Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEEN ONTSLAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEEN ONTSLAG

„Sta op eet, want de weg zou te veel voor u zijn", 1 Kon. 19 : 7b

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij worden soms door donkere nevelen omhuld. Dan is de mens vol van twijfel en kan het niet meer bezien. Dit is mogelijk in een natuurlijke weg, maar bovenal in het geestelijke. Dat is de beleving van Gods kinderen en Gods knechten. Dat moest Elia ook ervaren. Hij is zo moedeloos, hij wil ontslag nemen. Nog niet lang geleden heeft hij als held Gods op de Karmel gestaan. Daar heeft hij in de naam des Heeren grote dingen gedaan. Maar het wordt in deze wel duidelijk bewezen, dat Gods volk slechts door vrije genade groot kan zijn. Want dezelfde man, die korte tijd tevoren de strijd aandurfde tegen honderden priesters van Baal, is op de vlucht gegaan voor een vrouw. Hij vlucht de woestijn in en legt zich neder onder een jeneverboom. En daar zucht hij het gebed der moedeloosheid, hij wilde werkelijk ontslag nemen. Neem mijn ziel maar van mij. Wat wil Elia? Hij vraagt ontslag uit zijn dienst. Het wordt hem te zwaar, hij wil nu liever sterven, hij wil geen vijandschap meer en tegenwerking, hij is de strijd moe.

Maar hij krijgt geen ontslag. Hij zal de Raad des Heeren uitdienen. Elia heeft niet te bepalen wanneer zijn taak op deze aarde zal vervuld zijn, dat heeft de Heere in Zijn eigen macht gesteld. Elia kan bij de troon Gods zijn ontslag indienen, maar het wordt niet aangenomen. O, volk des Heeren in moedeloosheid en bestrijding, gij moet de raad des Heeren uitdienen op de aarde. Als wij geen vreemdeling zijn van vrije genade, hebben wij ook wel eens kennis gemaakt met deze moedeloosheid. Moedeloosheid vervult het hart als wij zien dat wij niet opgewassen zijn tegen de verdrukkingen waardoor wij moeten ingaan in het Koninkrijk der Hemelen. Als wij door het ontdekkende licht des Heiligen Geestes leren dat wij bij eigen waarneming achteruit gaan, in plaats van vooruit te gaan in het geestelijk leven. Dat wij ons meer helwaardig gevoelen, dan op rechtsgronden naar de hemel te gaan. Dan wordt zalig worden zulk een eeuwig wonder. Moedeloosheid is er veel in het hart van Gods volk als wij zien op de vele tegenspoeden en op de voorspoed der goddelozen. Moedeloosheid, omdat men het niet kan bezien dat deze zware weg nodig is, als men na veel worstelingen het toch van de Heere verliezen moet. En als men dan aan een einde is gekomen, komt de Heere Zich te openbaren in Zijn vrije souvereine liefde voor een schuldig volk.

Elia krijgt niet gedaan wat hij in zijn moedeloosheid verlangt. De Heere ziet op Zijn dienaar in de woestijn neer. Maar Hij laat hem in de bediening. O, dat eenzijdige en vrijmachtige Godswerk! De Heere komt Elia zelf te bezoeken. Als Elia onder de jeneverboom in slaap gevallen is, daalt de Engel neer om hem voedsel toe te dienen. „Sta op eet, want de weg zou te veel voor u zijn". Elia krijgt van de Heere een versterking in het strijdperk van het leven. O, als Gods kinderen zo te neder zitten in de woestijn en niet meer verder kunnen. Als zij dat niet meer kunnen om der zonde wil. Ze moeten in de woestijn van dit leven hun geestelijke doodstaat inleven. Is dat ook uw bevinding? Dan leren ze in de woestijn de verzuchting: „Och werd ik derwaarts weer geleid". De Heere geeft een verkwikking en spijze op Zijn tijd door Woord en Geest. Het is vrije genade alleen om in de duisternis van de woestijn de Heere in Zijn recht toe te vallen, maar dan komt ook weer het oog des geloof s om te zien op de gerechtigheid Gods. Dan leren wij dat de Heere recht is en plaats maakt voor de Heere Jezus in het hart van Zijn kind als ze hun hart als een huilende woestijn leren kennen. Dat het met ons een afgesneden zaak moet worden, zal de Heere aan Zijn eer komen. Telkens moet het worden geleerd dat Gods kinderen zonder de Heere niets kunnen doen. Wat een eeuwig wonder van het welbehagen Gods als de ziel eens gelaafd mag worden uit de verdienste van Christus. Dan gaan wij alles weer anders zien. Dan wordt de plaats van duisternis een plaats des lichts als de hemel open gaat. Gods kinderen zitten wel eens bij de puinhopen van hun eigengerechtigheid, dat alles hun ontvalt, maar dan gaat de Heere hen onverwacht geven het voedsel dat door Christus is voldaan.

„Sta op est, want de weg zou te veel voor u zijn." Wat een eeuwig wonder dat de Heere Zijn volk weer opzoekt. Dit is een vrucht van het welbehagen Gods. O, de verkiezende liefde Gods is de grond van de opzoekende liefde Gods ook voor Elia. Maar het is ook de openbaring van het verbond Gods da, t van eeuwigheid is voor al Gods kinderen in het strijdperk van dit leven. Wat kan de strijd voor Gods volk bang zijn in de dagen die wij beleven. Maar houdt moed volk 'des Heeren, de Heere zal Zijn volk van het geweld van de hel van binnen en van buiten vrij maken. Al moet gij het inleven met een Asaf: „Ik lag bijna gevallen plat, Geweken uit den regten pad".

