Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zaligspreking der treurenden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zaligspreking der treurenden

9 minuten leestijd

MEDITATIE

Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Matth. 5:4.

Deze tekst is de tweede van de zaligsprekingen, waar de Heere Jezus Zijn predikatie op de berg mee begint. EBj toch is de van God gezalfde Profeet, vol des Heiligen Geestes, Die ons de verborgen raad en wil van God, aangaande onze verlossing, volkomen openbaart.

De voorwerpen, waar de Heere Jezus van spreekt zijn die treuren. Treuren is een ge moedsaandoeoing, die bet hart prangt, of zoals bet in de vSchrift wél heet: het hart doorpriemt. Het verstoort alle rust en verbreekt alle kalmte des gemoeds. Ze beneemt alle lust en ontrooft ons van alle opgewektheid.

Er zijn echter versohillende oorzaken, waar de mensen soms over treuren. Het is dus wel nodig tot recht verstand van onze tekst te onderzoeken welke treurigen hier door Jezus bedoeld worden. De Schrift tekent ons tweeërlei soort van treurigen. In 2 Cor. 7 : 10-11 wordt gesproken van een droefheid naar God en een droefheid naar de wereld. Deze twee soorten van treurigheid staan lijnrecht tegenover elkaar en kunnen dus niet beide tegelijk hier in de tekst door Christus zijn bedoeld. Wat wordt er veel getreurd, over schade of verlies, van wereldse goederen, als huizen, landerijen en andere bezittingen. Zo beweende Hagar haar zoon Ismaël, en Rachel haar kinderen. Achab over de wijngaard van Naboth. Er zijn vleseüjke treurigen, die wel treuren om de zonde, maar niet uit een rechte grond; een treurigheid uit een droefgeestige natuur. En als het dan gaat over geestelijke zaken, worden zij bedroefd en worden zwaarmoedig over zaMgheid en zonden. Sommigen treuren uit schrik voor de straf, omdat hun consciëntie wakker werd, die haar binnen brengt haar zondig leven, de rechtvaardigheid Gods, en de schrikkeHjkieid der rampzaligheid, ja drijft him wel tot klagen en treuren, maar daar volgt geen bekering op. Er is een treuren over de zonden^ omdat zij te groot zijn zoals Judas, die treurde over de grootheid van zijn zonde, daar hij de Zone Gods verraden had.

Daar zijn ook goddeloze en duivelse treurders, als zij treuren over het welvaren van anderen; of droevig zijn, en hxm ziel kwellen, omdat zij hun boze en zondige lusten niet kunnen volbrengen zoals Ammon, die benauwd was tot krankwordèns toe.

Van al dezen, kan deze zaligspreking niet gelden, want zulk een droefheid zegt ons Gods Woord, werkt de dood en heeft de rampzaligheid ten gevolge, Zij die zó treuren, worden door de Heere niet vertroost, maar veroordeeld. De Heere heeft in ons tekstwoord het oog op die treuren naar God. Dat is een volk die door God treurende zijn gemaakt, door een overtuigd en levendig g& zicht van de diepte hunner ellende. Dat zijn de ware boetvaardigen, 'die van Jezus worden zalig gesproken. De oorzaak van hun treuren en droefheid ontspringt uit een geheel aüdere bron.

De oorzaak van deze treurigheid is hun eigen zonde, die haar in zulk een droevige armoede heeft gestort, zodat de kroon onzes hoofd is afgevallen. O, als de Heere de blinde zielsogen gaat openen, en de zonde zonde wordt en de schuld schuld, wanneer wij het Godonterend karakter van de zonde een weinig leren kennen, dan zullen de zonden met een innerlijk leedwezen betreurd en beweend worden. Zie dat bij de zondares, toen zij stond achter aan de voeten van Jezus en Zijn voeten kwam nat te maken met haar tranen. De zonden zijn dan zo bitter voor de ziel, en het. is him zo'n leed dat zij dat Meve Wezen naar kroon en troon gestoken hebben, ja God zoveel leed hebben aangedaan. Zij zullen echter ook hun zonden bekennen, zodat zij het voor de Heere gaan beHjden met de dichter:

'k Bekend' o Heer, aan U oprecht mijn zonden; 'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden; Maar ik beleed, na ernstig overleg, Mijn boze daan; Gij naamt die gimstig weg.

