Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een opstandingsroep

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een opstandingsroep

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten. Ef. 5 : 14.

„Wat nut u de opstanding van Christus?" Dit is de vraag die de Heidelbergse Catechismus stelt en die ons bij de herdenking van het grote feit der opstanding wordt voorgehouden. Hét antwoord dat hij daarop geeft, luidt o.a.: „dat ook wij door Zijn kracht opgewekt worden tot een nieuw leven". Onze vraag is, jong en oud, bestaat hierin voor u de viering van het Paasfeest? Weet, dat er een zeer nauw verband bestaat tussen de herrijzenis van Jezus uit de dood en het geestelijke leven van Zijn Kerk.
Dit zien we zo duidelijk in hetgeen de apostel Paulus aan de gemeente van Efeze schrijft. Hij richt zich tot de gelovigen van die gemeente, tot hen, die door de prediking van het woord der opstanding van de gekruiste Christus waren verrezen uit het graf der zonden. Dat is een volk dat geroepen wordt om te wandelen als kinderen des lichts, maar dat helaas deze heilige opdracht nog al eens verzaakt.
Dit was ook het geval in de gemeente van Efeze, vandaar dat de apostel de opstandingsroep van Pasen doet horen. „Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat o p uit de doden; en Christus zal over u lichten."
Nee, deze opstandingsroep is geen overbodige opwekking, het is ook geen oproep van een mens. De apostel voert hier de opgestane Christus sprekende in, en hierin beluisteren wij dan ook een goddelijke opdracht. Tot wie komt deze?
De kanttekening geeft ons hier een schone verklaring over: „Zij zegt, deze vermaning gaat ten dele de gelovigen aan die soms in enige algemene zonden slapen; maar ook de ongelovigen die in dezelfde zonden dood zijn".
Deze opstandingsroep gaat dus u aan, die daar nog voort leeft in uw onbekeerde staat, maar ook Gods volk, dat met de dwaze maagden in slaap gevallen is. De toestand van de zondaar wordt in Gods Woord vaak getekend, als iemand die de geestelijke slaap des doods slaapt.
Hoe nodig is het dus dat de mens uit deze doodslaap ontwaakt. Er zijn vele overeenkomsten tussen de natuurlijke slaap en de geestelijke slaap des doods. Laten we er enkele noemen en de Heere geve hieruit lering te mogen trekken.
Iemand die slaapt kan het licht niet aanschouwen omdat zijn ogen gesloten zijn. Hij is onbewust van de werkelijkheid. Is dit ook niet het beeld van de natuurlijke mens? Hij is gelijk aan Simson die, beroofd van het licht van zijn ogen, tast als een blinde. Onbewust van de vreselijke staat waarin hij zich bevindt, slaapt hij als in het opperste van de mast. Slapen in gewone omstandigheden kan een grote zegen zijn, maar slapen wanneer gevaar dreigt kan u het leven kosten.
Iemand die slaapt kan door dromen in een andere wereld verkeren. De arme kan zich rijk wanen, de zieke gezond, de gevangene vrij, maar wat een ontnuchtering wanneer de slapende ontwaakt. Is het zo niet met de onherboren mens? Hij droomt van aards geluk, rijkdom, roem en eer. Hij weet echter niet, dat hij is jammerlijk, ellendig, arm, blind en naakt.
Nee, dit geldt niet alleen de wereldling, maar ook de kerkmens. Hij droomt van een deugdzaam leven, van een barmhartig God, zonder erbij stil te staan, dat God ook rechtvaardig is.
Hij droomt van het burgerschap Israëls, zonder ooit burgerrecht verkregen te hebben. Wee, zulke gerusten te Zion, zij mochten de opstandingsroep ter harte nemen, „ontwaakt, gij, die slaapt".
Een slapende heeft ook geen belangstelling voor hetgeen tégen hem of van hem wordt gezegd. Hij wenst ook niet gestoord te worden in zijn slaap. Moet ook dit niet gezegd worden van de natuurlijke mens? Het heil in Christus interesseert hem niet en de nood van zijn ziel deert hem niet. De consciëntie moge dan bij tijden eens geraakt worden, hij mag in zijn slaap eens gestoord worden, maar hij keert zich om en vervolgt zijn doodslaap.
Nu, zegt ge misschien, wanneer dit zo is, is het dan geen overbodige zaak om deze opstandingsroep te laten horen?
