeilijkheden onder het oog te zien, te durven aanpakken. Daar is die kleine school uitermate geschikt voor. Ze leren daar dikwijls ook meer door de veelvuldige herhaling die ze horen. Neem een gekombineerde 4e en 5e klas.

Als de meester in klas 4 de breuken gaat behandelen, luisteren ze uit klas 5 nog eens mee. De moeilijkheden worden herhaaldelijk besproken voor beide leerjaren. Voor de een is het nieuw, voor de andere repetitie. In de gekombineerde klas wordt uiteraard zoveel mogelijk samen gedaan: vertelvakken, lezen, schrijven en tekenen. De didactische moeilijkheden die dit met zich meebrengt weet de geboren onderwijzer wel op te vangen. Zo kan de 4e klas een taaioefening maken, terwijl de 5e klas aan aardrijkskunde bezig is.

Werkt dit alles niet remmend? Geen zorgen. De kinderen uit 4 werken ingespannen aan him taalles en de meester behandelt aardrijkskunde in 5. De 4e klas luistert wel eens mee hoor. Geen nood, laat ze dat gerust doen. Dat vindt de meester prettig. Als kinderen luisteren steken ze in elk geval wat op. Een volgend jaar moeten ze dit immers ook leren. Nu horen ze er alvast iets van. De meester zegt natuurlijk wel eens tegen die 4e klas, dat ze goed hun best moeten doen op die taalles. Maar dit staat vast, die luisterende kinderen hebben wat opgestoken. Zo ontstaat er een wisselwerking. De leerlingen uit hogere klassen horen de moeilijkheden nog eens van de lagere leerjaren. Nuttige herhalingen. En de leerlingen uit de lagere leerjaren oefenen reeds met de stof uit de hogere klassen. We zullen /hierop niet verder ingaan.

Onze bedoeling is slechts om u het idee te ontnemen als zouden de kinderen van die kleine scholen minder leren, minder presteren. De werkwijze is anders, maar de resultaten zijn er niet minder om. In ken mensen van gegoede intellektuele stand die hun kinderen juist naar zo'n kleine school zenden. Uit principe? O, geheel niet, maar vanwege de resultaten van zo'n kleine school. Voor ons blijft het principiële onderwijs evenwel het voornaamste. We besluiten met wijlen Ds. G. H. Kersten: „Maar als het onderwijs doortrokken moet zijn met het zuurdeeg van het Woord, dan is daarmede de noodzaak van eigen scholen gegeven".

Dordrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

KLEINE SCHOLEN (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 maart 1972

De Saambinder | 4 Pagina's