O, die gaan, gelijk die verloren zoon, het getuigen: Ik heb gezondigd tegen de hemel en voor U en ik ben niet waardig Uw zoon genaamd te worden. En wanneer de ziel zo diep buigen mag, dat alle rechten en alle waarde wordt afgelegd, laat God dezulken niet beschaamd staan. De Heere Jezus noemt ze Zalig. Zalig zijn die treuren, dat is, die zijn zeer gelukkig hier in beginsel, en hiernamaals eeuwig. De treurigen zijn hier in een zalige staat. En geen v/onder, het kan niet anders, dewijl de treurenden bezitten de oorzaak van alle zaligheid, te weten de goddeüjke gunst en gemeenschap. Ze zijn des Heeren eigendom krachtens de eeuwige verkiezing des Vaders. Hij heeft ze lief met een eeuwige'liefde, en daarom getrokken met koorden Zijner goedertierenheid. Zij zijn de gekochten door Christus' dierbaar bloed. Hij betaalde hun schuld, door Zijn dadeUjke en lijdelijke gehoorzaamheid. O, welk een dure prijs heeft Hij betaald.^ Maar ze zijn ook de verlosten door de HeiHge Geest. Ze zijn uit de staat des doods verlost, en overgezet op dat smalle pad dat ten leven leidt. Het is Die Geest, Die hun deed bekend maken aan him diepe jammerstaat, hun Godsgemis deed ontdekken, de schuld deed blootleggen, maar ook de noodzakeUjkheid kwam bekend te maken, om zal het wel zijn, met die God in verzoende betrekking gesteld te worden.

Hoezeer verschilt Jezus' oordeel van dat der wereld! Zij achten zulke treurigen ongelukkig, maar Jezus keurt ze zalig. En geen wonder! Want dit treuren is een kenmerk van de wedergeboorte van het nieuwe geestehjke leven.

Bovendien is het ook een, hoewel niets verdienende, maar toch uitdrijvende en een aandringende oorzaak tot het geloof in Christus en tot voortgang in de bekering, ja, waarop de vertroostingen Gods ondervonden worden, zoals

de Heere Jezus ook daarvan vermeldt, zeggende: Want zij zullen vertroost worden.

Vertroosten betekent eigenlijk, aan een treurige ziel verkwikking, troost en blijdschap toebrengen, door verzachting of wegneming van de kwalen en ongemakken, welke oorzaken van het treuren waren; en daar tegenover zulk goed verlenen, dat hun verblijden en vertroosten kan.

God nu vertroost Zijn treurend volk hier in dit leven, op onderscheidene wijze; en wel ten eerste, door Zijn Woord. Dat-is als een magazijn vol van allerlei troost en verkwikking. Daarom sprak de dichter in Psalm 119 : 92: Indien Uw wet niet ware geweest al mijn vermaking, ik ware in mijn druk al lang vergaan. Daartoe laat de Heere Zijn Woord nog verkondigen, opdat 'wij, door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften, hoop hebben zouden.

De Heere vertroost dat treurende volk ook door de Sacramenten, onder welks bediening de Heere de beloften des Evangelies opent, en des te beter te vers'taan geeft. O! hoe zoet en vertroostend voor de ziel, die treurt, als haar onder het gebruik der Sacramenten de liefelijke beloften van het genadeverbond geopend worden, ja, de Heere tot haar hart spreekt. Ik ben uw heil.

De Heere troost Zijn treurend volk, in een omgording met kracht, om de droefheid te kunnen dragen, als God tot hun* zegt: En vreest niet, want Ik ben met u, en zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God, Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u, met de rechterhand Mijner gerechtigheid.

