Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijk leven buiten Christus? (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijk leven buiten Christus? (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is een reeds veel besproken vraagstuk, dat wij nu aan de orde stellen. We zouden het als volgt willen omschrijven. In onze gemeenten (en ook wel daarbuiten) wordt altijd geleerd, dat de wedergeboorte het begin van alle waar geestelijk leven inluidt.
Vóór die wedergeboorte is een mens dood in de zonden en in de misdaden. Wij leren geen „voorbereidingen tot de wedergeboorte", althans niet van 's mensen zijde. Het is dood of leven; een middenweg of tussentoestand is er niet. Dit alles is naar onze mening ook puur schriftuurlijk, en geen verzinsel vanuit onze kringen; men denke aan schriftplaatsen als Johannes 3:3 en Efeze 2:1. Maar nu komt de moeilijkheid waarop ik doelde: er wordt onder ons ook altijd geleerd, dat in de wedergeboorte de zondaar niet met Jezus, maar met God te doen krijgt. In het uur van de levendmaking valt het ontdekkende licht van de Heilige Geest op het Woord Gods, waardoor de zondaar voor de spiegel van Gods Wet en in het blinkend licht van Gods reine deugden wordt gesteld. De diepe breuk, die door de zonde geslagen is tussen onze Schepper en onze ziel, wordt met smart ingeleefd.
De droefheid naar God over de zonde wordt verwekt en een onberouwelijke bekering tot zaligheid gewerkt. De Middelaar is in deze tijd voor zulk een mens een verborgen Persoon.
Tóch... (en hier ligt de kwestie!) wordt onder ons met éven grote kracht altijd geleerd, dat een zondaar die buiten Christus leeft en sterft, voor eeuwig zal verloren gaan. Wie kent de versregels niet: buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf? Men gevoelt het vraagstuk: waar, geestelijk leven begint in de wedergeboorte; buiten Christus is van waar, geestelijk leven geen sprake; in de wedergeboorte kent de zondaar Christus nog niet...
Schuilt hier geen ontzaglijke, nooit op te lossen tegenstrijdigheid?
Men heeft naar twee kanten getracht, de moeilijkheid op te lossen. Laat ik voorafzeggen, dat geen van beide „oplossingen" mij smaakt of schriftuurlijk lijkt, maar dit terzijde. Aan de ene kant zijn er altijd mensen geweest, die de stelling hebben verdedigd, dat het leven der genade pas daar begint, waar een mens de Persoon van de Middelaar in hel geloof leert kennen en omhelzen. Van tijd tot tijd verschijnen er nog steeds vlugschriften of pamfletjes, brochures en boekjes, bij het lezen waarvan ik steeds meer de indruk krijg dat de schrijvers hun pen met azijn in plaats van met inkt hebben gevuld, en waarin pogingen worden aangewend, ettelijke „dwalingen der Gereformeerde Gemeenten" bloot te leggen. Het lust mij niet, namen te noemen; ik acht dat voor de schrijvers te veel eer.
Maar steevast komt in zulke geschriften als vermeende dwaling van onze gemeenten naar voren, dat wij zouden leren, dat er „leven buiten Christus" is, of, erger nog, dat een mens ook buiten de kennis van de Middelaar om wel zalig zou kunnen worden. Veelal tracht men dan met een beroep op oude Engelse Puriteinen of op Theodorus van de Groe aan te tonen, dat genadeleven pas begint met de persoonlijke kennis van de Middelaar; alles wat daarvóór heeft plaatsgevonden, zou clan zijn toe te schrijven aan het algemene werk van de Heilige Geest, dat ook wel in verworpenen wordt aangetroffen. Men citeert hiertoe meestal kwistig, alhoewel selectief, uit Calvijn en oude schrijvers. Ik heb sterk de indruk, dat Alexander Comrie zulke mensen in zijn dagen ook wel eens heeft ontmoet. Hij schrijft althans in zijn verklaring van de zevende Zondag het volgende: „Men zegt... dat alles wat voor 't dadelijk aannemen gaat, op zijn best slechts gewoon werk is, waarmede zij verloren zullen gaan; men leert zulke verslagenen, dat eer zij leven uit Christus ontvangen, zij tot Hem gaan en Hem eerst aannemen moeten en dat zij daardoor het leven en de nieuwe natuur ontvangen; men zegt hun, waarin dat aannemen bestaat en welke gevolgen het heeft. Deze dingen maken grote indrukken op de tedere en bekommerde eerstbeginnenden, dewijl z)j aanvankelijk weten hoe bedriegelijk hun hart is, hoe naar het zou zijn, bedrogen uit te komen en dus verwerpen zij alles, wat zij ondervinden, alsof