Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kinderdoop (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kinderdoop (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Instelling

Als sakrament voor de Nieuw-testamentische gemeente is de Doop ingesteld door Christus. Het dopen zelf was bij Israël niet geheel onbekend. Reeds kende Israël de proselietendoop bij de overgang uit het heidendom tot Israël. Zulk een proseliet werd niet alleen besneden, maar ook gedoopt. Deze proselietendoop was echter geen sakrament.

Wèl een sakrament was de doop van Johannes de Doper. Deze was van godswege gezonden om te dopen, de doop tot verzoening der zonden. Deze doop van Johannes was zowel ingesteld voor de jood als voor de heiden, en deze doop opende dan ook de rijkere bediening en bedeling van de Nieuw-testamentische Verbondsopenbaring. Calvijn wijst erop in zijn Institutie dat de doop van Johannes de voorbereiding was om te komen tot de volle bediening en de werking van de doop die door Christus ingesteld werd. Al was deze doop van Johannes een voorbereiding tot de doop van Christus, zij was echter wel een ware en echte doop als een sakrament, want zij was ook een teken en zegel van de vergeving der zonden.

De Heidelberger Catechismus geeft als omschrijving van de sakramenten dat zij heilige zichtbare waartekenen en zegelen zijn, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruik daarvan de belofte des Evangelies des te beter te verstaan geve en verzegele; n.l. dat Hij ons vanwege het enige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt. Deze kenmerken werden ook gevonden bij de doop van Johannes in de Jordaan.

Van stonde af aan heeft Christus de doop van Johannes voortgezet, hoewel Jezus Zelf niet doopte, maar in Zijn naam de discipelen. De doop is zo de kerk gegeven tot een blijvend sakrament. Het zendingsbevel van Matth. 28 luidt dan ook: Gaat dan heen, onderwijst alle volkeren, dezelve dopende in de Naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest. Dit zendingsbevel houdt tegelijk in een blijvend bevel voor de kerk tot het dopen.

Onderdompeling en besprenging

Het griekse woord voor dopen baptizein, betekent letterlijk indompen, indompelen. In de begintijd van de nieuw-testamentische kerk was de gewone vorm van dopen dan ook de indompeling. Deze indompeling had een diepe zinrijke betekenis. Er werd door afgebeeld de dood en de begrafenis van de oude mens met Christus, terwijl door het wederopkomen uit het water de opstanding van de nieuwe mens met Christus werd afgebeeld (Rom. 6 : 4, Coll. 2: 12).

Vond de doop in de apostolische tijd in de regel plaats door indompeling, waarschijnlijk werd in bijzondere gevallen ook de begieting of de besprenging met water voldoende geacht. En in de 2e eeuw na Christus werd er in ieder geval op gewezen dat dopen in de vorm van driemaal water op het hoofd gieten, geoorloofd was. Dit op grond van Ezech. 36 : 25-26: Dan zal Ik rein water op u sprengen, en gij zult rein worden, van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlesen hart geven. _

De betekenende en verzegelde geestelijke zaken in het besprengen en van het onderdompelen zijn dan geheel hetzelfde. En zo liet men dan spoedig de keuze vrij of dopen door indompeling of door besprenging.

En omdat in koudere streken de doop door indompeling niet ongevaarlijk was voor de gezondheid, werd de besprenging en de begieting door water langzamerhand meer de gewoonte dan de indompeling.

De Hervormers sloten zich geheel bij deze gewoonte van de Westerse kerk aan. Hoewel Luther aan de indompeling nog wel de voorkeur gaf, was het Calvijn die de uiterlijke wijze van bediening als iets geheel onwezenlijks beschouwde, en het daarom geheel aan de vrijheid der kerken wilde overgeven. Alleen de '^ anabaptisten en de methodisten maakten er een beginsel van, en keerden tot de onderdompeling terug. 

We kunnen dus zeggen, dat de besprenging bij  de reformatorische kerken de algemene vorm '" van dopen is geworden, niet om enige leerstellige reden, maar gewoon uit praktische redenen. En daar het doopwater zelf niet reinigt van de zonden, het is alleen een teken en zegel van de reiniging door Christus' bloed, kan niet de hoeveelheid water dat bij de doop gebruikt wordt, de doop geldig of ongeldig maken. De vraag is toch of de betekenende zaak door het teken wordt uitgedrukt. Ook in Hebr. 12 : 24 en in 1 Petr. 1 : 2 wordt de vergeving en de verlossing der zonden door Christus' bloed aangeduid met de besprenging van het bloed van Christus. Hieruit blijkt ook dat de besprenging met het water de betekenende zaak geheel uitdrukt.

Eén- of driemaal besprenkelen

Ook deze vraag is in de kerk wel gesteld. Hoe vaak moet er besprenkeld worden? Eémnaal of driemaal? In de oude kerk was de drievoudige - onderdompeling algemeen in gebruik. In de griekse kerk was de drievoudige onderdompeling voorgeschreven. In verband met de strijd tegen de Arianen die de wezenseenheid der drie goddelijke Personen ontkenden (denk aan de geloofsbelijdenis van Athanasius die juist op de wezenseenheid van de drie Personen wijst) ging men in de spaanse kerk ertoe over om éénmaal te besprenkelen, dit werd voorgeschreven om ook door de uiterlijke eenmalige besprenkeling de wezenseenheid van drie Personen meer tot uitdrukking te brengen.

De kerken der Reformatie achtten de vraag eenmaal of driemaal besprengen van weinig gewicht, en lieten het aan de plaatselijke gebruiken van iedere gemeente over. In Frankrijk en bij sommige Gereformeerde kerken in Engeland, in Hongarije en in de Waalse gemeenten besprenkelde men slechts ook eenmaal. In Hongarije giet de bedienaar uit een gouden of zilveren kan het water op het hoofd van het kind.

De Reformatorische-gereformeerde kerk in Nederland achtte één- of driemaal besprengen voor een middelmatige zaak en als een geheel vrije zaak. De Synode van Dordrecht in 1574 was van oordeel dat één besprenging het raadzaamste en het beste ware. Velen zagen toen aanvankelijk in het driemaal besprengen meer een roomse zuurdesem. Later wijzigde zich deze gedachte en is in ons land het driemaal besprenkelen de gewone vorm geworden, om daarmede tot uitdrukking te brengen dat er gedoopt wordt in de Naam van de drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975

De Saambinder | 10 Pagina's

De kinderdoop (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1975

De Saambinder | 10 Pagina's