De Heere troost Zijn waarlijk treurend volk, als Hij ruimte maakt in hun hart, dat van droefheid kwijnende was. O, toen zij het veroordelend vonnis der Wet, en het recht van God hen nederdrubte en zij het schuldig moesten vernemen, maar met de koorden der veroordeling om de hals, dat recht Gods kregen te billijken. daar komt die dierbare Middelaar te voorschijn, , zeggende: Ziet hier ben Ik, ziet hier ben Ik. O, welk een heerUjke, beminnelijke en gepaste ; Persoon is Hij hun dan en ze roepen het wel 1 uit: Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk; zulk c Eén is mijn Liefste, ja zulk Eén is mijn Vriend; ; gij dochters van Jeruzalem.

O, geliefden, zoudt gij niet denken, dat dit t volk uit zoveel noden opkomende, ja als uit t de graven. Hem niet zou prijzen? Dan wordt t Christus hun zo uitnemend dierbaar, ja, het t wordt hun een wonder van alle 'kanten. Hun 1 zonden, ze zijn bedekt, ja, zij kunnen het niet t genoeg bewonderen, dat de Heere naar hen i heeft willen omzien en dit heil verleende. Ja, , , meer nog worden die treurigen vertroost, als 5 het God behaagd, om de ziel te doen naderen, , tot de dingen die doden. Daar waar God de ; vierschaar in de consciëntie spant en al hun I verwachting, onder het rechtvaardig vonnis ; van de Goddelijke majesteit wordt afgesneden. Het recht Gods krijgt hier zijn loop. En daar : waar de zondaar zijn vonnis krijgt goed te ; keuren in de aanvaarding van vonnis, is het Christus Die Zijn hogepriesterlijk werk gaat t openbaren en intreedt voor hen bij de Vader. t Waarop de Vader de zondaar vrijspreekt, op grond van de genoegdoening van Christus. > Dit wordt hun door de Geest Gods toegepast, en mogen ze Hem door het geloof aannemen als hun volkomen Zaligmaker. Nu gaan ze t met bewustheid voor zichzelf in Christus over. !

Dan zingen zij in God verbUjd, Aan Hem gewijd, Van 's Heeren wegen.

De Heere troost Zijn treurend volk door de Heihge Geest, Die daarom ook een Trooster genoemd wondt. Die troost doet Hij hun ondervinden, als de nevelen van het nachteUjke duister wonden opgeklaard, en zij weer mogen wandelen in het vrolijk levenslicht. Naar vele aanvechtingen van de vorst der duisternis, de ziel tot een aangename rust en stilte brengt. Geüjk een beest dat afgaat in de valleien, heeft hen de Geest des Heeren rust gegeven, alzo hebt Gij Uw volk geleid, opdat U een heerlijke naam zoudt maken. Die troost doet Hij hun ondervinden, als Hij zulk een treurige ziel uitvoert in het licht van Zijn aangezicht. Dan mogen zij wel eens de harpen van de wilgen nemen, want zij zullen niet sterven, maar leven en de goedertierenheden des Heeren vermelden.

Behoren wij onder dat treurende volk? Of staan wij aan de zijde van die altijd juichen kunnen? < God van de Hemel geve u, door Zijn Geest, een nauw onderzoek in te stellen, want het gaat naar een eeuwigheid. Het is één van beide. Een derde weg is er niet. En . . .? Die hier bedrukt met tranen zaait. Zal juichen, als hij vruchten maait; Die 't zaad draagt, dat men zaaien zal. Gaat wenend voort, en zaait het al; Maar hij zal zonder ramp te schromen, Eerlang» met blijdschap wederkomen, En met gejuich, ter goeder uur. Zijn schoven dragen in de schuur. Die treurenden zijn zalig, want zij zullen vertroost worden. Amen.

Kruiningen.

Ds. W. Hage.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1980

De Saambinder | 8 Pagina's

De zaligspreking der treurenden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 september 1980

De Saambinder | 8 Pagina's