Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een zeer ongezochte ontmoeting (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een zeer ongezochte ontmoeting (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat de tijd zo kostelijk is en de arbeid zo veelomvattend en uitgebreid, is het veel mijn gewoonte om in de nacht te reizen. Het wordt op de dag steeds moeilijker, omdat er steeds meer treinen worden uitgeschakeld, en ook met het oog op het vele werk in mijn eigen gemeente komt het me beter uit. Wanneer ik naar Ontario moet, heb ik in Grand Rapids geen verbinding meer dan alleen door het maken van een omweg, en moet ik is nachts altijd gebracht worden naar een andere stad, die ongeveer 60 mijlen bij ons vandaan ligt.

Steeds worden er leden van de gemeente gevonden, die bereid zijn om me daarheen te brengen, wanneer het nodig is. Een keer in een winter vergezelde e^n ouderling me uit de naburige gemeente Kalamazoo. Hij maakte de reis met mij als afgevaardigde van zijn kerkeraad om de bevestiging en intrede van ds. Kieboom in Norwich bij te wonen. We kwamen ongeveer half een 's nachts aan dat station aan en moesten wel anderhalf uur wachten eer de trein kwam. Toen wij dat station binnengingen, zag ik daar mensen zitten en aan hun kleding te zien, dacht ik dat het roomse priesters waren. Het behoort hier tot de zeldzaamheden, dat we tijdens het reizen, met iemand in gesprek komen. Ik heb soms dagen in de trein gezeten, zonder in de gelegenheid te zijn met iemand te praten.

Een van die mensen verliet het station en die andere man, die overbleef ging op zijn gemak door het station lopen. De ouderling, die met mij was, begon met hem te spreken. En al spoedig vernam ik, dat die persoon niet tot de roomse kerk behoorde, maar wel tot de Engelse staatskerk. Hij was zeer vriendelijk en vertelde over zijn bibliotheek, die wel uit 4 a 5 duizend delen bestond. Na enige ogenblikken werd ik ook in het gesprek gemengd. Ik vroeg of ik hem iets mocht vragen, waarop die dominee bevestigend antwoordde. Ik deelde hem mede, dat ook het catechiseren een deel van mijn werk was en of hij nu zo vriendelijk wilde zijn om mij eens een tekst uit de Bijbel te geven, om te bewijzen dat de mens een vrije wil heeft, na de val van Adam.

Dadelijk was zijn antwoord: Zeer zeker — de mens heeft een vrije wil. Ik trachtte dit te argumenteren, daarmede dat de mens een verantwoordelijk schepsel was; en dat was voor hem genoeg dat de mens een vrije wil moest hebben. En al was het dan niet in dezelfde bewoordingen, maar toch praktisch kwam het op dezelfde bezwaren en tegenwerpingen aan, die we vinden in de Catechismus: Hoe zou God nu iets van de mens eisen als hij het niet volbrengen kan. Een loochening van de doodstaat in Adam, van het volmaakte borgwerk van Christus, van de soevereiniteit Gods en vanzelf ook een miskenning van de noodzakelijke en onmisbare bediening van dé Heilige Geest.

Wij kregen een zeer geleerd betoog óver het onderscheid tussen mensen en beesten, zon, maan en sterren enz. Doch uiteindelijk niet één tekst uit de Bijbel. Gedurig trachtte ik er maar op terug te komen, dat wat wij leren gegrond moet zijn op het Woord van God. Helaas wij kwamen niet verder en ook dit gesprek midden in de nacht was ook weer teleurstellend. Toen eindelijk kwam het gesprek over dood en eeuwigheid. Op de vraag aan die genoemde dominee of hij weleens bevreesd was voor dood en eeuwigheid, bevreesd voor zelfbedrog enz., was het antwoord: Nooit. Jezus was voor zondaren gestorven en als wij dat geloven, dan is alles wel. Dat was het einde. De trein kwam; nu hebben we nog uren in dezelfde trein gezeten, maar geen gelegenheid meer gehad om te spreken.

