Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leviticus 13:9-11

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leviticus 13:9-11

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

9. Wanneer de plaag der melaatsheid in een mens zal zijn, zo zal hij tot de priester gebracht worden.
Hij die al de tekenen vertoont en bij wie het tamelijk duidelijk is, voor zichzelf en anderen, dat hij melaats is, zal tot de priester gebracht worden. Door zijn buren of familieleden, als hijzelf niet wil.. . Iemand, die niet wil weten dat hij ziek is, of die meent dat hij gezond is gaat niet naar de doktér. Zo ook in geestelijke zin, gelijk in
Openb. 3 : 17 : „Want gij zegt: Ik ben rijk, en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek: en gij weet niet, dat gij zijt ellendig en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt".
En dan die dringende raad om als armen rijk gemaakt en als naakten gekleed te worden, en als blinden ziende gemaakt!
Een zondaar, niet overtuigd van de melaatsheid der zonde, van zijn onreinheid en ellende, zoekt geen genezing en geen redding.
Zalig, die door de Heilige Geest overtuigd worden van hun ellende, van hun zonde en schuld, en van Christus' gewilligheid en macht om te redden en te reinigen. Die zullen komen en aanhoudend smeken en met de melaatse roepen: „Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen". Zulken worden door de onwederstandelijke en krachtige genade tot Hem gebracht, zelf gewillig gemaakt.

10. Indien de priester merken zal dat, zie een wit gezwel in het vel is, hetwelk het haar in wit veranderd heeft, en gezondheid van levend vlees in dal gezwel is;
11. Dat is een verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses; daarom zal hem de priester onrein verklaren; hij zal hem niet doen opsluiten, want hij is onrein.

Na nauwkeurig onderzoek ziet de priester: een wit gezwel, puist, knobbeltje, korst of roof of schilfer; het daarop groeiende zwarte haar (de meeste Israëlieten hadden zwart haar) is wit geworden.
De Bijbel spreekt zo dikwijls in verband met de melaatsheid van een witte kleur. Bijv. in Ex. 4 : 6, waar Mozes op Gods bevel zijn hand in dc boezem steekt en hij daarna deze uittrok en deze melaats was, wit als sneeuw. In Num. 12 : 10: En ziet, Mirjam was melaats wit als de sneeuw. In 2 Kon. 5 : 27 van de straf overGehazi: Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, wit als de sneeuw.
In Joel 1 : 7 wordt gesproken van ranken die in tegenstelling van sappig en groen, wit (bleek) geworden zijn. Hier is wit in tegenstelling van reinheid, zoals op andere plaatsen gebruikt, in deze zin een teken van onreinheid, waar wit of bleek is de kleur des doods.
Aaron zegt tot Mozes over zijn zuster Mirjam, Num. 12 : 12: „Laat zij toch niet zijn als een dode, een doodgeboren kindje".
Verder wordt in dit geval gesproken van gezondheid van levend vlees in het gezwel en dat dit is een verouderde melaatsheid.
Ondanks het gezonde vlees, was dit geval al was het verouderd, toch melaatsheid en dus onrein. We willen meedelen wat door verschillende verklaarders daarover wordt gezegd. Een verklaarder zegt: In geestelijke zin is het een slecht teken:
a. Wanneer men hovaardig is en in het vlees zijn vertrouwen stelt. De Spreukendichter o.a. waarschuwt daartegen en zegt: „Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart, en steun op uw verstand niet", Spr. 3 : 5.
b. Wanneer ze naar hun mening gezond en sterk zijn, dan hebben ze geen medicijnmeester van node. Dat is een geslacht dat rein is in zijn ogen.
c. Wanneer ze vertrouwen dat ze in zichzelf rechtvaardig zijn en roemen of steunen op hun eigen werken en met de Farizeeër menen, dat ze niet zijn als andere mensen.
Gelukkig die aan hun melaatsheid in geestelijke zin zijn ontdekt en met David belijden: „Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen", Ps. 38 :4.
Een andere verklaarder merkt op: „Het zijn de duidelijke tekenen van melaatsheid. Het is een verouderde melaatsheid in het vel zijns vleses" Hij gebruikt daarbij een beeldspraak: „Niet slechts de bloem is dood maar zelfs de grond waarin deze groeide is dood. Het is ongetwijfeld een geval van melaatsheid en daarom onrein".
Hier zien we dat het vaststellen van het innerlijk bederf de meest overtuigende reden is om iemand onrein te verklaren. Deze is veel sterker dan een veelheid van uiterlijke kenmerken. Zo is in Gods oog het wezen van het bederf van het hart veel erger dan al de uitwerkingen en gevolgen daarvan. Het feit dat de ziel (het hart) van de zondaar verdorven is vanaf de ontvangenis en geboorte; dat is besmet met een melaatsheid die verouderd is; waaraan onafscheidelijk verbonden is de verdorvenheid en de vijandschap tegen God, maakt de ontzaggelijke, verschrikkelijke staat van de zondaar uit.
Daarop wees de Heere Jezus met Zijn oordeel over de Schriftgeleerden en Farizeeën: „Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden, want gij reinigt het buitenste des drinkbekers, en des schotels, maar van binnen zijn ze vol roof en onmatigheid. Gij blinde Farizeeër, reinig eerst wat binnen in de drinkbeker en de schotel is, opdat ook het buitenste derzelve rein worde", Matth. 23 : 25 en 26.
Het witte gezwel, het witte haar en de gezondheid van levend vlees voeren terug tot de diep ingewortelde ziekte. Zo wijzen de uiterlijke openbaringen daar op. De begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens spruiten uit de wortel, die is van natuur, totaal verdorven. Goddeloze gedachten, woorden en werken komen voort uit ons verdorven hart. Wie zal een reine geven uit een onreine? Onrein! Geen verder onderzoek nodig. Buiten de legerplaats!

'k Voel door stinkend' etterzweren,
Mij verteren;
Walg'lijk zijn zij voor het oog,
Mijne dwaasheid deed die builen
Dus vervuilen,
Daar zij mij tot kwaad bewoog.
Psalm 38.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1985

De Saambinder | 8 Pagina's

Leviticus 13:9-11

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1985

De Saambinder | 8 Pagina's