Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Gezeggelijk"  (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gezeggelijk" (3)

„Doch hij heeft geen wortel in zichzelf" Matth. 13 : 21.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Omdat het pak van schuld en ellende een mens tot de Zaligmaker brengt. Het is een gevoel van behoefte aan Hem, dat mensen tot Christus brengt. Zij, die tot Chistus komen, gevoelen hun behoefte aan Hem en aan Zijn gerechtigheid.

En hoe komt het, dat zij een levendige en ware behoefte aan Christus hebben en anderen achten Christus slechts een Wortel uit een dorre aarde te zijn, zonder enige gedaante noch heerlijkheid? Het komt, omdat zij door de Heilige Geest licht ontvangen hebben om hun ellendestaat te zien en leven ontvangen hebben om die ellendestaat. te gevoelen. Zij dragen een pak van schuld en zielenood. Dit doet hen een Zaligmaker nodig hebben, zoeken en dierbaar achten. Alhoewel het gevoelen van onze zonde en ellende geen bekwaammaking voor de zaligheid betekent, want dan zou de grond der zaligheid zekere geschiktheden leggen, die de mens te volbrengen heeft, nochtans is de kennis en het gevoelen onzer ellende wel het motief, waarom de zondaar Christus zoekt. Het is de drijfkracht, die de Heilige Geest gebruikt om zondaren tot Christus te brengen. Goddelijke genade gebruikt een gevoelen van onze ellende en verlorenheid om ons tot Christus te trekken en te drijven.

„Gezeggelijk" kende die behoefte aan Christus niet. Hij droeg geen pak van nood en ellende op zijn rug.

Toen hij „Christen" ontmoette, die hem vertelde over de stad des Verderfs, die God zou verdelgen, scheen hij daarover niet in het minst ontroerd te zijn. Het was niet een besef van het gevaar dat hij liep in Stad Verderf, hetwelk hem deed besluiten om met „Christen" mee te gaan. Maar het waren al de schone en goede dingen, die „Christen" vertelde over de hemel, die hem tot het besluit brachten om ook naar het hemelse Jeruzalem te reizen. Hij dacht, dat wanneer een man, zoals „Christen", zijn familie en alles wat hij had, achterliet om naar het hemelse Jeruzalem te reizen, dit Jeruzalem toch wel de moeite waard moest zijn. „Gezeggelijk" kwam onder de bekoring van al de heerlijkheid, die in de stad Sion op de pelgrims wachtende was. Dit deed hem besluiten om met „Christen" mee te trekken. Maar er was geen last op zijn rug en hij had geen ware behoefte aan de genade Gods. Hij dacht alleen aan al de heerlijkheden van de hemel, „Gezeggelijk" was, wat de ware christen is, voordat Gods Geest hem aan zichzelf ontdekt, namelijk: een vreemdeling van God en zijn hart, hij kende geen schuld en gevoelde geen smart. Hij vroeg niet: Mijn ziele, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?

„Gezeggelijk" was nog geheel blind en zonder enig gevoel of kennis van zijn nood en ellende. Hij was alleen bekoord door wat „Christen" hem verteld had over het hemelse Jeruzalem. Dit was al de godsdienst, die de arme „Gezeggelijk" bezat. En toch. .. voor het oog leek het, alsof hij de ware godsdienst des harten bezat.' „Gezeggelijk" begon de pelgrimsweg zó wel. Aanvankelijk gekomen om „Christen" naar de Stad des Verderfs terug te brengen, werd hij door de kracht, die er van de woorden van „Christen" uitging, een medepelgrim naar het hemelse Jeruzalem.

Alhoewel „Stijfhoofdig" hem bespotte en zei: „Nog - meer van zulke dwazen", hij liet zich door de spot van „Stijfhoofdig" niet weerhouden de zijde van „Christen" te kiezen. De "Gezeggelijken" zijn niet gemakkelijk te onderscheiden van de ware christenen. Zij zijn gewillig om de smaad en zelfs de vervolging der wereld te dragen. Zij dragen dit alles echter niet om Christus' wil, maar ten einde er zelf beter van te worden. Zij hopen op die manier iets beters te ontvangen. Uit alles blijkt, dat het , eigen ik' hen nog steeds regeert en beheerst.

Zij geven ook nooit alles op, maar zijn bereid een weinig van het werelds genot op te offeren, teneinde er de hemelse goederen voor terug te ontvangen.

Zij zijn wel bereid om een klein offer te brenrgen en dan nog maar alleen om de hemel er door te gewinnen en de hel te ontvlieden. Maar voor het oog scheen hen, alsof „Gezeggelijk" een waar pelgrim was geworden naar de stad Sion.

Als men hem hoort praten met „Christen", zou men zeggen: „Hier is een man, die waarlijk naar de stad Sion zoekt, die fundamenten heeft waarvan God de Kunstenaar en Bouwmeester is". Hij heeft zijn verzet tegen God opgegeven. Als een kind laat hij zich door „Christen" leiden. Hij begeert al maar meer te mogen horen over de stad Sion en de menigte van cherubijnen en serafijnen, die daar de pelgrims zullen verwelkomen.

