Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE STRIJD OM HET KIND (11)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE STRIJD OM HET KIND (11)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1876 stierf, na een veelbewogen leven waarin hem de teleurstellingen niet bespaard waren, de onvermoeibare strijder voor de christelijke school: mr. Groen van Prinsterer. Als zijn opvolger had hij aangewezen de veelzijdig begaafde dr. A. Kuyper. Als hoofdredakteur van het sinds 1 april 1872 verschenen dagblad „De Standaard" wist hij met zijn ongeëvenaard schrijverstalent het eenvoudige volk te bezielen, een kunst die Groen nimmer heeft verstaan. Ook bezat Kuyper een groot organisatietalent, dat hij op de juiste wijze aangewend heeft, toen al spoedig na Groens dood het voortbestaan van de bijzondere school aan een zijden draad kwam te hangen.

De donkerste periode in de schoolstrijd brak nl. in 1877 aan, toen de liberaal mr. Kappeyne van de Coppello minister werd; een jaar later diende hij een nieuwe onderwijswet in. Als lid van de Tweede Kamer had deze Kappeyne in 1874 reeds zijn ergernis uitgesproken over „de minderheid", die geen gebruik wilde maken van het onderwijs dat kosteloos door de staat werd verstrekt. Graag zou hij hen door de leerplicht hebben willen dwingen van dit onderwijs gebruik te maken. De voorstanders van de christelijke school waren echter tegenstanders van de leerplicht, omdat er op de meeste plaatsen geen gelegenheid was om de kinderen christelijk onderwijs te laten volgen, zodat men ze dan naar de openbare school zou moeten sturen. Bij de kamerdebatten had Kappeyne de berucht geworden woorden gesproken: „Zegt men, gij onderdrukt zo de minderheid, dan zou ik bijna zeggen: Welnu, dan moet die minderheid maar onderdrukt worden, want dan is zij de vlieg, die de ganse zalf bederft en heeft zij in onze maatschappij geen recht van bestaan". De schoolwet van Kappeyne beloofde uiteraard niet veel goeds. Bij de behandeling in de kamer bleek deze wet, door Kuyper gebrandmerkt als de „Scherpe Resolutie", een dodelijk gevaar voor de bijzondere school te zijn. Ze had tot doel veel technische en hygiënische verbeteringen in de school aan te brengen: de schoollokalen moesten voortaan aan minimale eisen voldoen, daar ze anders zouden worden afgekeurd; de scholen mochten niet langer gebruik maken van de laagbezoldigde kwekelingen; de klassen mochten slechts een beperkt aantal leerlingen tellen, zodat er meer onderwijzers nodig waren. Kortom, de kosten van het onderwijs werden sterk verhoogd, wat niet bezwaarlijk was voor de openbare scholen, daar die volledig voor rekening kwamen van het Rijk en de Gemeente. De voorstanders van de bijzondere scholen, die ook deze verhoogde kosten uit eigen middelen moesten betalen, kwamen in de verdrukking door het liberale volksdeel, bij wie de vrijheid en gelijkheid zo hoog in het vaandel stond geschreven.

Het volkspetitionnement

Deze verdrukking zou echter een spankracht ontwikkelen, die geen tegenstander voorzien had. Er kwam beweging onder de christenen van verschillende richting. Bij alle verdeeldheid tussen Hervormden, Christelijk Gereformeerden en Kruisgemeenten, tussen de verschillende verenigingen op onderwijsgebied, voelde men zich nu één. Men werd naar elkaar toegedreven, nu de vijand zijn aanval richtte op de School met de Bijbel.

Op de jaarvergadering van de Vereeniging voor Chr. Nat. Schoolonderwijs werd op voorstel van dr. Kuyper en jhr. mr. De Savornin Lohman besloten een volkspetitionnement te organiseren. Men zou de koning door het aanbieden van een groot aantal handtekeningen trachten te bewegen het inmiddels aangenomen wetsvoorstel niet te tekenen.

Van 22 tot 27 juli werd men in de gelegenheid gesteld in kerkgebouwen en andere lokaliteiten het „Smeekschrift aan de Koning om een School met de Bijbel" te ondertekenen. Men wilde echter niet beginnen, alvorens men gezamenlijk de Heere had gebeden om Zijn zegen. Ondanks de spot van de tegenstanders, die zich niet ontzagen deze bidstond „een heidense antiquiteit" te noemen, stroomden de bedehuizen vol; velen moesten terugkeren of met een staanplaats genoegen nemen.

Het resultaat was dat ruim 305.000 mannen en vrouwen van 20 jaar en ouder binnen 5 dagen hun handtekening plaatsten, terwijl bovendien 414 kerkeraden hun instemming betuigden.

In het Smeekschrift wezen de opstellers de koning op het grote gevaar, dat de kinderen straks niet meer onderwezen zouden worden op de grondslag van Gods Woord. „Zolang dat Woord in eere was, heeft de Almachtige, mee door Uw doorluchte vaderen, ons land steeds mildelijk gezegend. En omdat wij aan dat Woord gelooven, nog gelooven met ons hart, Sire, hebben wij bijna allen bij den heiligen Doop eenmaal plechtiglijk voor den God Uwer en onzer vaderen de gelofte gedaan, om onze kinderen in hun opvoeding bij dat Woord te houden.

Daarom dan, geëerbiedigde Koning, neemt een deel van Uw volk ootmoediglijk, maar ook met stil vertrouwen, zijn toevlucht tot Uwer Majesteits troon, om het op Uw Koninklijk hart te binden, of het toch Uwe Majesteit believen mocht, Hare hooge medewerking tot zulk eene verergering van het ons aangedane onrecht nimmer te verleenen, en U alzoo te smeeken: „Plaats, Sire, onder zulk een Wetsvoordracht Uw Koninklijke handtekening nooit"!

De verzamelde handtekeningen werden gebundeld in 15 groene banden, versierd met oranje linten. Op zaterdag 3 augustus zou een deputatie van 25 man onder leiding van de grijze jhr. mr. Elout van Soeterwoude ze op het Loo aan de koning overhandigen. Vrijdagavond 2 augustus waren allen bijeen in de pastorie van ds. Jorissen te Apeldoorn, waar men na het lezen van een.gedeelte uit Gods Woord in het gebed tot God sterkte zocht voor de volgende dag.

De koning ontving de deputatie op vriendelijke wijze. Nadat ds. Van Son namens de kerkeraden gesproken had, hield Elout een boeiende rede, waarnaar de koning aandachtig luisterde. Herhaaldelijk betuigde hij door gebaren en uitroepen zijn instemming. Hij antwoordde met een hartelijk en ernstig woord. Terwijl hij „de wijsheid, de gematigdheid, de orde", die door allen in acht genomen waren, prees en hartelijk dankte voor het treffend blijk van de innige band, die Nederland steeds met Oranje verenigt, sprak hij: „Ik weet het, het betreft de toekomst van ons lieve Nederland, het betreft het geluk van onze dierbare kinderen". Vol hoop en goede verwachting verenigde de deputatie zich weer in het huis van ds. Jorissen, waar men opnieuw het aangezicht des Heeren zocht.

Wie beschrijft de teleurstelling, toen de koning twee weken later de wet toch tekende? Zou alle inspanning, alle gebed tevergeefs geweest zijn. De Heere zou echter uitkomst geven, maar op Zijn tijd en wijze.

R.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975

De Saambinder | 8 Pagina's

DE STRIJD OM HET KIND (11)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1975

De Saambinder | 8 Pagina's