Dat ik nog vaak aan die ontmoeting heb gedacht, kunt u wel begrijpen. Wat kan een mens „hoog geleerd" zijn en toch niets weten; een vooraanstaande plaats in de kerk innemen en toch niet tot de „ware kerk" behoren. Geen kennis van de waarheid en geen besef van de eeuwigheid. Blinde leidslieden der blinden. En als de blinde de blinde leidt, zullen zij beiden in de gracht vallen.

Wanneer wij denken aan de tijd van de reformatie, waarvan wij vast geloven, dat het een werk uit God geweest is, en wij overwegen hoe het er nu bijstaat, dan moeten wij wel benauwd en bedroefd zijn. David zegt in Ps. 116 ten opzichte van zijn eigen toestand: Ik vond benauwdheid en droefenis. Daarmede mocht ons hart ook wel vervuld zijn als wij waarnemen hoe de waarheid struikelt op de straten. De leugenleer heeft de overhand en de waarheid wordt verbannen. God wordt van de troon gestoten en de mens erop geplaatst, in de leer van de algemene verzoening. Christus wordt verloochend en de Heilige Geest gesmaad. Werkelijk de openbare vervolging kost wel bloed, maar de bedekte ketterijen moordt het leven en blust de Heilige Geest en misleidt de zielen voor de eeuwigheid.

Wat hebben Gods knechten te waken voor de zuivere waarheid. Wat een dure roeping ligt er voor Gods volk om wanneer het de waarheid geldt geen duimbreed te wijken, om te strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen is overgeleverd. Maar ook de ouderlingen, die mede gesteld zijn als wachters op Sions muren. Daarom is het zo nodig, dat ze zelf de waarheid innerlijk kermen, gegrond en geoefend in de fundamentele waarheden, die ons God in Zijn Woord geopenbaard en verklaard heeft.

De apostel Johannes schreef als ouderling aan de uitverkoren vrouw en aan haar kinderen: Ziet toe voor uzelf, dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben, maar een vol loon mogen ontvangen. 2 Joh. : 8. Die tekst zegt: Ziet toe voor uzelf, d.w.z. hebt acht op uw eigen zaligheid, van welke gij zoudt vervallen, zo gij u door die opgekomen en ingedrongen verleiders zoudt laten verleiden. Dat wij niet verliezen, hetgeen wij gearbeid hebben. Dat is zo zeggen onze kanttekenaars; opdat wij, namelijk apostelen, die u tot de kennis der waarheid gebracht hebben, de vrucht van onze arbeid aan u niet verliezen: of: dat gij nl. die de ware leer eens aangenomen hebt, en naar dezelve uw leven hebt aangesteld, de vrucht van uw belijdenis en uw wandel, welke is het eeuwige leven niet verliest door verleiding tot afval gebracht zijnde. Maar een vol loon mogen ontvangen betekent: een overvloedig loon.

Een afval der heiligen bestaat er niet. Het leven, dat God Zijn volk heeft geschonken kunnen ze niet verliezen, maar wel het dadelijke leven tussen God en onze ziel voor een tijd; voor tijden. Soms zo lang, dat er een magerheid aan onze zielen is en we in het dorre moeten wonen.

De apostel waarschuwde om niet naar de verleiders te luisteren, maar te blijven in wat hun geleerd was. O, wat is het een onwaardeerbaar voorrecht onder de zuivere waarheid te zijn geboren of er onder gebracht te zijn. Zovelen lopen er vandaan en het gebeurt zo zelden dat een mens nog terug mag komen. Er zijn maar zeer weinigen, die openlijk uitkomen voor wat hun drijft om de waarheid vaarwel te zeggen. De mens is zulk een huichelaar; hij is ondoorgrondelijk in het vinden van verontschuldigingen. Want al is het, dat wij onder de waarheid mogen blijven, de God der waarheid moet in ons hart komen.

Grand-Rapids

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

Een zeer ongezochte ontmoeting (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1972

De Saambinder | 4 Pagina's