het maar eigen werk is... Van wie of door wie deze wijze van behandeling zijn eerste oorsprong heeft, als het ware onder de naam van grote tederheid en nauwkeurigheid, onderzoeken wij niet. Ik ben verzekerd, dat het niet uit Gods Woord, Schrift met Schrift vergeleken, oorspronkelijk is, noch ook in vorige tijden geleerd werd van de oprechte leraars en vromen, maar het is van een nieuwe uitvinding." (uitg. 1938, blz. 436,437; de cursiveringen zijn van mij, A.M.). Comrie wordt vervolgens zeer scherp, wanneer hij opmerkt, dat de ervaring hem onder meer geleerd heeft, dat vele kleinen in de genade door dit soort verkeerd onderwijs pijnigers van hun eigen zielen, verdenkers van de zoete beginselen van de werking des Geestes en medearbeiders met de satan (!) worden, zelfs zózeer, dat zij hen, die beter onderwijs willen geven, gaan verdenken van het pleisteren met loze kalk. Hij noemt mensen, die leren dat er geen leven is voor de bewuste omhelzing van de Middelaar „meesterachtige mensen", zonder waarachtige bevinding van de diepten waarin arme en ellendige zielen geraken; die ook „meesterachtig uit de hoogte spreken en niets anders, jaar uit jaar in, weten te spreken als van schuld die zij gemaakt hebben en waarmee zij tot Christus komen en Hem aannemen en daarmede gedaan... "
Dit is duidelijke taal; wij behoeven er niets aan toe te voegen. Nu is er echter ook een gevaar naar de andere zijde. De vraag, of het mogelijk is, wedergeboren te zijn en toch Christus niet te kennen, wordt door anderen opgelost door de kennis van de Middelaar voor te stellen als een groot voorrecht, waartoe slechts sommigen van Gods kinderen zouden geraken in dit leven. De lezer gevoelt: dit is het andere uiterste. Zulke opvattingen worden gevoed door een prediking, waarin veelal de mens centraal staat met zijn ervaringen, uitreddingen en belevenissen. Er zijn helaas in kerkelijk Nederland ook predikanten, die het bestaan, kerkdiensten twee uur te doen duren zonder dat zelfs de Naam van Christus over hun lippen komt. De hoorders worden dan opgebouwd in een „dit toch niet ontkennen mogen" of een „daar toch kennis aan te hebben" zonder dat ooit het heilig recht Gods wordt gepredikt, waarvoor alleen de blanke borggerechtigheid van Christus kan bestaan. Wij merkten reeds op, dat beide genoemde „oplossingen" van ons vraagstuk ons niet kunnen bevredigen: noch die, welke het genadeleven pas doet aanvangen met de bewuste kennis van de Middelaar, nóch die, welke de kennis van Christus beschouwt als een soort geestelijke luxe, zonder welke het ook wel zal gaan.
Het vraagstuk blijft dus nog staan: alle geestelijk leven begint met de wedergeboorte; in de wedergeboorte krijgt de mens met God, niet met de Middelaar te doen; tóch is er geen leven buiten Christus... Ligt hier geen onoplosbare tegenstrijdigheid? Wij dachten van niet. Beide zaken moeten worden gehandhaafd, willen wij tenminste schriftuurlijk blijven. Wij zullen de oplossing, dunkt mij, hierin moeten zoeken, dat wij een scherp onderscheid dienen te maken tussen de inlijving in Christus en de openbaring van Christus. Het is niet voor het eerst, dat deze dingen gezegd worden; toch leert de ervaring, dat het niet overbodig is, ze steeds opnieuw te herhalen. Wat verstaan wij onder de inlijving in Christus? De term is ontleend aan de zevende Zondag van onze Heidelberger.
Daar staat, dat alleen diegenen zalig worden, die Christus door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen. Opmerkelijk is, dat Ursinus en Olevianus hier kennelijk onderscheid maken tussen iets, dat aan de zondaar (lijdelijk) door Gód geschiedt: het ingelijfd wórden enerzijds - en iets, dat dóór de zondaar (actief, dadelijk) wordt gedaan: het aannemen van Christus' weldaden. Duidelijk is ook, dat in Zondag 7 het lijdelijke ingelijfd wórden aan het actieve aannemen vóóraf gaat!
Er kan dus, volgens ons Troostboek, van een aannemen van Christus onzerzijds geen sprake zijn, als er niet de daad Gods van het inlijven in Hem aan vooraf is gegaan. In een volgend artikel hopen we nog wat nader op deze zaken in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1987

De Saambinder | 8 Pagina's

Geestelijk leven buiten Christus? (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1987

De Saambinder | 8 Pagina's