Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profeet Elia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profeet Elia

Elia op de Karmel (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elia was al ruim twee jaren bij de weduwe te Zarfath geweest, en toen geschiedde het, dat het woord des Heeren gebood aan Elia: Ga heen, vertoon u aan Achab, want Ik zal regen geven op de aardbodem. Rust en vrede, zo lang genoten, maakten plaats voor zware strijd. Elia had tevoren gezeten bij de uitdrogende beek, daarna een lieflijk onderdak gehad, vooral na de dood en opwekking van haar zoon, en toen kwam bovenstaand bevel, hetwelk hem niet weinig ontroerde en aangreep. Het was ongetwijfeld een afscheid met tranen van de zijde der weduwe, en met weemoed van de zijde van Elia. Het was Jehova, de God van Israël, die hem bevel gegeven had, en dus nam hij de zaak zeer ernstig op en ging heen, om zich aan Achab te vertonen, en de honger was sterk in Samaria. Elia moest uit de geheime schuilplaats weer naar het strijdperk. Izébel had de profeten des Heeren uitgeroeid, zij was een bittere vervolgster en zij maakte dat Achab haar man ook een vervolger werd.

De weinigen, die aan het zwaard waren ontkomen, moesten zich verschuilen in spelonken. Dus werd door het bevel van de Heere, aan Elia een zware last op de schouders gelegd, want Achab was gelijk een brullende leeuw en Izébel was als een giftige adder, die door de ellende te Samaria meer dan ooit haar best zou doen, om zich op de profeet als haar prooi te wreken. Overal was naar Elia gezocht, zelfs in de naburige streken door spionnen, maar nergens was de profeet te vinden, tot steeds grotere woede en ergernis van het goddeloze koningspaar. Dus kon Elia eigenlijk niet anders verwachten, dan een vreselijke wraakneming van hem, aan wie hij zich naar het Woord des Heeren moest gaan vertonen. Maar de God van Elia gaf de profeet een geloofskracht, evenredig aan de zware beproeving en bij het bevel gaf God ook de dierbare belofte, dat Hij regen zou geven op aarde en dat kon niet anders, die belofte verblijdde hem en sterkte hem buitengewoon. De Heere wilde Zijn knecht niet alleen bekendmaken, dat het zou gaan regenen maar Hij wilde Elia maken tot een blijde boodschapper van de komende regen.

Met vaste tred ging Elia heen, en hoewel hij dat niet wist, ging Achab ook op reis om voedsel te zoeken voor zijn beesten. Ook Obadja, een man van aanzien en hoge rang, zijnde een hofmeester, een opziener van het koninklijk paleis en overste van de koninklijke lijfwacht, trok door het land tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren, om naar Achabs bevel te zoeken naar gras voor de beesten. Achab en Obadja gingen beiden hun weg, niet gezamenlijk, maar ieder afzonderlijk. Toen nu Obadja op de weg was, zo ontmoette hem Elia, die hem goed bekend was, zodat Obadja, vallende op zijn aangezicht ter aarde, vol verbazing vroeg: Zijt gij mijnheer Elia? Obadja was de Heere zeer vrezende en had tevens dus diepe eerbied voor de profeet Elia. Aan het schandelijke hof van de goddeloze Achab en Izébel bevond zich een mens die God vreesde. Hoe was dat mogelijk. De Heere bewaarde Obadja in de kracht des Geestes en des geloofs. De vreze Gods, die Obadja bezat, bewaarde hem voor de afval van die God, ondanks de omgeving en de tijd waarin hij leefde. Hij leefde temidden van mensen, die het volk van God verachtten en trachtten uit te roeien met het zwaard. Hij wist, dat voor hem lot en leven in Gods hand was, doch dat hij aan de zijde van de mensen afhing van de gunst van de koning. En wat zei Elia tot hem? Ik ben het, ga heen, zeg uw heer: Zie Elia is hier!

Het was voor Obadja een opdracht waarvan hij hevig schrok. Hij beefde bij de gedachte aan de woede van Achab, hij vreesde een afschuwelijke dood door de geweldenaar Achab, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor Elia de profeet. De Heere zou Elia weg kunnen nemen om hem te verbergen, en dan zou Achab het op Obadja wreken, dacht hij. Achab zou hem met verwijten overladen, dat hij Elia niet gedood of levend tot hem gebracht had. Maar Elia bemoedigde Obadja met het krachtig getuigenis: Zo waarachtig als de Heere der heirscharen leeft, voor Wiens aangezicht ik sta! Ik zal voorzeker mij heden aan hem vertonen. Toen ging Obadja heen, Achab tegemoet, en zei het tot hem. En waf gebeurde er toen?

1 Kon. 18 : 17-20. En het geschiedde, als Achab Elia zag, dat Achab tot hem zeide: Zijt gij die beroerder Israels? Toen zeide hij: Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede, dat gij lieden de geboden des Heeren verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. Nu dan, zend heen, verzamel tot mij het ganse Israël op de berg Karmel en de vierhonderd en vijftig profeten van Baal en de vierhonderd profeten van het bps, die van de tafel van Izébel eten. Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de profeten op de berg Karmel. En al kwam Achab hier in zijn brute vijandschap openbaar, zo is hierin op te merken dat de Heere Elia wonderlijk bewaarde, want Obadja's boodschap was voor Achab gelijk een rode lap voor een woedende stier, of gelijk een lont in een kruitvat. Een uitbarsting was te verwachten en daar was Elia ongetwijfeld op voorbereid. Als een verscheurend dier was Achab op Elia afgekomen. Elia zag hem aankomen maar werd niet bevreesd, want hij stond vast in het geloof, dat God hem beschermde. En wat gebeurde er ? Het zwaard van Achab werd niet uit de schede getrokken, het was of hij verlamd was van schrik en vrees. Geen slag vermocht hij te geven, alleen deed hij de van onmacht getuigende vraag: Zijt gij - die beroerder van Israël? Het was nog niet eens een vloek of verwensing, alleen maar de'vraag of Elia dezelfde was die drie jaar tevoren het oordeel Gods had aangekondigd.

De Heere was het, die zijn handen bond en hem belette Elia kwaad te doen. De Heere was voor Elia als een vurige muur van rondom, gelijk hij tevoren Mozes bewaarde voor het geweld van Farao. De Heere was zijn schild, waarop de helse pijlen werden uitgeblust. Zijt gij die beroerder Israels? Dat is het enige wat Achab kan uitbrengen. Hij wilde zeggen, hebt gij die hongersnood doen komen? En inderdaad, Elia had het gezegd: Zo waarachtig als de Heere leeft, voor wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord! Door de Geest Gods, en in heilige ijver had Elia dat • vreselijk oordeel over Samaria gebracht. Gods volk had wel eens meer aandeel aan de wereldregering, dan zij zelf wisten of meenden. Vanzelf alleen dan, als de Heilige Geest in hen zuchtte met onuitsprekelijke verzuchtingen. En wat was het antwoord van Elia aan Achab? Hij stond tegenover zijn doodsvijand, die slechts een wenk behoefde te geven en Elia was een kind des doods. Maar Elia dacht er niet aan om de tiran naar de ogen te zien of naar de mond te praten. Zou Elia de ware oorzaak van het oordeel voor Achab verzwijgen en de zijde van de zwakste weerstand kiezen? Geen sprake van, hij kon en wilde niet anders, dan de bal terugwerpen met al de kracht, die in hem was.

Werkendam

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Saambinder | 4 Pagina's

De profeet Elia

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1972

De Saambinder | 4 Pagina's