Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Goddelijk getuigenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Goddelijk getuigenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb!" Matth. 3: 17.

Treffend is de ontmoeting die Mattheüs beschrijft in het laatste gedeelte van dit hoofdstuk. De ontmoeting tussen Johannes en Jezus.
Johannes, die als de voorloper en wegbereider van de Messias zo'n geheel enige plaats inneemt in de geschiedenis. En Jezus, de Zoon des mensen, de Zoon van God, de Heere uit de hemel. Johannes, de zoon des ouderdoms, de boeteprediker, wiens optreden in de geest en de kracht van Elia volkomen beantwoordt aan hetgeen van hem was voorzegd. Jezus, de Eerstgeborene van Maria, de Eniggeborene des Vaders, op Wien de geslachten van het paradijs af hebben gehoopt. Johannes, de man wiens prediking het volk doet sidderen, de man, die als een zoon des donders het volk doet ontwaken als uit de slaap. Jezus, Die als het Lam Gods de zonde der wereld draagt, Die Zijn stem niet zal verheffen op de straten, Die prediken zal: ,,Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben".
En deze Jezus kwam tot Johannes om door hem gedoopt te worden. Geen wonder dat de zoon van Zacharias bezwaar had en antwoordde: „Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?"
Geroepen evenwel niet om eigen wil te gehoorzamen, maar om te doen wat de Heere en Meester van hem vraagt, laat Johannes zich door Jezus onderwijzen. Daarop wordt JeZus door Johannes gedoopt in de Jordaan. En wat gebeurt er nu? Zodra die heilige plechtigheid is geschied, worden de hemelen geopend en ziet Johannes de Geest Gods nederdalen gelijk een duif en op Hem komen. Daar openbaart zich de Drieënige God op een geheel enige wijze: De Vader uit de hemel spreekt, de Zoon wordt gedoopt, de Geest Gods daalt neer.
En bij dat geheel enige gezicht hoort Johannes een stem uit de hemelen, zeggende: ,,Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb!"
Hier neemt de openbare bediening onder Israël een aanvang, een openbaar leven dat duren zal van de doop in de Jordaan tot de kruisdood op Golgotha. Een leven van vernedering, van smaad, oneer, miskenning, ja, een leven waarin voor Hem op deze aarde geen plaats was. Een leven waarin Hij ondervond: „De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge". Hij kwam om te verzoenen, om gerechtigheid te verwerven, om de zaligheid uit te werken voor al de gegevenen van de Vader.
Hoe treffend is dan dit getuigenis. Paulus roept ervan uit: „De verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees".
Het is de heerlijkste Godsopenbaring die op deze aarde vernomen kan worden. Profeten konden, als de Heere ze daartoe wilde gebruiken, van Gods daden getuigen, God wil bekendmaken, zelfs de toekomst ontsluieren...
Maar nooit kon enig schepsel de plaats innemen, of het werk verrichten van Hem, van Wie de Vader getuigt: „Deze is Mijn Zoon!"
Daarom is het zo aangrijpend wat we lezen in de gelijkenis van de boze landlieden. Driemaal zond hij een dienstknecht, opdat ze hem van de vrucht des lands geven zouden. Maar de dienstknechten werden geslagen, verwond en mishandeld. En wat zal nu de heer van de wijngaard doen? Hij zei: „Ik zal mijn geliefde zoon zenden, mogelijk deze ziende, zullen ze hem ontzien". En hoe ontzettend wordt die tekening voor het volk, als de Heere zegt: „Wat is dan dit, hetwelk geschreven staat: de steen die de bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks geworden?"
Hoewel het ongeloof zich ergert, hoewel de wetenschap vraagt: hoe kan dat zijn? Hoewel de verblinde, verharde en verstokte mens geen gedaante noch heerlijkheid ziet in Christus, blijft toch dit Goddelijk getuigenis van kracht: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb!"
Mijn Zoon! Mijn Geliefde! Twee benamingen, waarvan de laatste een omschrijving van de eerste genoemd kan worden. Maar aan Déze Geliefde moest alles volbracht worden, wat van Hem geschreven was. Deze Geliefde zou straks met de misdadigers gerekend worden. In de hof van Gethsémané ligt het tere woord „Vader" nog op de lippen. Op de plaats waar Zijn Ziel bitterlijk bedroefd is, bidt Hij tot Zijn Vader. Maar in de bange uren van Zijn verlating aan het kruis klinkt het: „Mijn God! Mijn God!"
En toch... stervend aan het vloekhout, sterft Jezus met de Vadernaam op de lippen, als Hij uitroept: „Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest".
In Déze Zoon heeft de Vader een welbehagen.
En de Zoon berust in dat welbehagen. In het „niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede", blijkt Zijn volkomen overgave tot het volbrengen van het welbehagen Gods.
„Mijn Geliefde", zo noemt de Vader Zijn Zoon. Dat is Hij en dat zal Hij eeuwig blijven, al schijnt het in Zijn diepe vernedering ingetrokken en krachteloos geworden. Wie zal dat verstaan? En „zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eniggeboren, Zijn geliefde Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe!" Hij, de Parel van grote waarde.
O, hoe zullen we ontvlieden, als we op zulk een Geliefde geen acht geven? Onder de hemel is geen andere naam gegeven om zalig te kunnen worden dan de Naam van deze Geliefde. Dat gaan Gods kinderen verstaan...
Welgelukzalig is de mens die alles buiten deze Geliefde mag verliezen en Hem door genade leert vinden. Zijn werk was het om Vaders wil te volbrengen, om Lam Gods te zijn. En Hij heeft Zich tot een schuldoffer gesteld.
O geliefde lezer, al de liefde des Vaders is in Déze Zoon. De Vader heeft alleen de Zoon lief en wat met Die Zoon is samengevoegd. Niemand kan de liefde des Vaders kennen en aan niemand deelt de Vader Zijn wederliefde mee buiten de Zoon, Zijn Geliefde. Buiten Hem is God een beledigd God, een vertoornd God.
Maar in Hem een genadig een schuldvergevend God. Het welbehagen des Vaders is in de Persoon van Jezus, in Zijn Naam, in Zijn ambten, ja, in Zijn hart. Geef dan acht op dit woord: „Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorp Gods blijft op hem".
Zie dan, verbrijzelden van hart, op het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt, want van dit Lam geldt: „Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde!"

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

De Saambinder | 8 Pagina's

Een Goddelijk getuigenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1986

De Saambinder | 8 Pagina's