Wat een troost dan te mogen horen de troostrede. „Sta op, eet". Nu krijgt de profeet alles, nl. de liefde Gods. Is dat niet groot? Ja, dat is alles. Zo kan het zijn bij de kinderen Gods en ook bij Gods knechten dat ze het niet meer bezien kunnen. Land en volk zien ze wegzinken in de zonde en overtredingen. De arbeid schijnt alles ijdel en men ziet geen vruchten op al hun arbeid. De vraag wordt geboren: „Zou God Zijn gena vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Heeft Hij Zijn barmhartigheen; Door Zijn gramschap afgesneen? " O, dan loopt alles ten einde van binnen en van buiten, er is geen hoop en geen verwachting meer. Maar de Heere laat Zijn volk niet omkomen. Die opzoekende liefde Gods heeft voor Elia rijke ervaring. Wij lezen in vers 8: „Zo stond hij op, en at en dronk, en hij ging door de kracht derzelver spijs veertig dagen en veertig nachten, tot aan de berg Horeb".

De kracht der spijze die Elia hier in de woestijn ontvangt, is van dien aard, dat hij veertig dagen en veertig nachten voortgaat. Met recht is hij van God gespijzigd. Wat een rijkdom als de Heere in de woestijn van dit leven plaats maakt voor de Heere Jezus. Dit is de eeuwige Fontein waaruit alle weldaden des Heeren Voor Gods volk vloeien. Christus Zelf werd toch weggeleid naar de woestijn om verzocht te worden van de duivel. Wij lezen in Matth. 4:2: „En als Hij veertig dagen en veertig nachten gevast had, noch gedronken, hongerde Hem ten laatste". Wat een rijke gedachte komt hier naar voren, daar uit deze Fontein nu dat zuchtende volk, dat ontslag wil hebben, weer gesterkt wordt. De liefde Gods komt zich wederom aan de ziel zich zo ruim te openbaren. Dan mag Gods volk weer verder gaan en de reis voortzetten, versterkt in de Heere, de God des Verbonds.

Hoe rampzalig is de mens die nooit het onderwerp geworden is van vrije genade. Wij zullen toch moeten leren dat wij ver­kocht zijn aan satan, geheel in de macht van de zonde. Het zal wat zijn om voor eeuwig verloren te gaan, om geworpen te worden op die plaats waar wening is en knersing der tanden. O, de weg van Gods volk gaat wel door de diepten, maar krachtens Gods eeuwige verkiezing neemt de Heere het toch voor Zijn volk op. Beproeft uzelf nauw, zeer nauw aan de hand van Gods Woord, de onfeilbare toetssteen. Laat geen valse gerustheid u misleiden. Gods Woord noemt zalig de armen van geest en de gebrokenen van hart.

Doch helaas, de mens is door eigen schuld van God afgevallen en de duivel toegevallen. Wij liggen verloren. Wij zijn allen van nature vervuld met de geest des duivels, van de zonde en van de wereld. Wij moeten tot God bekeerd worden. Maar het is nog het heden der genade. Wat is dat volk toch gelukkig die uit vrije genade de Heere hebben leren kennen. Door wet en Evangelie, zonde en schuld, maar ook genade en vergeving hebben geleerd. Dan wordt zalig worden enkel genade omdat de Heere het gegeven heeft. Volk des Heeren, Elia heeft ook tijden gekend van grote inzinkingen, maar ondanks zijn donkerheid en bestrijding weet hij in zijn verzuchting het juiste adres. Hij roept tot de Heere, Die de moede kracht wil geven en sterkte vermenigvuldigt aan dengene, die geen krachten meer heeft. Want uit dit alles blijkt zo klaar en schoon dat God niet laat varen de werken Zijner handen. Hij ziet nog in ontferming neer op zulke moedelozen die het gebed tot Hem opzenden. Hij verlaat hen niet als zij zich verlaten denken. Hij doet dit alles in Christus, de grote Hogepriester, Die medelijden heeft met de zwakheden van Zijn volk. Hij weet wat van Zijn maaksel is te wachten. Gelukkig, als wij ons zelf maar veel mogen tegenvallen. Maar de Heere kunnen wij nooit tegenvallen.

Wat een weldaad, daarom laat Hij de moedelozen niet alleen, maar komt ze te troosten met de weldaden van het kruis. Wat een rijkdom om de openbaring van de Heere Jezus te leren kennen. Nooit zullen ze het vergeten. En bij elke geloofservaring en geloofsoefening wordt deze rijkdom groter en krijgt de Heere er alleen de eer van. Zijt ook gij, lezer, op deze school van Christus gebracht om door de toepassing van Woord en Geest deze zielservaringen te kennen ? Zo niet, de Heere Jezus heeft gezegd: Wat bij de mens onmogelijk is, is mogelijk bij God.

Tholen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1973

De Saambinder | 4 Pagina's

GEEN ONTSLAG

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 1973

De Saambinder | 4 Pagina's