Geliefden, de wereld.spot hiermee, 't verstand weet hier geen raad mee. Gods volk gaat echter verstaan, dat deze oproep volkomen verantwoord is en overeenstemt met Gods wil. Wanneer Ezechiël bij de vallei vol met dorre doodsbeenderen wordt gebracht, en de vraag wordt gesteld: „Zullen deze beenderen weder levend worden", dan zegt hij: „Heere, Gij weet het". Nee, hij zegt niet: „Heere dat kan niet".
Naar onze bevatting moge dit een onmogelijke en dwaze opdracht zijn, en wij zouden misschien liever horen: „Ontwaakt gij die sluimert". We beluisteren hier echter geen menselijke, maar een goddelijke opdracht. Het is de taak van Gods knechten niet om de zondaar met loze kalk te pleisteren, om de mens met rust te laten, maar om de inhoud van deze opstandingsroep in zijn volle breedte en diepte te laten horen. Nee, zij behoeven niet in te staan voor de levendmaking, maar zij zijn wel verantwoordelijk voor de oproep tot levendmaking.
Deze oproep is ook volkomen verantwoord ten opzichte van het recht des Heeren. Zij is gegrond in het goddelijk recht, dewijl dit recht gezegevierd heeft in de hof van Jozef van Arimathea.
Vandaar dat deze oproep ook welmenend is.
Het „voorwaar, voorwaar zeg Ik u, Ik heb geen lust in uwen dood", wordt hierin op een volmaakte wijze beluisterd. Wil het echter zaligmakend zijn, dan zal het door de kracht van Gods Geest tot in het binnenst van het hart moeten doordringen, opdat het kome tot een waarachtig opstaan uit de doden, en tot een geestelijk ontwaken.
Alleen in de weg van ontwaken en opstaan zal de dode zondaar komen tot het ware licht in Christus, ja tot het Licht der lichten, Christus.
Nee, niet door alleen over onze doodstaat te spreken, maar door het machtwoord des Heeren, zullen de doodsbeenderen gaan leven.
Daar verdwijnt de duisternis en gaat het licht op over degenen die gebonden zaten in de schaduw des doods. Daar klinkt de bevrijdende opstandingsroep van Pasen: „Want uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op". (Jes. 60).
Daar gaat de zondaar verstaan, dat zijn gehele leven niet anders is geweest als een wandelen in duisternis. Zijn gehele levensweg wordt een grote puinhoop. Maar dat volk gaat ook iets ervaren, wat Jesaja uitroept: „Het volk dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien".
Tegenover de grootheid van hun duisternis, stelt de Heere nu de grootheid van Zijn licht.
Het: „En Christus zal over u lichten", verdrijft al de duisternis. Nee, de apostel spreekt hier niet alleen over de mogelijkheid van dat wonder, maar over de zekerheid daarvan, en die zekerheid vindt haar oorzaak in de opgestane Paasvorst. Christus, als het Licht der lichten, moest van alle lichten verstoken zijn, opdat de Zijnen niet voor eeuwig de slaap des doods zouden slapen. In die lichtende Christus verandert voor Gods volk bij tijden het gehele leven, de dood en het graf van gedaante. Dan mogen zij wel eens ervaren dat de dood zijn prikkel heeft verloren, en voor eeuwig van zijn macht is beroofd. Dan hoort ge de zondaar somwijlen, aan de rand van het graf staande, met de dichter uitroepen: „Gij hebt het leven mij geschonken: ik ben niet in de kuil gezonken".
Geliefden, moogt ge reeds door Gods genade zeggen tot ontwaking te zijn gekomen, of slaapt ge nog steeds de slaap der zonde?
Ontzettend zal het zijn eenmaal voor eeuwig in duisternis te moeten verkeren. Daar zal Christus nimmer meer over een ziel lichten.
Laat de opstandingsroep van Pasen niet zo over u heen gaan. Weet dat wij allen een keer zullen ontwaken, maar de een tot het eeuwige leven, de ander tot de eeuwige duisternis.
Volk des Heeren, sta veel stil bij 't woord van de apostel: ,,Eertijds waart gij duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere, wandelt als kinderen des lichts". De dagen der duisternis mogen dan vele zijn, maar weet, dat de hof van Jozef Gods Kerk de garantie geeft, dat de inhoud van de opstandingsroep van Pasen predikt: ,,En Christus zal over u lichten".

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1986

De Saambinder | 8 Pagina's

Een opstandingsroep

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 1986

De Saambinder | 8 Pagina's