„Gezeggelijk" is zo verlangend om in Sion te komen, dat hij „Christen" weldra een stap voor is en hem aanspoort wat vlugger te lopen. En wat heeft hij er niet voor verlaten, om een pelgrim naar Sion te worden. Stad des Verderfs heeft hij verlaten, vrienden, huisgenoten en genoegens der wereld heeft hij verloochend. Waarlijk in alles lijkt hij op een ware pelgrim naar de stad Sion. Hij voegt zich bij „Christen". Hij wil nader onderwezen worden aangaande het reisdoel van Gods pelgrims. Hij loopt de gezelschappen af en voegt zich bij de vromen. Wie houdt hem niet voor een wedergeborene? Uit alles blijkt toch, dat het werk der genade in zijn hart is verheerlijkt. En toch is hij slechts een hemelzoeker!

Het gaat hem meer om de hemel, dan om God. Indien de Heere Jezus hem Zijn hemel zou schenken, hij zou zich om Jezus Zelf niet meer bekommeren. „Gezeggelijk" was op reis gegaan zonder de kosten te berekenen. Hij dacht niet aan de moeilijkheden, die zich op de weg konden voordoen. Op een oppervlakkige en luchthartige manier vangt hij de reis naar Sion aan, die altijd te lang en te moeilijk zal blijken te zijn voor hen, die de reis beginnen, steunende op hun eigen kracht en inzicht. Toen zij over de vlakte gingen en „Christen" begon te vertellen welke angsten en ellenden hij gevoeld had, toen het einde van de Stad des Verderfs, waarin hij woonde, op zijn ziel gebonden werd, wilde „Gezeggelijk" daar dan ook niet van horen. Hij veranderde direkt het onderwerp en wilde alleen maar horen over de heerlijkheid van de stad Sion, waarheen zij togen.

Er was geen gevoel van schuld, noch van gevaar in zijn hart te vinden. Het was alles oppervlakkig en zonder wortel in zichzelf. Hij dacht niet aan de plaag van zijn hart, noch aan de schuld, die bij God openstond. Neen, hij dacht alleen aan de hemelse., , stad en het goede en heerlijke, dat daar te genieten was. Daarom zei hij niet tot „Christen": „Kom, laat ons nederknielen en God om Zijn genade roepen", maar hij zei: „Laat ons onze pas versnellen en spoedig naar die heerlijke godsstad gaan".

Zij zijn er altijd geweest in de kerk, deze „Gezeggelijken". Nooit gevoelden zij wat het is om een onsterfelijke _ziel te bezitten en op reis te zijn naar de eeuwigheid. Zij stonden nooit in hun schuld en verlorenheid voor God, en de plaag van hun hart verwekte nooit bekommernis in hun ziel. Van inwendige strijd weten zij niet en geloven kunnen zij altijd. De last van de zonde kennen zij niet en weten niet van verbroken te worden onder de wet Gods. Zij zijn ledig en daarom kunnen zij zo snel reizen en voorttrekken. „Gezeggelijk" wil opschieten. Hij maakt een groot lawaai en veroorzaakt veel opzien, maar het is, alles hol en ledig. Hij bezoekt de prediking van Gods Woord en wanneer zijn enthousiasme is opgewekt, doet hij allerlei buitengewone dingen en toont de mensen-zijn grote ijver voor God en Zijn dienst. Maar na een korte tijd is' alles weer over. Hij heeft geen wortel in zichzelf. Er is geen blijvende nood en gedurig drijvende honger en dorst naar Christus' gerechtigheid. Wat een oorzaak tot zelfonderzoek!

Het pelgrim-zijn naar de stad Sion bestaat niet uit een gevoelige indruk en een hoop enthousiasme. Een mens wordt geen christen, doordat hij in een opwekkingsbijeenkomst, onder de indruk van het moment, zijn hand op­steekt en vóór Jezus kiest. Het gevoelen van het gevaar, waaraan wij in stad Verderf onderworpen zijn, de schuld die wij bij God gemaakt hebben en het gewicht der onsterfelijke ziel moet ons stad Verderf doen verlaten. Christus moet gezocht worden uit nood en behoefte en niet om de hemel en de zaligheid. De ware pelgrim draagt een pak op de rug en voelt het gevaar waarin zijn onsterfelijke ziel verkeert. Hij vraagt met „Christen": Wat moet ik doen om zalig te worden? "

Verslagenheid des harten en zielenood doen hem roepen: „Is er nog hoop voor zulk één als ik ben? "

De vraag is niet alleen: „Hoe kom ik in de hemel? maar: „Hoe kan ik het verderf ontvlieden, hetwelk ik vanwege mijn zonden onderworpen ben? " Al deze dingen miste „Gezeggelijk" ten enenmale. Maar dit was niet direkt duidelijk te merken. Dit bleek pas, toen de verdrukking kwam. Toen werd hij naar Jezus' Woord, terstond geërgerd.

Dordrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1978

De Saambinder | 8 Pagina's

„Gezeggelijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1978

De Saambinder | 8 Pagina's